Uitspraak
-samengevat- dat sprake is van een waardedaling van de [adres1+2] als gevolg van het bestemmingsplan Princenhage Haagpoort van € 50.000,-. De waardedaling is toe te rekenen aan het ontbreken van een positieve woonbestemming voor het gedeelte op de eerste verdieping van het pand aan de [adres2] en het niet meer kunnen splitsen van het perceel, als gevolg waarvan het pand aan de [adres2] niet meer als een apart object kan worden verkocht.
- de kosten voor deze planologische medewerking komen voor rekening van de gemeente Breda;
- in geval compensatie in natura niet mogelijk is om redenen, gelegen buiten de macht van eiser en/of zijn rechtsopvolger, zal het college alsnog overgaan tot betaling van een tegemoetkoming in schade, te weten € 50.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente over de periode van 19 november 2014 tot de dag van uitbetaling van de tegemoetkoming.
2.Vergewisplicht
3.Planologisch nadeel en schade
4.Actieve risico-aanvaarding
5.Passieve risico-aanvaarding
9 februari 2011 van de “Stedelijke Programmering 2020, Koers gezet” van bewust had moeten zijn dat de gemeente Breda voornemens was een aantal potentiële bouwlocaties te laten vervallen. In dit stuk is echter slechts vermeld dat er sprake is van een overprogrammering van woningen en dat er wordt ingezet op ombuiging van bestaande plannen. Naar het oordeel de rechtbank is dit stuk onvoldoende concreet om aan te nemen dat daarin voor eiser aanleiding bestond rekening te houden met de kans dat de planologische situatie op zijn perceel zou gaan veranderen in een voor hem ongunstige zin. Met de in mei 2012 gepubliceerde “Tweede Voortgangsrapportage Stedelijke Programmering” werd volgens het advies van [naam adviesbureau] bekend dat de gemeente het noodzakelijk achtte “woningvermeerdering uit te sluiten in de gebieden die de bestemming wonen (kunnen) omvatten” om zo te garanderen dat er niet ongecontroleerd meer woningen zouden komen. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit dit stuk voldoende concreet dat de planologische situatie op eisers perceel in voor hem ongunstige zou gaan veranderen. Voorts is niet in geschil dat uit het conceptontwerpbestemmingsplan, dat van 31 mei 2012 tot en met 27 juni 2012 ter inzage is gelegd, zonder meer op concrete wijze blijkt dat woningvermeerdering niet werd toegestaan binnen het plangebied en dus ook niet op eisers perceel.
,nadat bekend werd dat de gemeente voornemens was woningvermeerdering niet meer toe te staan, de schuur en de benedenverdieping van het pand aan de [adres2] niet als woning in gebruik heeft genomen. Dat in beide gevallen geen sprake is van bebouwingsmogelijkheden die te lang onbenut zijn gelaten, laat onverlet dat eiser doordat hij de schuur en de benedenverdieping niet als woning in gebruik heeft genomen, geen stappen heeft ondernomen om de gebruiksmogelijkheden die onder het nieuwe planologische regime zijn komen te vervallen te realiseren. Daarbij merkt de rechtbank op dat anders dan eiser ter zitting heeft betoogd, niet valt in te zien dat vanwege het feit dat de ruimtes destijds voor andere doeleinden werden gebruikt, van eiser niet zou kunnen worden verwacht dat hij stappen ondernam om de woonbestemming te realiseren.
6.Taxatie
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 168,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 992,-.