ECLI:NL:RBZWB:2016:5169

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juli 2016
Publicatiedatum
19 augustus 2016
Zaaknummer
C/02/266721 / HA ZA 13-533
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongerechtvaardigde verrijking en verbouwing van een vakantiewoning met instemming van de eigenaren

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juli 2016 uitspraak gedaan in een civiele procedure over ongerechtvaardigde verrijking. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A.D. Blaauw, voerde werkzaamheden uit aan een vakantiewoning die eigendom was van de gedaagden, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A.A. Maat. De eiser stelde dat hij met instemming van de gedaagden de renovatie van de woning had uitgevoerd, maar de gedaagden betwistten dit. De rechtbank heeft in haar vonnis de getuigenverklaringen van verschillende partijen en getuigen in overweging genomen. De rechtbank concludeerde dat de werkzaamheden aan de woning niet als ongerechtvaardigde verrijking konden worden aangemerkt, omdat de gedaagden niet voldoende op de hoogte waren van de verbouwingen die door de eiser waren uitgevoerd. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiser afgewezen, met uitzondering van de verklaring dat bepaalde goederen aan de eiser toebehoren. De proceskosten werden gecompenseerd tussen de eiser en de gedaagde vrouw, terwijl de eiser werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden sub 2 en 3. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/266721 / HA ZA 13-533
Vonnis van 6 juli 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. R.A.D. Blaauw te Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. R.A.A. Maat te Goes.
Eiser zal hierna de man worden genoemd.
Gedaagde sub 1 zal afzonderlijk worden aangeduid als de vrouw. Gedaagden sub 2 en 3 zullen samen worden aangeduid als [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] .
Alle gedaagden gezamenlijk worden aangeduid met [gedaagden]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 9 april 2014
  • de akte van [gedaagden] van 7 mei 2014 waarbij producties in het geding zijn gebracht
  • de antwoordakte van de man van 21 mei 2014 waarbij één productie in het geding is gebracht
  • de akte van [gedaagden] van 4 juni 2014 waarin op die akte is gereageerd
  • het vonnis van 19 november 2014 waarin het geschil over de waarde van de auto en het door de vrouw aan de man te betalen bedrag is beslist
  • de akte van [gedaagden] van 7 oktober 2015 waarbij zes producties in het geding zijn gebracht
  • de processen-verbaal van getuigenverhoor van 15 oktober 2014, 14 januari 2015 en 9 september 2015
  • de conclusie na getuigenverhoor van 7 oktober 2015 van de man
  • de antwoordconclusie na getuigenverhoor van 4 november 2015 van [gedaagden]
  • de akte overlegging producties van 18 november 2015 van de man
  • de antwoordakte, tevens akte overlegging producties van 23 december 2015 van [gedaagden]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank verwijst naar haar vonnis van 9 april 2014. De rechtbank heeft in dat vonnis de man toegelaten te bewijzen dat de renovatie van de recreatiewoning is geschied met “medeweten en instemming van de ouders van de vrouw”.
2.2.
De rechtbank zal hieronder eerst de belangrijkste passages van de getuigenverklaringen weergeven.
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij weet dat de woning van de ouders van de vrouw een lekkend dak had. In aanwezigheid van hem en zijn vrouw is door [eiser] (Rb.: de man), [gedaagde] (Rb.: de vrouw) en haar moeder mevrouw [gedaagde sub 2] over de vernieuwing van het dak gesproken. Hij verklaart ook dat in een later stadium aan de vakantiewoning is gewerkt, dat [eiser] toezicht hield en dat [gedaagde] in het begin van de verbouwing regelmatig aanwezig was.
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij een aantal offertes heeft uitgebracht voor de renovatie van de vakantiewoning. De eerste keer is hij samen met [eiser] naar de vakantiewoning gegaan. Het zou gaan om een daklekkage. [eiser] had contact met hem opgenomen. De getuige heeft geconstateerd dat het huisje vol schimmel zat, dat het dak lekte en dat er veel achterstallig onderhoud was.
De getuige heeft [gedaagde] éénmaal gezien en haar moeder pas ten tijde van het getuigenverhoor.
De man, [eiser] , heeft als getuige ook een verklaring afgelegd. Zijn verklaring kan., omdat hij partijgetuige is, geen bewijs in zijn voordeel opleveren tenzij de verklaring onvolledig bewijs aanvult.
Hij is destijds met [gedaagde] en haar moeder naar het huisje in [plaatsnaam] gereden. Het huisje had last van lekkages en wel zodanig dat verrotting van het houtwerk was opgetreden. Later is hij met [K] die op een advertentie op werkspot had gereageerd, naar het vakantiehuisje gegaan met [gedaagde] , haar moeder, een collega van [K] en hijzelf. Volgens zijn verklaring is de moeder van [gedaagde] van het hele proces op de hoogte geweest. Moeder en dochter hadden dagelijks contact met elkaar.
De offerte van [K] was te duur en toen heeft [gedaagde] voor een tweede maal een advertentie geplaatst. Hijzelf, [gedaagde] en [getuige 5] hebben daarna de woning bezocht. [gedaagde] heeft over de prijs onderhandeld en deze teruggebracht naar €25.000,-. Uiteindelijk is de prijs het dubbele geworden.
De getuige [getuige 3] die in het vakantiepark een woning tegenover de woning van gedaagden 2 en 3 bezit, heeft verklaard niets te weten over afspraken tussen [eiser] en de familie [gedaagde sub 2] . Hij heeft gezien dat de aannemer op een maandag in de middag is gekomen en daar heeft gesproken met mevrouw [gedaagde sub 2] senior. Daar was [eiser] niet bij. Tijdens de werkzaamheden heeft hij [eiser] wel veel gezien, de dames [gedaagde sub 2] heeft hij maar zo af en toe gezien. Hij heeft gezien dat [eiser] af en toe in de woning sliep, of [gedaagde] [gedaagde sub 2] daar heeft geslapen wist hij niet.
De getuige [getuige 4] heeft eind 2011, begin 2012 aan de vakantiewoning gewerkt. Hij heeft mevrouw [gedaagde sub 2] senior nooit gezien of gesproken, wel haar dochter. Met haar heeft hij telefonisch gesproken over het al dan niet aanbrengen van tegelwerk boven de schouw en in een ander gesprek over het tegelwerk in de badkamer.
Gedaagde [gedaagde sub 3] is als partij-getuige gehoord. Zij verklaart dat zij in 2010 met [eiser] en [gedaagde] naar het huis in [plaatsnaam] is gereden. Daar hebben zij geconstateerd dat er een flinke lekkage was. Het dak lekte. Aan de binnenkant waren gipsplaten naar beneden gezakt en er was water op de grond gekomen. [eiser] heeft gezegd dat hij die lekkage wel zou regelen voor haar. Zij heeft hem de sleutels van het huis gegeven. Zij verklaart niet op de hoogte te zijn gehouden door [eiser] of haar dochter van de werkzaamheden aan de woning.
Zij heeft weersproken wat de getuige [getuige 3] heeft verklaard over een gesprek tussen haar en de aannemer.
De getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij de woning in [plaatsnaam] heeft bezocht met [eiser] en [gedaagde] . Hij weet zeker dat [gedaagde] heeft meegekregen dat het dak en de vloer gerepareerd moesten worden. De vloer omschrijft hij als voor de helft rot. Hij heeft toen met [eiser] besproken dat de woning moest worden uitgebreid en een nieuwe indeling moest krijgen. Hij is er niet zeker van dat [gedaagde] dit ook heeft meegekregen. Na dit eerste contact heeft hij alleen nog met [eiser] gesproken. Eerst op 29 november 2013 heeft hij met [gedaagde] gesproken. Van dat gesprek heeft [gedaagde] en verslag gemaakt (prod. 76 c.v.a.). Met mevrouw [gedaagde sub 2] senior of haar man heeft hij nooit gesproken.
Gedaagde [gedaagde] [gedaagde sub 2] verklaart dat zij in de zomer van 2010 met haar moeder en [eiser] in [plaatsnaam] is geweest. Zij hebben toen geconstateerd dat er sprake was van een lekkage van het dak. Terug in Scharendijke heeft [eiser] tegen haar moeder gezegd dat hij het dak zou repareren en zij heeft gezien dat haar moeder hem de sleutel heeft gegeven. Het gesprek met een zekere [K] ging over de reparatie van het dak. Zij is aanwezig geweest bij een gesprek tussen [eiser] en [getuige 5] . Dat gesprek vond plaats bij de woning in [plaatsnaam] . Zij hebben met zijn drieën rond de woning gelopen en binnen gestaan. Het gesprek is geëindigd met de mededeling van [getuige 5] dat wij nog van hem zouden horen. Er is toen niet gesproken over veranderingen aan de woning. Zij heeft voor het eerste geconstateerd dat er veranderingen aan de woning zijn aangebracht toen zij met haar moeder in [plaatsnaam] was en de sloten verwisseld waren. Zij verklaart verder niet op de hoogte te zijn geweest van de stand van zaken met betrekking tot de woning in [plaatsnaam] . Zij verklaart verder met haar moeder niet over het huis in [plaatsnaam] gesproken te hebben.
Zij heeft verklaard de heer [getuige 4] niet te kennen en dat zijn verklaring over een gesprek met haar over de tegels boven de haard niet klopt. Volgens haar is ook de verklaring van [getuige 1] niet juist dat zij in het begin regelmatig aanwezig was en later af en toe.
In contra-enquête is de heer [getuige 6] gehoord. Hij kent partijen. Hij heeft verklaard dat hij het onderhoud van de woning deed vanaf eind jaren 80. Op verzoek van [eiser] heeft hij een offerte opgesteld voor de renovatie van de recreatiewoning. Over de offerte heeft hij geen contact gehad met de dames [gedaagde sub 2] . Hij heeft het werk niet gekregen. Verder heeft hij later op verzoek van [gedaagde] gecontroleerd of alles volgens de Belgische regels was aangelegd.
2.3.
De man stelt dat hij is geslaagd in het bewijs. De verbouwing is niet opgedrongen en de moeder die een hechte relatie met haar dochter onderhield, wist ervan. [gedaagden] stellen het tegenovergestelde. Zij verwijzen naar de bewijsopdracht en [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] stellen dat onderscheiden moet worden tussen de kennis die aanwezig was bij hun dochter en bij hen.
2.4.
[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zijn eigenaar van de vakantiewoning in [plaatsnaam] , België. Uit de verklaringen van de getuigen in samenhang met de overgelegde stukken bezien komt het volgende naar voren.
De vakantiewoning had een lekkend dak met als gevolg vochtproblemen. De man is met de vrouw en haar moeder naar de vakantiewoning geweest en zij hebben dat geconstateerd. Vervolgens heeft de man op zich genomen voor herstel te zorgen. Dat is met instemming van [gedaagde sub 3] gebeurd. Zij heeft hem ook de sleutel gegeven.
Voor dit deel is de man geslaagd het bewijs te leveren. Door het wegnemen van de oorzaak van de lekkage en het herstel van de gevolgen ervan is er voor [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] een besparing ontstaan die als verrijking geldt. Deze verrijking is niet opgedrongen.
Dit oordeel leidt nog niet tot de conclusie dat de man recht heeft op vergoeding van gemaakte kosten. Hij heeft zelf aangeboden voor het herstel van de lekkage te zorgen. Het is gesteld noch gebleken dat verder over die kosten is gesproken. [gedaagden] behoefden dan ook niet te verwachten achteraf met kosten geconfronteerd te worden. De man heeft met zijn aanbod op zich genomen de kosten te betalen en dat geeft, ondanks dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] erbij gebaat zijn, geen recht op terugbetaling, ook niet als het met hun instemming is gebeurd. Voor dit onderdeel wordt zijn vordering dan ook afgewezen.
2.5.
De man heeft vervolgens een volledige verbouwing van de vakantiewoning doen uitvoeren. Het is niet komen vast te staan dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hiervan afwisten. Het is niet voldoende dat moeder en dochter goede contacten onderhielden zoals de man heeft verklaard. Over de inhoud van die contacten is niets bekend. Het is daarbij van belang dat ook niet is komen vast te staan dat de dochter van alle veranderingen afwist. Die verbouwingen heeft hij voor eigen rekening en risico gedaan en gelden als opgedrongen verrijking, zodat zijn daarop betrekking hebbende vordering op die grond wordt afgewezen.
2.6.
De rechtbank heeft in haar vonnis van 9 april 2014 overwogen dat de vordering van de man sub 2 zal worden afgewezen.
De rechtbank zal de sub 3 gevorderde buitengerechtelijke kosten afwijzen. Gesteld noch gebleken is dat er meer kosten zijn gemaakt dan de gebruikelijke kosten ter voorbereiding van een geding en die kosten vallen onder een mogelijke proceskostenveroordeling.
De vordering sub 4 is afgedaan in het vonnis van de rechtbank van 19 november 2014 voor wat betreft de auto.
De rechtbank zal voor recht verklaren dat de in de dagvaarding sub 34 en/of 35 genoemde goederen - de in beslag genomen goederen - aan de man toebehoren zoals reeds in de conclusie van antwoord erkend en verder tijdens de comparitie van partijen op 17 februari 2014 is overeengekomen. Voor zover nodig zal zij de afgifte bevelen.
De camper is reeds in het bezit van de man zodat de rechtbank daarover geen beslissing meer behoeft te nemen. De vordering wordt geacht met dit onderdeel verminderd te zijn.
Gelet op het vonnis van 9 april 2014 vallen onder de afgifte niet de laptop en de sieraden, maar wel de soundbar.
2.7.
De rechtbank zal de proceskosten tussen de man en de vrouw compenseren gelet op hun vroegere relatie.
In het geschil tussen [eiser] en anderzijds [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] wordt [eiser] veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van deze gedaagden gevallen. Omdat het verweer is gevoerd door dezelfde advocaat als die van de vrouw en de verweren deels samenlopen, zal de rechtbank de helft van de advocaatkosten toewijzen. De kosten worden begroot als volgt:
griffierechten € 75,-
advocaatkosten € 894,- x 4 (c.v.antwoord, comparitie, enquêtes en contra enquêtes) : 2 =
€ 1.788,-.
3. De beslissing
De rechtbank
verklaart voor recht dat de goederen genoemd in de dagvaarding onder randnummer 34 en/of 35 (de in beslag genomen goederen), waarvan de eigendom in de conclusie van antwoord is erkend en voor zover tijdens de comparitie overeengekomen, toebehoren aan [eiser] met inbegrip van de soundbar en met uitsluiting van de sieraden en de laptop;
beveelt [gedaagde] [gedaagde sub 2] om deze goederen van [eiser] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan hem af te geven;
compenseert de proceskosten tussen [eiser] en [gedaagde] [gedaagde sub 2] zo dat ieder de eigen kosten draagt;
wijst de vorderingen van [eiser] jegens [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten tot op deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] gevallen en in deze begroot op € 1.863,-;
verklaart dit vonnis voor zover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2016