Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van het geding
3.De beoordeling
“Het gehuurde is bestemd om voor huurder en de leden van zijn huishouden als woning te dienen.”
“Huurder zal het gehuurde als een goed huurder en overeenkomstig de daaraan bij overeenkomst gegeven bestemming van woonruimte gebruiken, met inachtneming van de door verhuurder bij ondertekening van de overeenkomst gegeven aanwijzingen.”
“Huurder zal zich onthouden van gedragingen, waarvan naar algemeen gangbare opvattingen mag worden aangenomen dat zij schade veroorzaken aan naburige woningen dan wel overlast aan de omwonenden veroorzaken.”
“Huurder is jegens de verhuurder op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk voor de gedragingen van hen die met zijn goedvinden het gehuurde gebruiken of zich met zijn goedvinden daarop bevinden.”
“(…) De overeenkomst bepaalt expliciet dat het gehuurde de bestemming “woonruimte” heeft. Het is huurder evenmin toegestaan om qat, soft drugs, hard drugs of andere verboden middelen te verhandelen te produceren of in groepsverband te gebruiken of te laten gebruiken in het gehuurde of in de eventuele gemeenschappelijke ruimten, of een deel daarvan, of in directe omgeving van het gehuurde. Het is huurder bekend dat het handelen in strijd met voormelde gepaard kan gaan met overlast zoals vervuiling, vandalisme etc. (…) Op dinsdag 21 april 215 heeft de politie 10 vuilniszakken met henneptakken met henneptoppen aangetroffen, alsmede een plantenbak voor / met stekjes. Alvorens het opstarten van een juridische procedure tegen u, stel ik u hierbij in de gelegenheid vrijwillig over te gaan tot beëindiging van de huurovereenkomst.Ik nodig u daarom uit voor een gesprek op vrijdag 5 juni 2015 om 09:00 uur.”Dit gesprek heeft op 5 juni 2015 plaatsgevonden. Na afloop van het gesprek heeft [naam 2] op 5 juni 2015 een brief (per gewone post en aangetekend) aan [gedaagde] gestuurd, waarin onder meer het volgende staat vermeld:
“(…) Wij hebben u vrijdag 5 juni 2015 samen met uw vader / mantelverzorger op kantoor gesproken. Tijdens dit gesprek hebt u ons geïnformeerd dat u de hennep in uw woning gekweekt hebt, maar dat de kwekerij niet meer present is in uw woning. Daarnaast hebt u ons geïnformeerd dat er sprake is van een (psychisch) ziektebeeld en u begeleiding ontvangt van het GGZ. (…) Om een procedure en bijkomende kosten te voorkomen, geven wij u nogmaals de mogelijkheid om de huur zelf op te zeggen.”
“(…) Ondergetekenden zijn de ouders en mantelzorgers van [gedaagde] , oud 45 jaar en huurder van de flat Griegstraat 395 te Tilburg. Onze zoon woont al meer dan 15 jaar in deze flat. Hij lijdt al meer dan 25 jaar aan schizofrenie waarvoor hij permanent onder behandeling staat van GGZ Breburg. Hij leeft in zijn woning redelijk ordelijk en zelfstandig en vooral zeer gelukkig, ondanks de vele stemmen in zijn hoofd. Hij onderhoudt ook goede sociale contacten met zijn familie. (…) Op 5 juni 2015 is [gedaagde] , in gezelschap van zijn vader, op gesprek geweest op uw kantoor (…). Onze gesprekspartner was mevrouw [naam 2] die ons mededeelde dat uw woningbouwvereniging voornemens was om tot huisuitzetting van [gedaagde] over te gaan. Nu is [gedaagde] na een reeks van rustige jaren ernstig in verwarring geraakt. Vanwege ziekte van Maartens behandelaar van de GGZ en het op dat moment niet beschikbaar zijn van juridische ondersteuning hadden wij op dat moment geen deskundige ondersteuning in deze kwestie. (…) Wij dringen er ten slotte met klem op aan uw voornemen te heroverwegen en een mogelijke huisuitzetting ongedaan te maken.”
Verklaring
iederetekortkoming van de schuldenaar in de nakoming van een van zijn verplichtingen kan leiden tot gehele of gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst,
tenzijde tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
met haar gevolgente rechtvaardigen (HR 10 augustus 1992, NJ 1992, 715).
- Het woonrecht van [gedaagde] betreft een vitaal recht (zie ook het arrest van het Hof ’s-Hertogenbosch van 4 november 2014, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder ECLI-nummer 2014:45) en aantasting van dat recht dient evenredig te zijn aan het beoogde doel daarvan (zie ook het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 13 mei 2008 in de zaak McCann/Verenigd Koninkrijk, gepubliceerd in het tijdschrift Rechtspraak van de Week 2008/857 (
- [gedaagde] lijdt aan een psychiatrisch ziektebeeld (schizofrenie en psychoses). Er bestaat vrees voor psychische decompensatie (zie verklaring van de casemanager en psychiater van [gedaagde] van 22 april 2016) indien ontbinding en ontruiming wordt doorgezet. Gevolgen van ontbinding voor het ziekteverloop dienen meegewogen te worden.
- [gedaagde] heeft geen “plan B” (een sociaal vangnet). Hij is afhankelijk van sociale woningbouw, gelet op zijn WAJONG-uitkering. Het is voor [gedaagde] moeilijk om andere woonruimte te vinden, want hij, gelet op zijn psychische toestand, is erg op zichzelf en heeft structuur nodig.
- Niet gebleken is dat [gedaagde] daadwerkelijk overlast heeft veroorzaakt voor omwonenden vanwege de in de woning aangetroffen hennep. Slechts één assimilatielamp is aangetroffen, er is geen illegaal stroom afgetapt en er is geen melding gemaakt door omwonenden van overlast (bv. stank). De politie heeft de hennep in de woning aangetroffen nadat zij daartoe door [gedaagde] waren toegelaten en vanwege klachten over geluidsoverlast vanwege boorgeluiden.
- Het is aannemelijk, gelet op het ziektebeeld van [gedaagde] , dat de hennep voor eigen gebruik geteeld is. De aangetroffen hoeveelheid is van een beperkte omvang. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] het oogmerk had op verkoop van de hennep die hij in zijn bezit had.