ECLI:NL:RBZWB:2016:4600

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2016
Publicatiedatum
22 juli 2016
Zaaknummer
AWB 16-1883
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid beroep tegen omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik van woon-zorgcomplex

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de ontvankelijkheid van een beroep tegen een omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik van een woon-zorgcomplex. Eiser, een omwonende, stelde dat hij als belanghebbende moest worden aangemerkt, omdat hij geluidsoverlast ervaart van de mechanische ventilatie en de warmtepompen van het gebouw. Hij voerde aan dat hij niet betrokken was bij de bestemmingsplanwijziging en dat de gemeenteraad hem ten onrechte niet had gehoord. De rechtbank oordeelde dat eiser geen belanghebbende is, omdat hij niet binnen de invloedssfeer van een brand woont. De afstand van zijn woning tot het gebouwdeel waar de vergunning op ziet, is te groot om te concluderen dat hij risico loopt bij een eventuele brand. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser niet-ontvankelijk, omdat hij geen zienswijze had ingediend tegen het ontwerpbesluit. De rechtbank benadrukte dat het college eiser in de gelegenheid had moeten stellen om zijn zienswijze aan te vullen, maar dat dit niet leidde tot een andere conclusie over zijn belanghebbendheid. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. C.A.F. van Ginneken als voorzitter.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 16/1883 WABOA

uitspraak van 22 juli 2016 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [woonplaats eiser] , eiser,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 2 februari 2016 (bestreden besluit) van het college waarbij aan [bedrijfsnaam zorg & dienstverlening] een omgevingsvergunning is verleend voor brandveilig gebruik van het woon-zorgcomplex op het adres [adres zorg & dienstverlening] te [vestigingsplaats zorg & dienstverlening] .
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 15 juli 2016.
Eiser is verschenen, samen met [naam vertegenwoordiger eiser] . Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.P. Koster-Braad en [naam vertegenwoordiger verweerder] .

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
[bedrijfsnaam zorg & dienstverlening] is een zorgorganisatie die zorg en diensten levert op het gebied van thuiszorg, wonen met zorg, revalidatie en specialistische hulp.
Na een daartoe strekkende aanvraag heeft het college aan [bedrijfsnaam zorg & dienstverlening] bij besluit van 19 november 2013 een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen, gebruiken in strijd met een bestemmingsplan en brandveilig gebruik verleend, om aan de [adres zorg & dienstverlening] te [vestigingsplaats zorg & dienstverlening] een woon-zorgcomplex te realiseren. Deze omgevingsvergunning is inmiddels onherroepelijk.
Eiser woont in de woning aan de [adres eiser] . De achtertuin van eisers perceel grenst aan de locatie van het woon-zorgcomplex.
Omdat [bedrijfsnaam zorg & dienstverlening] in gebouwdeel A1 van het woon-zorgcomplex een andere categorie van zorg wil gaan aanbieden dan voorheen, heeft [bedrijfsnaam zorg & dienstverlening] op 29 juli 2015 een aanvraag gedaan voor een omgevingsvergunning voor het brandveilig gebruik van dit gebouwdeel.
Het college heeft het ontwerpbesluit, strekkende tot verlening van de gevraagde omgevingsvergunning, van 14 december 2015 tot en met 25 januari 2016 ter inzage gelegd.
Eiser heeft op 22 januari 2016 een e-mail gestuurd aan de gemeente, met als onderwerp “zienswijze omgevingsvergunning [adres zorg & dienstverlening] , [vestigingsplaats zorg & dienstverlening] , zorgcentrum”.
Bij het bestreden besluit heeft het college aan [bedrijfsnaam zorg & dienstverlening] de omgevingsvergunning verleend overeenkomstig de aanvraag. Volgens het besluit zijn er geen zienswijzen naar voren gebracht tegen het ontwerpbesluit.
2. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij geluids- en trillingsoverlast ervaart van de mechanische ventilatie op het gebouw. Daarnaast zijn de op het gebouw aangebrachte warmtepompen veel groter dan in 2013 werd voorgesteld en is er geen sprake van beplanting overeenkomstig het ontwerp van de tuinarchitect. Verder is bij de vervallen parkeerplaatsen ten onrechte een bord “verboden voor onbevoegden” geplaatst. De vervallen parkeerplaatsen zijn bedoeld als opstelplaats voor de brandweer, zodat daar in het geheel niet mag worden geparkeerd. Voorts heeft eiser opgemerkt dat de gemeenteraad hem ten onrechte niet betrokken heeft bij de bestemmingsplanwijziging. Ten slotte heeft eiser erop gewezen dat de Crisis- en herstelwet van toepassing is.
3. Alvorens de rechtbank kan toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep, dient ambtshalve te worden beoordeeld of het beroep ontvankelijk is.
4. Het college heeft aangevoerd dat eisers beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat hij geen zienswijze naar voren heeft gebracht tegen het ontwerpbesluit.
Artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt - voor zover thans van belang - dat geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
Vast staat dat eiser op 22 januari 2016 een e-mail heeft gestuurd aan het algemene e‑mailadres van de gemeente. Het college heeft deze e-mail niet als zienswijze aangemerkt, omdat eiser volgens het college in die e-mail geen bezwaren heeft gericht tegen het ontwerpbesluit, maar enkel klachten heeft geuit over geluidsoverlast. Het college heeft de e‑mail daarom in behandeling genomen als handhavingsverzoek.
Het kenbaar maken van niet nader toegelichte bezwaren is onvoldoende om als zienswijze te worden aangemerkt als bedoeld in artikel 3:15 van de Awb. Dat eiser in zijn e-mail geen bezwaren heeft gericht tegen het ontwerpbesluit laat naar het oordeel van de rechtbank evenwel onverlet dat uit de e-mail volgt dat eiser bedoeld heeft een zienswijze naar voren te brengen. Als onderwerp bij de e‑mail is immers vermeld “zienswijze omgevingsvergunning [adres zorg & dienstverlening] , [vestigingsplaats zorg & dienstverlening] , zorgcentrum”. Het college had eiser daarom onverwijld in de gelegenheid moeten stellen om zijn zienswijze aan te vullen (vergelijk Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) 25 september 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1299).
Nu het college eiser niet in de gelegenheid heeft gesteld bij wijze van verzuimherstel de niet nader toegelichte zienswijze van gronden te voorzien, kan eiser redelijkerwijs niet worden verweten dat hij geen zienswijze tegen het ontwerpbesluit voor de omgevingsvergunning naar voren heeft gebracht. De rechtbank ziet hierin dan ook geen aanleiding om het beroep van eiser niet-ontvankelijk te verklaren.
Overigens heeft het college de e-mail van eiser naar het oordeel van de rechtbank terecht (ook) aangemerkt als een handhavingsverzoek.
5. Daarnaast volgt uit artikel 8:1 van de Awb dat alleen een belanghebbende bij de bestuursrechter beroep kan instellen tegen een besluit.
Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bepaalt dat onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Uit de artikelen 2.1, eerste lid, onder d en 2.13 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 2.2, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht volgt dat de bestreden omgevingsvergunning is gericht op het brandveilig gebruiken van de gebouwen en de veiligheid van de personen die erin verblijven. Eiser verblijft niet in het gebouwdeel waar de omgevingsvergunning op ziet, zodat de vergunning niet primair zijn veiligheid beoogt te beschermen.
Een betrokkene kan evenwel ook belanghebbende zijn indien hij woonachtig is binnen de invloedssfeer van een brand. Volgens eiser is dat het geval, aangezien niet kan worden uitgesloten dat zijn perceel en woning bij een ontploffing zullen worden getroffen door brokstukken. Dat maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat eisers perceel, en in het bijzonder zijn woning, is gelegen binnen de invloedssfeer van een eventuele brand. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de kortste afstand van de perceelgrens van eisers perceel tot het gebouwdeel volgens eiser 24 meter bedraagt. Gelet op de ligging van eisers woning op het perceel, is de afstand van de woning tot het gebouwdeel circa 10 meter groter. De rechtbank acht op basis van die afstand niet aannemelijk dat brandoverslag mogelijk is.
Ter zitting heeft eiser ten slotte aangevoerd dat hij ook opkomt voor de belangen van de bewoners van het desbetreffende gebouwdeel en de overige buurtbewoners. Dat leidt niet tot het oordeel dat eiser belanghebbende is. Op grond van artikel 1:2, derde lid, van de Awb kan ten aanzien van rechtspersonen, zoals een vereniging of stichting, een algemeen, collectief belang dat zij voor een groep mensen vertegenwoordigen ertoe leiden dat zij belanghebbende zijn. Eiser is echter geen rechtspersoon.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat eiser geen belanghebbende is bij het bestreden besluit. De rechtbank zal zijn beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.F. van Ginneken, voorzitter, en mr. M. Breeman en mr. R.A. Karsten-Badal, leden, in aanwezigheid van mr. W.J.C. Goorden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.