ECLI:NL:RBZWB:2016:4442
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling en ongeschiktheidsontslag van een politiefunctionaris na onvoldoende functioneren en gebrek aan verbetertraject
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een politiefunctionaris en de korpschef van politie. De eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. B.H. Vader, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de korpschef van 21 december 2015, waarin een ongeschiktheidsontslag werd verleend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser sinds 2001 werkzaam was als Basispolitiefunctionaris-B en dat er in de jaren voorafgaand aan het ontslag meerdere gesprekken zijn gevoerd over zijn functioneren. De rechtbank heeft geconstateerd dat de eiser in de periode van 2007 tot 2015 herhaaldelijk is aangesproken op zijn functioneren, maar dat er geen significante verbetering heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder het gebrek aan een adequaat verbetertraject en de invloed van privéproblemen, gewogen, maar heeft geconcludeerd dat de korpschef in redelijkheid tot het ontslag heeft kunnen besluiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de beoordeling van de eiser op voldoende gronden berustte en dat de korpschef de zorgplicht niet heeft geschonden. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.