ECLI:NL:RBZWB:2016:5170

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juli 2016
Publicatiedatum
19 augustus 2016
Zaaknummer
C/02/300453 / HA ZA 15-382
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van koopovereenkomsten en betaling van boetes door gemeente aan gedaagde

In deze zaak vordert de gemeente Schouwen-Duiveland nakoming van twee koopovereenkomsten voor de verkoop van percelen grond aan gedaagde. De eerste overeenkomst dateert van 21 juli 2010 en betreft een groenperceel, terwijl de tweede overeenkomst van 15 augustus 2011 een groenstrook betreft. Beide overeenkomsten bevatten bepalingen over de leveringstermijnen en boetes bij niet-nakoming. De gemeente stelt dat de levering van de percelen niet heeft plaatsgevonden, ondanks toezeggingen van gedaagde. Gedaagde beroept zich op een ontbindende voorwaarde, omdat er executoriaal beslag is gelegd op haar roerende zaken. De rechtbank oordeelt dat gedaagde geen beroep kan doen op deze ontbindende voorwaarde, aangezien zij al in verzuim was voordat het beslag werd gelegd. De rechtbank veroordeelt gedaagde tot nakoming van de koopovereenkomsten en wijst de vorderingen van de gemeente grotendeels toe, met uitzondering van de gevorderde dwangsom en buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank matigt wel de boete die gedaagde verschuldigd is, omdat deze in verhouding tot de koopsom buitensporig is. De proceskosten worden toegewezen aan de gemeente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/300453 / HA ZA 15-382
Vonnis van 6 juli 2016
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE SCHOUWEN-DUIVELAND,
zetelende te Zierikzee,
eiseres,
advocaat mr. A. Schreijenberg te Middelburg,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. W.T.J. Schieman te Middelburg.
Partijen zullen hierna de gemeente en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 9 september 2015
  • het proces-verbaal van comparitie van 25 januari 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft twee percelen grond gekocht van de gemeente. De eerste koopovereenkomst dateert van 21 juli 2010 en betreft een groenperceel gelegen achter de woning van [gedaagde] , [adres] , kadastraal bekend [kadasternummer] gedeeltelijk in totaal groot 318 m2 en op de aan die overeenkomst gehechte kadastrale kaart aangeduid met nummer [kadasternummer] . De koopprijs is
€ 18.400,-.
De tweede koopovereenkomst dateert van 15 augustus 2011 en betreft een groenstrook ook gelegen achter haar woning, kadastraal bekend [kadasternummer] gedeeltelijk in totaal groot ca. 15 m2, gearceerd aangeduid op de aan die overeenkomst gehechte kadastrale kaart. De koopprijs daarvan is € 750,-.
2.2.
In de koopovereenkomst van 21 juli 2010 is overeengekomen dat de levering zal plaatsvinden binnen 2 maanden na wijziging van de bestemming van het verkochte in bestemming ‘Tuin’. De procedure tot bestemmingswijziging is op 29 juni 2010 afgerond. In de koopovereenkomst van 15 augustus 2011 is overeengekomen dat binnen 2 maanden zal worden geleverd, dus uiterlijk 15 oktober 2011.
2.3.
In beide koopovereenkomsten is een boetebepaling opgenomen inhoudende een boete van 10 % van de koopsom bij toerekenbaar niet nakomen en 0,25 % per dag met een minimum van € 25,- dat het verzuim voortduurt.
Verder is in beide koopovereenkomsten een ontbindende voorwaarde overeengekomen die [gedaagde] het recht geeft de overeenkomsten te ontbinden onder meer als voor de datum van ondertekening van de notariële akte van levering executoriaal beslag op haar roerende zaken wordt gelegd.

3.Het geschil

3.1.
De gemeente vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] veroordeelt tot
nakoming van de beide koopovereenkomsten, dat wil zeggen medewerking verleent aan het passeren van de akte tegen gelijktijdige betaling aan de gemeente van
€ 15.250,- op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- voor iedere dag dat nakoming uitblijft met een maximum van € 25.000,-;
a. betaling van de onmiddellijk opeisbare boete van € 1.840,- ex art. 12.2 van de koopovereenkomst van 21 juli 2010;
b. betaling van de onmiddellijk opeisbare boete van € 75,- ex art. 12.2 van de koopovereenkomst van 15 augustus 2011;
3. betaling van een boete van € 71,- per dag vanaf 1 februari 2013;
4. betaling van de buitengerechtelijke incassokosten conform de geldende staffel;
5. betaling van de wettelijke rente over de onder 1. tot en met 4. gevorderde bedragen;
6. betaling van de proceskosten.
3.2.
De gemeente stelt dat ingevolge de koopovereenkomsten en gelet op de datum van bestemmingswijziging, de percelen grond op 29 augustus 2010 respectievelijk 15 oktober 2011 geleverd hadden moeten zijn. Aangezien partijen hadden afgesproken beide percelen tegelijk te leveren, geldt als uiterste leveringsdatum 15 oktober 2011. Ondanks verschillende toezeggingen van [gedaagde] aan de levering mee te werken en verschillende afspraken voor het passeren van de leveringsakte bij de notaris, heeft levering niet plaatsgevonden. De gemeente heeft [gedaagde] bij brief van 22 januari 2013 in gebreke gesteld en haar er op 15 februari 2013 op gewezen dat zij in verzuim was en de overeengekomen boete was verschuldigd. Omdat reactie uitbleef heeft de gemeente op 25 april 2013 rechtsmaatregelen aangekondigd. Daarna is overleg geweest tussen partijen en heeft [gedaagde] op grond van een afgesproken betalingsregeling in totaal € 3.900,- betaald, zodat nog € 15.250,- open staat. Omdat [gedaagde] de betaling is gestopt en de percelen niet zijn geleverd, vordert de gemeente thans nakoming van de koopovereenkomsten, alsmede de op grond van die overeenkomsten verschuldigde boetes. Geen van de door [gedaagde] opgevoerde redenen voor niet-nakoming leveren overmacht op. Zowel eventuele ziekte als betalingsonmacht zijn omstandigheden die voor haar risico komen.
3.3.
[gedaagde] beroept zich op de ontbindende voorwaarde in de koopovereenkomsten, omdat de belastingdienst op 2 oktober 2014 executoriaal beslag heeft gelegd op haar roerende zaken. Daarmee is zij ontslagen van haar verplichting uit deze overeenkomsten, waaronder de betaling van boetes.
Subsidiair voert zij aan dat zij heeft aangeboden de overeenkomst van augustus 2011 na te komen, maar dat de gemeente dat heeft geweigerd. Dat stond de gemeente niet vrij, zodat zij in schuldeisersverzuim is komen te verkeren. [gedaagde] stelt dat zij dan geen boetes verschuldigd kan zijn.
Meer subsidiair beroept zij zich op matiging van de boetes, omdat deze in verhouding tot de koopsom buitensporig zijn en de gemeente geen schade heeft geleden.
[gedaagde] betwist dat de gemeente buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt. Een dwangsom kan niet worden opgelegd, omdat nakoming in feite een verplichting tot betaling inhoudt. Bovendien is het een onwenselijke opeenstapeling van (financiële) dwangmiddelen.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] kan geen beroep doen op de ontbindende voorwaarde, omdat zij al voor het moment van beslaglegging door de belastingdienst met nakoming van de koopovereenkomsten in verzuim was. Zij had de percelen uiterlijk op 15 oktober 2011 moeten afnemen. De gemeente heeft onweersproken gesteld dat meermalen afspraken bij de notaris zijn gemaakt en [gedaagde] die steeds op het laatste moment afzei. Uiteindelijk is zij op 22 januari 2013 in gebreke gesteld. Zij kan dan niet op grond van een op 2 oktober 2014 gelegd beslag de ontbindende voorwaarde inroepen.
4.2.
Ter comparitie heeft de gemeente betwist dat [gedaagde] ooit heeft aangeboden alvast het kleinste perceel af te nemen en toegelicht dat dat ook onacceptabel zou zijn voor de gemeente, omdat zij dan geen toegang meer zou hebben tot het grotere perceel dat ook door [gedaagde] is gekocht, maar nog niet was of zou worden afgenomen. Daarop is [gedaagde] niet meer teruggekomen. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan haar subsidiaire stelling dat de gemeente in schuldeisersverzuim is komen te verkeren.
4.3.
[gedaagde] zal worden veroordeeld tot nakoming van de koopovereenkomsten. De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen. Op grond van de wet kan geen dwangsom worden opgelegd om een veroordeling tot betaling van een geldsom af te dwingen. De veroordeling tot nakoming van de koopovereenkomsten houdt voor [gedaagde] in feite een veroordeling tot betaling van de (restant)koopsom in, dus een geldsom.
4.4.
Voor matiging van de boetes ad € 1.840,- en € 75,- is geen aanleiding. [gedaagde] is haar verplichtingen uit de koopovereenkomsten, ondanks aanmaningen, toezeggingen tot betaling en uiteindelijk sommatie niet nagekomen. Voor het verbeuren van de boetes is niet vereist dat de gemeente schade heeft geleden doordat [gedaagde] niet is nagekomen.
4.5.
De rechtbank ziet wel aanleiding de gevorderde boete van € 71,- per dag te matigen. Deze boete (dat wil zeggen: € 46,- op grond van de overeenkomst van 21 juli 2010 en € 25,- op grond van de overeenkomst van 15 augustus 2011) is ten gevolge van het feit dat zij gevorderd wordt vanaf 1 februari 2013 – datum verzuim –, terwijl de gemeente [gedaagde] pas twee jaren later in rechte betrekt, uitgegroeid tot een zodanig hoog bedrag dat zij niet meer in verhouding staat tot de koopsommen. De gemeente had het in haar macht nakoming van de koopovereenkomsten eerder af te dwingen. De rechtbank zal daarom deze boete matigen tot € 2.130,- (30 dagen x € 71,-).
4.6.
De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen, nu gesteld noch gebleken is dat de gemeente dergelijke kosten heeft gemaakt.
4.7.
De gevorderde wettelijke rente zal als onweersproken worden toegewezen.
4.8.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten van de gemeente worden tot dusver begroot op:
  • griffierecht € 1.909,00
  • kosten dagvaardingsexploot € 96,16
  • salaris advocaat
totaal € 3.163,16

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot nakoming van de koopovereenkomsten d.d. 21 juli 2010 en 15 augustus 2011, in die zin dat zij haar medewerking verleent aan het passeren van de akte tegen gelijktijdige betaling aan de gemeente van € 15.250,-;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan de gemeente van de wettelijke rente over € 19.150,- gedurende de periode 15 oktober 2011 tot 22 oktober 2013 en over
€ 15.250,- vanaf 22 oktober 2013 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan de gemeente van € 1.915,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover met ingang van 1 februari 2013 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan de gemeente van € 2.130,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover met ingang van 1 februari 2013 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan de gemeente van de proceskosten ad
€ 3.163,16;
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2016.