ECLI:NL:RBZWB:2016:4524

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juli 2016
Publicatiedatum
21 juli 2016
Zaaknummer
AWB 15_7914
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de kostendelersnorm op AIO-aanvulling en de proportionaliteit daarvan

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) inzake haar recht op een AIO-aanvulling, waarbij de kostendelersnorm is toegepast. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres samenwoont met haar zoon en dochter, die als kostendelers worden aangemerkt. De SVB heeft de AIO-aanvulling per 1 juli 2015 verlaagd, wat eiseres als onevenredig zwaar ervaart. Eiseres voert aan dat de toepassing van de kostendelersnorm in strijd is met het Eerste Protocol bij het EVRM, omdat het haar eigendomsrecht zou schenden. De rechtbank overweegt dat de inmenging in het eigendomsrecht legitiem is en dat de SVB op goede gronden heeft besloten de kostendelersnorm toe te passen. De rechtbank concludeert dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij door deze toepassing een onevenredig zware last moet dragen. Het beroep wordt ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer op 21 juli 2016.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 15/7914 PW

uitspraak van 21 juli 2016 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [woonplaats eiseres] , eiseres,

gemachtigde: mr. M.C. Heijnneman,
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Breda (SVB), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 18 november 2015 (bestreden besluit) van de SVB inzake haar recht op een AIO-aanvulling.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 14 juni 2016. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, en haar zoon [naam vertegenwoordiger] . De SVB heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Marijnissen.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres woont samen met haar zoon en dochter op één adres. Eiseres ontvangt een AOW-pensioen. Daarnaast ontvangt zij een AIO-aanvulling. Bij brief van 18 december 2014 heeft de SVB eiseres ingelicht over de per 1 januari 2015 in werking tredende kostendelersnorm en het toepasselijke overgangsrecht.
Bij besluit van 29 mei 2015 (primair besluit) heeft de SVB de AIO-aanvulling van eiseres met toepassing van de kostendelersnorm per 1 juli 2015 verlaagd en vastgesteld op
€ 637,68. Daartoe is overwogen dat eiseres met twee andere kostendelers in één huis woont. Van het normbedrag wordt het netto AOW-pensioen en de reservering vakantie-uitkering afgetrokken. Hierdoor blijft er € 376,02 per maand aan AIO-aanvulling over.
Bij het bestreden besluit heeft de SVB de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
2. De SVB stelt zich in het bestreden besluit, samengevat, op het volgende standpunt. Vanaf 1 januari 2015 kent de Participatiewet de zogenaamde kostendelersnorm. Door de invoering van de kostendelersnorm wordt de hoogte van de AIO-aanvulling afhankelijk van het aantal personen van 21 jaar en ouder dat het hoofdverblijf heeft in dezelfde woning als de persoon met een AIO-aanvulling. Voor eiseres geldt per 1 juli 2015 dat haar zoon en dochter als kostendelers worden aangemerkt. Per 1 juli 2015 zijn de uit te betalen bedragen gewijzigd. Voor eiseres betekent dit dat de AIO-aanvulling per die datum € 639,72 bedraagt. Na aftrek van haar AOW-pensioen en de reservering vakantie-uitkering blijft er per maand een bedrag over van € 377,52. Eiseres heeft aangevoerd dat er sprake is van bijzondere omstandigheden. De door eiseres aangevoerde argumenten kunnen echter niet tot een andere beslissing leiden.
3. Eiseres voert in beroep, samengevat, het volgende aan. De SVB heeft gehandeld in strijd met het Eerste Protocol bij het EVRM (Eerste Protocol) inzake de bescherming van eigendomsrechten. De inbreuk op het eigendomsrecht is niet proportioneel. De SVB had eiseres dan ook tegemoet moeten komen in de vorm van een compensatieregeling dan wel had de SVB toepassing moeten geven aan de hardheidsclausule. Eiseres en haar dochter zijn al jarenlang hulpbehoevend, waarbij de dochter bovendien ernstig geestelijk gehandicapt is. De zoon van eiseres kan worden aangemerkt als mantelzorger van het gezin en is mede hierdoor niet in staat om andere werkzaamheden te verrichten. Deze omstandigheden zijn door de SVB in onvoldoende mate bij de beoordeling betrokken.
4. Artikel 1 van het Eerste Protocol luidt als volgt:
Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft recht op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht.
De voorgaande bepalingen tasten echter op geen enkele wijze het recht aan, dat een Staat heeft om die wetten toe te passen, die hij noodzakelijk oordeelt om het gebruik van eigendom te reguleren in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen of boeten te verzekeren.
5. In geschil is of de SVB op goede gronden heeft besloten de kostendelersnorm op de AIO-aanvulling van eiseres toe te passen per 1 juli 2015.
6. Niet in geschil is dat de toepassing van de kostendelersnorm in overeenstemming is met de nationale wetgeving. Tussen partijen is wel in geschil de vraag of deze nationale wetgeving geheel of gedeeltelijk buiten toepassing moet worden gelaten wegens strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol.
Op grond van vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), zie onder meer de uitspraak van 29 juli 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BR3541, moeten onder de term “eigendom” (of “possessions”) in artikel 1 van het Eerste Protocol ook vermogensbestanddelen worden verstaan, met inbegrip van aanspraken, met betrekking waartoe een betrokkene kan onderbouwen dat hij ten minste een gerechtvaardigde verwachting heeft dat die zullen worden gerealiseerd. De AIO-uitkering is zodanige aanspraak en kan daarom worden aangemerkt als “eigendom” in de zin artikel 1 van het Eerste Protocol.
Bij beantwoording van de vraag of er sprake is van strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol dient te worden getoetst of aan de in dat artikel geformuleerde voorwaarden voor die eigendomsontneming is voldaan. Beoordeeld moet worden of de inmenging bij wet is voorzien. Verder moet worden beoordeeld of de inmenging in het eigendomsrecht een legitieme doelstelling heeft in het algemeen belang en of er een behoorlijk evenwicht is behouden tussen de eisen van het algemeen belang van de samenleving en de bescherming van de fundamentele rechten van het individu, een en ander onder erkenning van een ruime beoordelingsmarge die de Staat heeft bij de hantering van deze criteria. Aan het proportionaliteitsvereiste wordt niet voldaan als het individu door de inmenging in het eigendomsrecht ‘an individual and excessive burden’ (een onevenredig zware last) moet dragen. De rechtbank verwijst daarbij naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 11 maart 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:1070).
7. Tussen partijen is niet in geschil dat de inmenging bij wet is voorzien, dat de inmenging een legitieme doelstelling heeft in het algemeen belang, en dat de inmenging in zijn algemeenheid proportioneel is te achten. Het gaat eiseres in deze zaak om de individuele proportionaliteit.
8. De rechtbank overweegt dat eiseres en haar twee kinderen in één woning samenwonen en hierdoor bepaalde kosten met elkaar kunnen delen. Dit levert binnen het huishouden besparingen op. Door toepassing van de kostendelersnorm wordt in beginsel beter aangesloten bij de feitelijke kosten van bestaan, ook in de situatie dat een inwonend familielid mantelzorg verleent.
Het is echter mogelijk dat toepassing van de kostendelersnorm in individuele gevallen leidt tot een onevenredig zware last, bijvoorbeeld omdat het huishouden structureel extra financiële lasten moet dragen. Eiseres doet hier een beroep op. Naar het oordeel van de rechtbank is het dan ook aan eiseres om dergelijke individuele omstandigheden naar voren te brengen en (met schriftelijke bewijsstukken) te onderbouwen.
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij een onevenredig zware last moet dragen, gelet op haar persoonlijke omstandigheden. Zo heeft zij gewezen op de medische situatie van haar en haar dochter, en de omstandigheid dat de medische kosten (voor een deel) door eiseres en haar kinderen zelf betaald dient te worden. De rechtbank overweegt dat eiseres echter geen bewijsstukken heeft overgelegd ter onderbouwing van dit standpunt. Zoals gezegd, ligt het op de weg van eiseres om (in dit geval) inzage te verschaffen in de (structurele) medische kosten van haar en haar kinderen. Wat betreft de door eiseres in beroep overgelegde bewijsstukken van een aantal openstaande schulden, overweegt de rechtbank dat uit deze stukken niet kan worden opgemaakt dat eiseres onevenredig zwaar wordt getroffen door toepassing van de kostendelersnorm. Dat de betalingsachterstanden te maken hebben met de zwaardere financiële lasten van het gezin, is met deze stukken immers niet aangetoond.
9. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is niet gebleken dat eiseres door de toepassing van de kostendelersnorm een onevenredig zware last moet dragen. Van strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol is dan ook niet gebleken.
10. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H.J.G. Römers, voorzitter, en mr. D.H. Hamburger en mr. M.Z.B. Sterk, leden, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.