ECLI:NL:RBZWB:2016:442

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 januari 2016
Publicatiedatum
29 januari 2016
Zaaknummer
AWB 15_4952
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand woonkostentoeslag en verhuisplicht

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van de Commissie Sociaal Domein van de gemeente Breda, dat op 7 juli 2015 werd genomen, waarin haar aanvraag voor bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag werd afgewezen. De rechtbank heeft op 15 januari 2016 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde mr. S. Klootwijk, heeft aangevoerd dat zij niet gehouden is aan de verhuisplicht, omdat er een afspraak zou zijn gemaakt met de gemeente dat zij in haar woning kon blijven wonen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor deze afspraak en dat zij niet heeft voldaan aan de verplichting om naar goedkopere woonruimte te zoeken. De rechtbank heeft ook overwogen dat de wijziging van de Wet werk en bijstand naar de Participatiewet van invloed is op de beoordeling van de zaak, maar dat het beroep op de oude wetgeving van toepassing blijft vanwege overgangsrecht. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de aanvraag voor woonkostentoeslag terecht is afgewezen, omdat eiseres niet aan de voorwaarden voldeed. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 15/4952 PW

uitspraak van 15 januari 2016 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam eiser] , te [Woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. S. Klootwijk,
en

de Commissie Sociaal Domein van de gemeente Breda (Commissie), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 7 juli 2015 (bestreden besluit) van de Commissie inzake de afwijzing van bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 24 december 2015. Eiseres is verschenen, bijgestaan door een kantoorgenoot van haar gemachtigde, mr. P. Gulickx. De Commissie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.V. Suijkerbuijk en [Naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres ontving voorheen bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag van de Commissie Sociale Zekerheid. Voor de voortzetting daarvan heeft eiseres een aanvraag ingediend.
Naar aanleiding van die aanvraag heeft de Commissie Sociale Zekerheid eiseres bij brief van 23 september 2014 uitgenodigd voor een gesprek op 30 september 2014. Eiseres is verzocht daarbij de volgende gegevens te overleggen:
- bewijsstukken waaruit blijkt dat eiseres zich heeft ingezet om goedkopere woonruimte te verkrijgen;
- bewijsstukken van haar netto en bruto maandlasten over 2013 en 2014.
Eiseres is niet verschenen. Aan eiseres is bij brief van 30 september 2014 een hersteltermijn gegeven voor het inleveren van de gevraagde gegevens, waarbij zij tevens is uitgenodigd voor een gesprek op 9 oktober 2014. In deze brief is eiseres gewezen op de verhuisplicht. Eiseres heeft zich afgemeld voor dit gesprek en verzocht om een huisbezoek. Dit huisbezoek heeft op 18 november 2014 plaatsgevonden.
Bij besluit van 25 november 2014 (primair besluit) heeft de Commissie Sociale Zekerheid de aanvraag van eiseres afgewezen. Deze commissie heeft hieraan ten grondslag gelegd dat tijdens het gesprek van 18 november 2014 is gebleken dat eiseres geen actie heeft ondernomen om haar woning te verkopen en andere goedkopere woonruimte te aanvaarden.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres door de Commissie Sociaal Domein ongegrond verklaard.
2. Eiseres voert, kort samengevat, aan dat de verhuisplicht niet voor haar van toepassing is, aangezien de gemeente Breda eind 2006 en begin 2007 met haar toenmalige advocaat mr. Blijdorp heeft afgesproken dat eiseres in haar woning aan de Aalstraat 6 te Breda kon blijven wonen. De enige voorwaarde die de gemeente aan deze afspraak heeft verbonden, is dat zij de woning van eiseres niet meer zou opknappen. Daar is eiseres mee akkoord gegaan. Bovendien stelt eiseres zich op het standpunt dat het voor haar niet bekend was en het aan haar ook niet bekend is gemaakt dat je maar een bepaald aantal jaren recht hebt op een woonkostentoeslag. Wel heeft de gemeente aan eiseres laten weten dat je een nieuwe aanvraag voor woonkostentoeslag kan indienen, wanneer je deze woonkosten ook na afloop van de woonkostentoeslag nog steeds hebt. Omdat eiseres deze kosten nog heeft, heeft zij opnieuw deze aanvraag bij de gemeente ingediend voor een woonkostentoeslag.
Het is voor eiseres van groot belang dat zij in deze woning kan blijven wonen, omdat zij anders in een sociaal isolement dreigt te raken.
3. De Wet werk en bijstand (WWB) is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd en heet sindsdien Participatiewet. Met het oog op het overgangsrecht in artikel 78z, vierde lid, van de Participatiewet wordt op dit beroep beslist met toepassing van de WWB zoals die luidde vóór 1 januari 2015.
In artikel 16, eerste lid, van de WWB is bepaald dat aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, het college, gelet op alle omstandigheden, in afwijking van deze paragraaf, bijstand kan verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.
In artikel 35, eerste lid, van de WWB is bepaald dat de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover deze niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
Artikel 6 van de Beleidsregels bijzondere bijstand 2013 luidt, voor zover thans van belang:
1. Onder woonkosten in dit artikel wordt verstaan:
a. (…)
b. Indien een eigen woning wordt bewoond: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de hypotheekrente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud.
2. (…)
3. Woonkostentoeslag bij een woning in eigendom:
a. Indien belanghebbende een eigen woning bezit, waar hij tevens woont, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering zou vormen voor toekenning van huurtoeslag wordt een toeslag verstrekt. (…)
6. Aan de woonkostentoeslag is de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende naar vermogen tracht goedkopere woonruimte te vinden (verhuisplicht). Dit wordt halfjaarlijks gecontroleerd.
4. Allereerst staat de rechtbank, ambtshalve, stil bij de wijze waarop in de gemeente Breda de bevoegdheden tot het nemen en heroverwegen van beslissingen op grond van de WWB en de Participatiewet zijn toebedeeld, voor zover dat van belang is in deze beroepsprocedure.
In het door het college van burgemeester en wethouders van die gemeente (college) vastgestelde Reglement op de commissie sociale zekerheid was de bevoegdheid tot het nemen van beslissingen op grond van de WWB en het beschikken op bezwaarschriften ingevolge de WWB gedelegeerd aan de Commissie Sociale Zekerheid, een commissie als bedoeld in artikel 83 van de Gemeentewet.
Op 10 februari 2015 heeft het college met ingang van 1 januari 2015 het Reglement op de
commissie sociale zekerheid ingetrokken en is het Reglement behandeling bezwaarschriften
Commissie Sociaal Domein vastgesteld, dat met ingang van 1 januari 2015 in werking
trad.
In artikel 2 van het Reglement behandeling bezwaarschriften Commissie Sociaal Domein is
bepaald dat die Commissie namens het college beslissingen op bezwaarschriften in het kader van de Participatiewet neemt.
In artikel 24 van dat Reglement is bepaald dat de Commissie Sociale Zekerheid bevoegd
blijft om bezwaarschriften te behandelen tegen beslissingen op grond van de WWB die vóór
1 januari 2015 zijn genomen.
De rechtbank overweegt ambtshalve dat het primaire besluit is genomen door de Commissie Sociale Zekerheid. Met het oog op de beschreven regelgeving was die commissie daartoe bevoegd. Weliswaar is per 1 januari 2015 het Reglement op de commissie sociale zekerheid ingetrokken, maar de Commissie Sociale Zekerheid is ingesteld bij afzonderlijk besluit, en de rechtbank is niet gebleken dat ook dat besluit is ingetrokken. Het intrekken van het Reglement op de commissie sociale zekerheid vormt dan ook geen belemmering voor de Commissie Sociale Zekerheid om de taak uit te oefenen die haar eerder is opgedragen en is daarmee volgens het overgangsrecht in artikel 24 van het Reglement behandeling bezwaarschriften Commissie Sociaal Domein binnen haar bevoegdheid gebleven.
De rechtbank overweegt dat het bestreden besluit is genomen door de Commissie Sociaal Domein. Op grond van het bepaalde in artikel 24 van het Reglement behandeling bezwaarschriften Commissie Sociaal Domein was deze commissie hiertoe niet bevoegd, maar de Commissie Sociale Zekerheid, nu het primaire besluit van vóór 1 januari 2015 dateert. De rechtbank stelt vast dat ter zitting mr. Suijkerbuijk heeft verklaard dat hij ter zitting mede namens de Commissie Sociale Zekerheid was verschenen en dat deze commissie het bestreden besluit voor haar rekening neemt en dat besluit bekrachtigt. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee het geconstateerde gebrek in de bevoegdheid tot het nemen van het bestreden besluit geheeld. Uitgaande hiervan wordt hierna ook de Commissie Sociale Zekerheid als verweerder aangemerkt en worden beide commissies in het vervolg gezamenlijk aangeduid als Commissie.
5. Vervolgens ziet de rechtbank zich ambtshalve voor de vraag gesteld of de Commissie het bezwaar van eiseres terecht ontvankelijk heeft geacht.
De rechtbank stelt vast dat het primaire besluit is gedateerd op 25 november 2014. Zij ziet geen reden om aan te nemen dat dit besluit niet op diezelfde dag aan het juiste adres van eiseres is verzonden. Het bepaalde in de artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) brengt dan mee dat 6 januari 2015 geldt als de laatste dag van de termijn waarbinnen een bezwaarschrift kon worden ingediend.
De rechtbank constateert dat eiseres op 25 december 2014, dus binnen de bezwaartermijn van zes weken, een brief aan mevrouw [Naam persoon] ) van [Naam bedrijf] heeft gestuurd waarin zij aangeeft een besluit te hebben ontvangen en waarin zij vraagt of tegen dat besluit bezwaar kan worden gemaakt. Niet in geding is dat deze brief binnen de bezwaartermijn door [Naam persoon] is ontvangen. Eiseres verzoekt in deze brief [Naam persoon] om de bezwaartermijn veilig te stellen. Volgens de Commissie heeft eiseres met deze brief de bezwaartermijn gestuit. De rechtbank volgt de Commissie niet in dit standpunt. Een dergelijke stuiting van een termijn in het kader van de bezwaarprocedure kent de Awb immers niet.
Op grond van artikel 6:4 van de Awb geschiedt het maken van bezwaar door het indienen van een bezwaarschrift bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. Nu namens de Commissie ter zitting is verklaard dat ATEA Groep formeel onderdeel uitmaakt van de Commissie en dat [Naam persoon] bevoegd is om namens de Commissie besluiten te nemen merkt de rechtbank de voornoemde brief aan als een pro forma bezwaarschrift waarmee tijdig bij het juiste bestuursorgaan bezwaar is gemaakt.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de Commissie eiseres terecht ontvankelijk heeft geacht in haar bezwaar.
6. In geschil is of de aanvraag van eiseres voor woonkostentoeslag terecht is afgewezen. De rechtbank overweegt als volgt.
Bij besluit van 24 juli 2012 is eiseres in het kader van de woonkostentoeslag de verplichting opgelegd om op zoek te gaan naar goedkopere woonruimte. Dit besluit is in rechte onaantastbaar geworden. Dit betekent dat de juistheid van het opleggen van die verplichting niet meer ter discussie kan worden gesteldDit houdt voorts in dat eiseres vanaf juli 2012 op zoek had moeten en kunnen gaan naar goedkopere woonruimte. Eiseres heeft nagelaten aan de bij haar situatie behorende inspanningsverplichting te voldoen. Zij heeft op geen enkele wijze gedaan wat redelijkerwijs van haar mocht worden verwacht met betrekking tot het vinden van een goedkopere woning. Eiseres stelt dat zij hiertoe niet gehouden is, omdat een afspraak zou zijn gemaakt tussen de gemeente en mr. Blijdorp. De rechtbank stelt vast dat eiseres deze, door de Commissie betwiste, overeenkomst op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Nu eiseres dit heeft nagelaten, gaat de rechtbank voorbij aan haar stelling dat de voornoemde verplichting vanwege een persoonlijke afspraak niet voor haar geldt.
Ten slotte wordt overwogen dat de rechtbank, gezien de voor eiseres geldende verplichting, niet zal treden in de beoordeling van het door eiseres gestelde sociaal isolement waarin zij bij een eventuele verhuizing terecht zal komen.
Uit het voorgaande volgt dat de voor eiseres in rekening komende woonlasten ten tijde in geding niet tot de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten moeten worden gerekend, als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de WWB. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de aanvraag van eiseres voor woonkostentoeslag terecht is afgewezen.
7. Gelet op wat hiervoor is overwogen, zal het beroep ongegrond worden verklaard.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.