ECLI:NL:RBZWB:2016:4336

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juli 2016
Publicatiedatum
14 juli 2016
Zaaknummer
02-800245-16
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Brouwer
  • mr. Hermans
  • mr. Struijs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweld op het voetbalveld tijdens een wedstrijd met ernstige gevolgen voor de slachtoffers

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 juli 2016, staat de verdachte terecht voor geweldpleging tijdens een voetbalwedstrijd op 17 april 2016 in Chaam. De verdachte heeft een tegenstander, die op de grond lag, met kracht tegen het hoofd geschopt en een andere tegenstander in het gezicht geslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een gewelddelict en dat hij tuchtrechtelijk is bestraft door de KNVB met een schorsing van vijf jaar. De rechtbank oordeelt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling en mishandeling. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en stelt als bijzondere voorwaarde ambulante behandeling voor agressief gedrag. De rechtbank wijst ook schadevergoedingen toe aan de benadeelde partijen, die als gevolg van het geweld schade hebben geleden. De rechtbank benadrukt de ernst van het geweld op het voetbalveld en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/800245-16
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 juli 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht
raadsman mr. N.P.C.C. Langenberg, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 juli 2016, waarbij de officier van justitie, mr. Van Spierenburg, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, terzake dat:
1.
hij op of omstreeks 17 april 2016 te Chaam, gemeente Alphen-Chaam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[benadeelde partij 1] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde partij 1] eenmaal (met kracht) (met
geschoeide voet(en)) op/tegen het hoofd heeft geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 april 2016 te Chaam, gemeente Alphen-Chaam,
[benadeelde partij 1] heeft mishandeld door deze eenmaal (met kracht) (met geschoeide
voet(en)) op/tegen het hoofd te schoppen en/of te trappen waarbij voornoemde
[benadeelde partij 1] pijn en/of letsel heeft ondervonden en/of heeft bekomen;
2.
hij op of omstreeks 17 april 2016 te Chaam, gemeente Alphen-Chaam,
[benadeelde partij 2] heeft mishandeld door deze een of meerdere malen te slaan en/of
te stompen in het gezicht waarbij voornoemde [benadeelde partij 2] pijn en/of letsel heeft
ondervonden en/of heeft bekomen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangiftes van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , de verklaringen van de getuigen en de verklaring van verdachte zelf.
Ten aanzien van feit 1 acht de officier van justitie de poging tot doodslag niet bewezen. Wel acht hij middels de constructie van het voorwaardelijk opzet de poging tot zware mishandeling bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is evenals de officier van justitie van mening dat de rechtbank ten aanzien van feit 1 niet tot een bewezenverklaring kan komen van de poging tot doodslag. Hij acht echter ook de poging tot zware mishandeling niet bewezen, omdat niet blijkt dat verdachte met zodanige kracht heeft geschopt dat zwaar lichamelijk letsel had kunnen ontstaan. Wel acht de raadsman de onder 1 subsidiair ten laste gelegde mishandeling bewezen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Op zondag 17 april 2016 speelde [benadeelde partij 1] met zijn voetbalclub [voetbalteam 2] een voetbalwedstrijd in Chaam tegen [voetbalteam 1] . Toen hij in de tweede helft op de grond lag zag [benadeelde partij 1] dat een speler van [voetbalteam 1] op hem af kwam rennen. Deze speler nam, toen hij vlak bij [benadeelde partij 1] was, een soort jump en kwam met gestrekt been op zijn hoofd af. [benadeelde partij 1] was te laat om zijn hoofd nog te beschermen en de speler raakte hem met zijn voetbalschoen tegen zijn linkerslaap. Toen de speler hem raakte voelde hij direct een stevige pijn in zijn hoofd. Door dit gebeuren ontstond er een dikke bult op het hoofd van [benadeelde partij 1] en had hij last van hoofdpijn. [1]
Getuige [getuige 1] , die als scheidsrechter optrad tijdens deze wedstrijd, bevestigt de verklaring van de aangever. Hij zag dat een [voetbalteam 1] -speler aan kwam rennen en met kracht een speler van [voetbalteam 2] , die op de grond lag, eenmaal hard met zijn voetbalschoen op zijn hoofd trapte. [2]
Als letsel werd op 18 april 2016 bij [benadeelde partij 1] een grote blauwe plek met zwelling ter hoogte van de linkerslaap aangetroffen. [3]
Verdachte heeft bekend dat hij als speler van [voetbalteam 1] tijdens genoemde wedstrijd een op de grond liggende speler van [voetbalteam 2] heeft geschopt. [4]
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte genoemde [benadeelde partij 1] met kracht en met geschoeide voet tegen het hoofd heeft geschopt of getrapt.
Daarmee acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij [benadeelde partij 1] op zijn schouder raakte niet geloofwaardig. Weliswaar wordt deze verklaring ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 2] , maar daar staat tegenover dat naast eerdergenoemde getuige [getuige 1] , ook getuigen [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 5] [5] verklaren dat verdachte [benadeelde partij 1] tegen het hoofd heeft getrapt en deze verklaringen, anders dan die van verdachte en getuige [getuige 2] , stroken met het letsel van [benadeelde partij 1] .
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen is dat verdachte heeft gepoogd [benadeelde partij 1] van het leven te beroven. De aard van het bij [benadeelde partij 1] geconstateerde letsel duidt naar het oordeel van de rechtbank niet op een zodanig krachtige schop dat daardoor in dit geval een aanmerkelijke kans op de dood heeft bestaan. Ook overigens kan uit het dossier omtrent met name de kracht waarmee is getrapt onvoldoende worden afgeleid om daaruit de conclusie te kunnen trekken dat deze trap tot het overlijden van [benadeelde partij 1] had kunnen leiden.
Wel acht de rechtbank de onder feit 1 primair eveneens ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
Het gewelddadig handelen van verdachte, namelijk het met geschoeide voet in een aanloop met kracht schoppen/trappen tegen het hoofd van [benadeelde partij 1] , terwijl die op de grond lag, waarbij [benadeelde partij 1] is geraakt ter hoogte van de slaap, kan naar algemene ervaringsregels leiden tot zwaar lichamelijk letsel bij die persoon. De slaap is immers een kwetsbare plek van het hoofd, waarvoor geldt dat relatief weinig kracht nodig is om op eerder genoemde wijze ernstig letsel te veroorzaken. De rechtbank acht de kans op zwaar lichamelijk letsel aanmerkelijk en verdachte heeft deze kans ook aanvaard. Verdachte had als normaal denkend mens, het gevolg en risico van zijn handelen, ook kunnen en moeten begrijpen. Onder deze omstandigheden geldt dat verdachte in voorwaardelijke zin opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Feit 2
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 2 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 1 juli 2016 [6] ;
- de aangifte van [benadeelde partij 2] ; [7]
- de geneeskundige verklaring omtrent het letsel van [benadeelde partij 2] . [8]
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. primair:
hijop
of omstreeks17 april 2016 te Chaam, gemeente Alphen-Chaam,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[benadeelde partij 1] opzettelijk
van het leven te beroven, althanszwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde partij 1]
eenmaal (met kracht
) (met
geschoeide voet
(en)) op/tegen het hoofd heeft geschopt
en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hijop
of omstreeks17 april 2016 te Chaam, gemeente Alphen-Chaam,
[benadeelde partij 2] heeft mishandeld door deze
een of meerdere malen te slaan en/of
te stompen in het gezicht waarbij voornoemde [benadeelde partij 2] pijn en
/ofletsel heeft
ondervonden en/of heeft bekomen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat een behandeling bij het Dok zou inhouden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman pleit voor een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het thans ondergane voorarrest met daarnaast nog een voorwaardelijk deel met als bijzondere voorwaarde een behandeling bij het Dok.
Hij is van oordeel dat bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat [benadeelde partij 2] op hem af kwam lopen en verdachte het idee had dat [benadeelde partij 2] hem aanviel.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan geweld op het voetbalveld. Hij is tijdens een voetbalwedstrijd naar een tegenstander, die reeds op de grond lag, gerend en heeft deze tegenstander met kracht tegen het hoofd geschopt/getrapt. Voorts heeft hij een andere tegenstander, die begrijpelijkerwijs direct na dit incident naar verdachte toekwam, met zijn vuist in het gezicht geslagen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte hiermee onbezonnen, onsportief en onnodig gewelddadig heeft gehandeld. Een dergelijk geweldsdelict tijdens de uitoefening van een sport waarbij ook toeschouwers aanwezig zijn, veroorzaakt grote onrust in de samenleving, zoals naar voren komt in de vele nieuwsberichten die over geweld op voetbalvelden naar buiten komen.
Verdachte heeft door zijn agressieve, gewelddadige en gevaarlijke gedrag niet alleen de slachtoffers onnodig leed bezorgd, maar ook het aanzien van de voetbalsport geschaad. Dergelijk gedrag, waarop men als deelnemer aan het voetbalspel ook niet bedacht hoeft te zijn, hoort met name op een sportveld niet thuis.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat verdachte in het verleden eerder is veroordeeld ter zake van een gewelddelict (namelijk openlijke geweldpleging in 2012).
Ook heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf meegewogen dat verdachte tuchtrechtelijk is bestraft. Hij is namelijk door de KNVB met ingang van 28 april 2016 geschorst voor een periode van 60 maanden.
Over verdachte is door de reclassering een voorlichtingsrapport uitgebracht. De reclassering ziet bij verdachte een toenemend patroon dat hij agressief handelt wanneer mensen uit zijn netwerk (in zijn ogen) onheus worden bejegend. De reclassering vindt dat verdachte meer inzicht in zijn gedrag dient te krijgen en middels een behandeling andere copingstrategieën dient aan te leren. Zij adviseert een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: meldplicht, behandelverplichting en de verplichting om zich in te spannen voor het verkrijgen van passende dagbesteding.
De rechtbank kan zich vinden in het advies van de reclassering en zal hiermee rekening houden bij de strafoplegging.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de door de raadsman genoemde omstandigheden voorafgaande aan het slaan van [benadeelde partij 2] door verdachte niet straf verminderend werken. Verdachte heeft immers, door eerst [benadeelde partij 1] tegen het hoofd te schoppen, zichzelf in de positie gebracht dat [benadeelde partij 2] op hem af kwam rennen, terwijl bovendien niet is gebleken dat [benadeelde partij 2] verdachte wilde aanvallen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte er thans, na 3 maanden voorlopige hechtenis, van doordrongen is dat dit soort geweld niet thuis hoort op het voetbalveld. De rechtbank zal dan ook beslissen dat het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf een dag na deze uitspraak eindigt. Hierbij houdt de rechtbank ook rekening met straffen die doorgaans in soortgelijke gevallen worden opgelegd.
De rechtbank zal voorts een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden opleggen, niet alleen om de ernst van de bewezenverklaarde feiten te benadrukken, maar ook om te pogen verdachte de komende twee jaar te weerhouden van niet alleen het plegen van strafbare feiten in het algemeen, maar zeker ook het plegen van gewelddelicten. Daartoe zal de rechtbank bepalen dat verdachte in het kader van het voorwaardelijk deel van de straf zich zal houden aan de voorwaarden die de reclassering in haar rapport heeft vermeld, waaronder de verplichting om zich ambulant te laten behandelen voor zijn agressieve gedrag bij het Dok of een soortgelijke instelling.

7.De benadeelde partij

De
benadeelde partij [benadeelde partij 1]vordert een schadevergoeding van € 481,21 voor feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit, waarvan € 31,21 ter zake van materiële schade en € 450,= ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen.
De benadeelde partij [benadeelde partij 2]vordert een schadevergoeding van € 1601,84 voor feit 2, bestaande uit € 1.500,= ter zake van immateriële schade en € 101,84 ter zake van materiële schade.
De rechtbank begroot de immateriële schade op een bedrag van € 450,= als zijnde een rechtstreeks gevolg van dit bewezen verklaarde feit, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Voor het overige deel dient de vordering te worden afgewezen.
Voor wat betreft de gevorderde materiële schade van € 101,84 acht de rechtbank het gevorderde bedrag bij gebreke van enige onderbouwing onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij [benadeelde partij 2] daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 45, 57, 63, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:poging tot zware mishandeling;
feit 2:mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 5 maanden;
- bepaalt dat een
gedeelte van deze gevangenisstraf groot 2 maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd van twee jaren na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft en zich daartoe gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van de Forensisch Psychiatrische Polikliniek het Dok of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn agressieve gedrag, het inzicht krijgen in zijn eigen gedrag en het aanleren van adequate copingstrategieën, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
* dat verdachte zich inspant om passende dagbesteding (werk of studie) te verkrijgen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de
benadeelde partij [benadeelde partij 1]van
€ 481,21waarvan € 31,21 ter zake van materiële schade en € 450,= ter zake van immateriële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 17 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de
benadeelde partij [benadeelde partij 2]van
€ 450,=ter zake van immateriële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 17 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- wijst het overige gedeelte van de immateriële vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] (€ 1.050,=) af;
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] voor het materiele gedeelte van de vordering
(€ 101,84) niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:
- benadeelde partij [benadeelde partij 1] (feit 1), € 481,21: 9 dagen hechtenis,
- benadeelde partij [benadeelde partij 2] (feit 2), € 450,=: 9 dagen hechtenis,
met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 17 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. Brouwer, voorzitter, mr. Hermans en mr. Struijs, rechters, in tegenwoordigheid van De Roos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 juli 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2016100019 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporings-ambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 69.
2.Het proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 43 van voornoemd eind-proces-verbaal.
3.Het geschrift, te weten een geneeskundige verklaring, pagina 35 van voornoemd eind-proces-verbaal.
4.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 1 juli 2016.
5.De processen-verbaal van verhoor getuigen, pagina 33, 41, 42, 57 en 58 van voornoemd eind-proces-verbaal.
6.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 1 juli 2016.
7.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 63 van voornoemd eind-proces-verbaal.
8.Het geschrift, te weten een geneeskundige verklaring, pagina 69 van voornoemd eind-proces-verbaal.