6.2Voor zover de conclusie zou zijn dat de aangeboden werkzaamheden op medische gronden passend zijn voor eiseres overweegt de rechtbank het volgende.
Het UWV heeft in haar brief van 20 juli 2016 gesteld dat de arbeidskundige grondslag is gebaseerd op artikel 9, aanhef en onder i, van het Schattingsbesluit. Dit artikel bepaalt dat
bij bepaling van hetgeen betrokkene nog met arbeid kan verdienen, voor de toepassing van onderdeel h onder arbeid die feitelijk wordt verricht, mede wordt verstaan arbeid die na het intreden van de arbeidsongeschiktheid feitelijk is verricht en waartoe de betrokkene met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
Ingevolge artikel 9, aanhef en onder h, van het Schattingsbesluit kan de schatting plaatsvinden op arbeid die feitelijk werd verricht, mits dit leidt tot een lagere mate van arbeidsongeschiktheid dan de met toepassing van onderdeel a en artikel 10 vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid.
De rechtbank stelt vast dat het UWV bij de schatting is uitgegaan van de loonwaarde van de aangeboden werkzaamheden op basis van fulltime werkzaamheden. Eiseres is echter niet volledig in het aangepaste werk begonnen. Dit staat ook niet ter discussie.
Nu artikel 9, aanhef en onder h, van het Schattingsbesluit als voorwaarde stelt dat het om feitelijk verrichte arbeid moet gaan, is de rechtbank van oordeel dat het UWV niet heeft mogen uitgaan van de loonwaarde bij fulltime werken, nu eiseres niet feitelijk fulltime heeft gewerkt. Bij de praktische schatting zal het UWV moeten uitgaan van de loonwaarde die eiseres daadwerkelijk heeft gerealiseerd. Het bestreden besluit komt om deze reden voor vernietiging in aanmerking.
7. Gelet op hetgeen onder punt 6.2 is overwogen, zal het beroep gegrond worden verklaard en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Het UWV zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank kan niet zelf in de zaak voorzien omdat nog een nader medische onderbouwing moet worden gegeven en de bezwaararbeidsdeskundige nog zal moeten uitzoeken wat de loonwaarde van de door eiseres verrichte werkzaamheden was. Tevens is het niet uitgesloten dat ook nog een theoretische schatting zal moeten plaatsvinden. Gelet hierop ziet de rechtbank ook geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden.
8. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed. De rechtbank zal het UWV veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496, en wegingsfactor 1). Tevens zal de rechtbank het UWV veroordelen tot het betalen van de reiskosten van eiseres op basis van openbaar vervoer 2e klasse, tot een bedrag van € 13,76.
9. Voor toewijzing van de door eiseres verzochte schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente bestaat nu geen aanleiding nu nog niet vaststaat dat eiseres voor vergoeding in aanmerking komende schade heeft geleden.