ECLI:NL:RBZWB:2016:4938

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 augustus 2016
Publicatiedatum
5 augustus 2016
Zaaknummer
C/02/300745 / HA ZA 15-398
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van curator in faillissement van besloten vennootschap op bestuurder wegens onrechtvaardigde verrijking

In deze zaak vorderde de curator, mr. Folkert Tjerk Hiemstra, in het faillissement van Zuid-West Projecten B.V. (ZWP) betaling van een bedrag van € 82.354,69 van de gedaagde, die als feitelijk bestuurder van ZWP werd beschouwd. De curator stelde dat de gedaagde een privéschuld aan een derde, [naam X], had laten betalen door ZWP, wat leidde tot onrechtvaardigde verrijking van de gedaagde en verarming van ZWP. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde inderdaad feitelijk bestuurder was en dat de betalingen aan [naam X] door ZWP onterecht waren gedaan, aangezien deze betalingen de privéschuld van de gedaagde betroffen. De rechtbank wees de vordering van de curator toe, inclusief wettelijke rente, maar wees de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten af omdat deze niet voldoende waren onderbouwd. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, de proceskosten en beslagkosten. De uitspraak werd gedaan op 3 augustus 2016 door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/300745 / HA ZA 15-398
Vonnis van 3 augustus 2016
in de zaak van
MR. FOLKERT TJERK HIEMSTRA,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Zuid-West Projecten B.V.,
gevestigd te Middelburg,
eiser,
advocaat mr. M. Schroevers te Middelburg,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. J. Boogaard te Middelburg.
Partijen zullen hierna de curator en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 9 september 2015
  • het proces-verbaal van comparitie van 22 april 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Zuid-West Projecten B.V. (verder: ZWP), voorheen handelend onder de naam SLN projecten B.V., is op 1 juli 2014 failliet verklaard met benoeming van eiser tot curator.
2.2.
Van ZWP was SLN Beheer Projecten B.V. de enig aandeelhouder/bestuurder. [gedaagde] is een van de twee (indirect) aandeelhouders van SLN Beheer Projecten B.V.
2.3.
In de jaarstukken van ZWP staat een vordering opgenomen onder vermelding van ‘vordering [naam X] ’ ten bedrage van € 70.000,-. [naam X] was curator in het faillissement van SLN Consulting en Contracting B.V., waarvan [gedaagde] bestuurder was. In dat faillissement heeft [naam X] q.q. een vordering tegen [gedaagde] in privé ingesteld. Ter gelegenheid van de comparitie in die procedure bij deze rechtbank (zaak/rolnr. 72493/HAZA 10-136) is op 11 oktober 2010 een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin [gedaagde] zich jegens [naam X] q.q. heeft verplicht tot betaling van € 70.000,-.
2.4.
Op afschriften van de bankrekening van ZWP van 2010 staan onder meer de volgende betalingen:
‘ 29-10 [naam X] € 25.000,00 AF
72493/HAZA 10-136
Inz. SLN/D. [gedaagde]
14-11 [naam X] € 25.000,00 AF
termijn 2 inzake SLN
72493/Haza 10-136
21-11 [naam X] € 20.000,00 AF
termijn 3 inz. 72493/HAZA 10-136’
2.5.
De curator heeft na verkregen verlof van de voorzieningenrechter conservatoir derdenbeslag gelegd ten laste van [gedaagde] .

3.Het geschil

3.1.
De curator vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan hem van € 82.354,69, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 5 juni 2015 en de proceskosten, de beslagkosten daaronder begrepen.
[gedaagde] was feitelijk bestuurder van ZWP. Uit de administratie van ZWP blijkt dat [gedaagde] het bedrag van € 70.000,- dat hij in privé verschuldigd was aan [naam X] q.q. door (en ten laste van) ZWP heeft laten betalen. In de boekhouding van ZWP heeft hij vervolgens opgenomen of doen opnemen dat het een vordering van [naam X] op ZWP betrof. Bij aanvang van het faillissement heeft [gedaagde] tegen de curator gezegd dat ZWP dat bedrag ten onrechte had betaald en een vordering op [naam X] q.q. had. Hij heeft daarbij niet vermeld dat het de betaling van een schuld van hemzelf aan [naam X] q.q. betrof. [gedaagde] is door de betaling van zijn schuld aan [naam X] q.q. door ZWP ongerechtvaardigd verrijkt en ZWP is verarmd. Zij heeft zonder grondslag en ten koste van verhaalsmogelijkheden voor de schuldeisers betaald. [gedaagde] heeft ook onrechtmatig jegens de schuldeisers van ZWP gehandeld door zijn privéschuld ten laste van ZWP te laten komen. De curator vordert het bedrag van € 70.000,- vermeerderd met de wettelijke rente – tot 5 juni 2015 berekend op
€ 10.539,69 – en buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.815,-.
3.2.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij betwist dat hij (feitelijk) bestuurder was van ZWP en dat ZWP een vordering op hem heeft. Van ongerechtvaardigde verrijking is geen sprake. ZWP is niet verarmd, maar had een eigen belang bij de betaling aan [naam X] . ZWP verkreeg daardoor de beschikking over een Ferrari. Die Ferrari is door de curator verkocht en de opbrengst, die meer bedroeg dan € 70.000,-, is aangewend voor betaling van de schuld van ZWP aan de Rabobank. [gedaagde] is niet verantwoordelijk voor de administratie van ZWP. De administratie werd door de externe accountant verzorgd. [gedaagde] heeft geen onrechtmatige handeling verricht. Het beslag heeft geen doel getroffen; de kosten van beslaglegging moeten voor rekening van de curator blijven. [gedaagde] betwist wettelijke rente en/of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd te zijn.

4.De beoordeling

4.1.
Tegenover de gemotiveerde stelling dat [gedaagde] feitelijk (mede) bestuurder was van ZWP heeft [gedaagde] onvoldoende aangevoerd. [gedaagde] was bovendien indirect aandeelhouder van ZWP. De curator heeft verder onvoldoende weersproken gesteld dat de taak van [gedaagde] binnen ZWP het voeren van de administratie was en dat het in zijn macht lag de betalingen als hierboven vermeld onder r.o. 2.4. zelf uit te voeren dan wel uit te laten voeren. De rechtbank gaat hierbij voorbij aan de niet nader onderbouwde, maar wel gemotiveerd betwiste, stelling van [gedaagde] dat de externe accountant de administratie van ZWP deed. Voor zover deze accountant de administratie al voerde, zou hij dat overigens pas na instructie van ZWP, dus feitelijk gezien de taakverdeling binnen ZWP door [gedaagde] , kunnen doen.
De betalingen, vermeld onder r.o. 2.4, zijn rechtstreeks te herleiden tot de vaststellingsovereenkomst die [gedaagde] had gesloten met [naam X] q.q. Bij de betalingen zijn het zaak- en rolnummer van de procedure ter beëindiging waarvan die overeenkomst werd gesloten vermeld, alsmede de naam ‘ [gedaagde] ’.
Hiermee staat voldoende vast dat ZWP de vordering van [naam X] q.q. op [gedaagde] in privé heeft betaald en dat die betaling door [gedaagde] zelf is bewerkstelligd.
4.2.
Door deze betaling is [gedaagde] verrijkt. Zijn privéschuld is daarmee voldaan. Daar tegenover staat dat ZWP door de betaling is verarmd. Voor de verrijking van [gedaagde] was geen rechtvaardiging. Een grondslag daarvoor ontbreekt. De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van [gedaagde] dat ZWP een eigen belang had bij de betaling. [naam X] had weliswaar beslag laten leggen op een Ferrari en ten gevolge van de betaling werd dat beslag opgeheven, maar de Ferrari behoorde op dat moment niet aan ZWP in eigendom toe en vloeide dus ook niet – zoals [gedaagde] lijkt te willen betogen – terug in het vermogen van ZWP. Als ZWP eigenaar van de Ferrari was ten tijde van de beslaglegging, had het beslag dat ten laste van [gedaagde] werd gelegd, geen doel getroffen. Daarbij komt dat uit de overgelegde jaarstukken van ZWP blijkt dat zij pas in 2014 eigenaar is geworden van Ferrari’s. De curator heeft ter comparitie toegelicht dat [gedaagde] in dat jaar zijn Ferrari(’s) in overleg met de accountant van ZWP aan ZWP in eigendom heeft overgedragen, omdat hij teveel dividend en managementvergoeding had ontvangen. Deze toelichting is door [gedaagde] onvoldoende weersproken.
4.3.
De vordering van de curator ad € 70.000,- zal op grond van het bovenstaande worden toegewezen, evenals de niet voldoende weersproken wettelijke rente daarover. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen, nu gesteld noch gebleken is welke werkzaamheden daarvoor zijn verricht.
4.4.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Ook de beslagkosten komen voor zijn rekening. Voor zover de beslagen geen doel hebben getroffen is dat niet een omstandigheid die aan de curator kan worden tegengeworpen. De kosten van de curator worden tot dusver begroot op:
  • griffierecht € 613,-
  • betekening dagvaarding € 77,84
  • deurwaarder ivm beslag € 855,59
  • salaris advocaat
totaal € 4.228,43
De vordering tot betaling van de nakosten is niet weersproken en zal eveneens worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan de curator van € 80.539,69, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 5 juni 2015;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan de curator van de proceskosten, de beslagkosten daaronder begrepen, ad € 4.228,43, alsmede € 131,00 aan nakosten, te vermeerderen met € 68,00 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2016.