Uitspraak
1.De procedure
2.Het geschil
3.De beoordeling
“Bij het beantwoorden van de vraag of de werkgever [eiseres] in redelijkheid de disciplinaire maatregel van overplaatsing heeft kunnen opleggen, beoordeelt de commissie in eerste instantie of de feiten, waarop de beslissing is gebaseerd, voldoende vast staan (…) Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is de commissie gebleken dat de werkgever [eiseres] verwijt dat zij, samen met haar twee collega’s [naam 1] optreedt als drie-eenheid, die door manipuleren, intimideren en treiteren een onveilige sfeer binnen het team [naam 2] creëert en in stand houdt. Dergelijke naar het oordeel van de commissie zware kwalificaties vereisen een gedegen feitelijke onderbouwing. De commissie acht de resultaten van het door de werkgever verrichte onderzoek daarvoor volstrekt onvoldoende. Het onderzoek laat voornamelijk subjectieve waarnemingen en bevindingen van de collega’s van [eiseres] zien en geen feiten. Genoemde waarnemingen maken niet duidelijk welke specifiek gedrag van [eiseres] heeft gemaakt dat een of meerdere collega’s zich onveilig voelen binnen het team. Van manipuleren, intimideren en treiteren door [eiseres] is de commissie niet gebleken. Het ter zitting door de werkgever genoemde ‘miezelen” en zich afzonderen om koffie te drinken rechtvaardigen niet de door de werkgever gebezigde kwalificatie van het gedrag van [eiseres] ”. Verder staat tussen partijen vast dat [gedaagde] de maatregel disciplinaire overplaatsing na de uitspraak van de Commissie van Beroep heeft ingetrokken.