Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
2.De feiten
- U heeft diverse keren de aan u ter beschikking gestelde bedrijfscreditcard gebruikt voor privé doeleinden, met name in casino’s, dit is zelfs nog een keer gebeurd nadat u hierover bent aangesproken. Dit is voor het bedrijf onacceptabel en wij verzoeken u met klem dit niet meer te herhalen.
- Naast de bedragen die u in privé hebt gebruikt via de creditcard zijn er ook nog2 onderhandse leningen aan u verstrekt: 1 x € 5.000,00 en 1 x € 10.000,00. Het totale bedrag is momenteel ca. € 22.000,00 (zie bijgevoegde grootboekkaarten).
- Overeengekomen is dat u deze leningen en het privé gebruikte bedrag in termijnen van 1000,00 euro per maand gaat terugbetalen (…)
3.Het verzoek
4.Het verweer
5.De beoordeling
ieder klein ding” op schrift wordt gesteld. Naar het oordeel van de kantonrechter lijkt [verweerster] de verweten gedragingen die uiteindelijk tot het ontslag op staande voet hebben geleid hiermee juist te bagatelliseren.
,2013-2014, 33 818, C, p. 113). Nu hiervoor geoordeeld is dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, wijst de kantonrechter het verzoek van [verzoeker] om toekenning van een billijke vergoeding dan ook toe.
€ 6.500,00 = € 28.306,46 + 8 % vakantietoeslag = € 2.264,52). Het feit dat [verzoeker] al per 1 april 2016 een nieuwe werkgever heeft kunnen vinden, zoals [verweerster] naar voren heeft gebracht, is in dat verband wel van belang, maar neemt niet weg dat [verzoeker] ten onrechte is geconfronteerd met de situatie dat hij van de ene dag op de andere zijn werk, inkomen en recht op een WW-uitkering verloor. Voor de kantonrechter is er dan ook geen aanleiding de billijke vergoeding te beperken tot het salaris over de periode 3 maart 2016 tot 1 april 2016, temeer omdat de billijke vergoeding, zoals hierboven overwogen is, ook bedoeld is als prikkel voor de werkgever om nieuwe misstappen te voorkomen.
“een aanspraak op ten onrechte niet genoten loon kan worden verdisconteerd in de billijke vergoeding.”(Kamerstukken II 2013-2014, 33818, 7, pag. 55 en Kamerstukken I 2013-2014, 33818, C, pag. 92). Nu de billijke vergoeding is gerelateerd aan het salaris dat [verzoeker] zou hebben ontvangen over de periode van 3 maart 2016 tot 14 juli 2016, wijst de kantonrechter een separate vergoeding vanwege onregelmatige opzegging af in verband met de overlap van deze vergoedingen.
€ 471,00 aan griffierecht en € 1.200,00 (2 punten à € 600,00) aan salaris gemachtigde.