In deze zaak heeft eiser, werkzaam bij de Veiligheidsregio Zeeland, een verzoek ingediend om met terugwerkende kracht een hogere piketvergoeding te ontvangen over een periode van 1 januari 2009 tot 1 november 2013. Eiser stelt dat de verplichte aanwezigheid tijdens zijn lunchpauze als arbeidstijd moet worden aangemerkt en dat hij recht heeft op een volledige vergoeding. De Veiligheidsregio heeft echter in een eerder besluit vastgesteld dat de vergoeding voor deze periode 10% van het uurloon bedraagt, wat eiser als onvoldoende beschouwt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn die aanleiding geven om het eerdere besluit te herzien. Eiser heeft geen rechtsmiddelen ingesteld tegen de eerdere uitbetaling van de piketvergoeding, waardoor dit besluit in rechte vaststaat. De rechtbank verklaart het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een beslissing door de Veiligheidsregio niet-ontvankelijk en verklaart het beroep voor het overige ongegrond. De Veiligheidsregio wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser en moet het griffierecht vergoeden.