In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 juni 2016 een hersteluitspraak gedaan met betrekking tot een eerdere uitspraak van 8 april 2016. De zaak betreft een bezwaar van de belanghebbende tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2010, waarbij het belastbaar inkomen uit werk en woning aanvankelijk was vastgesteld op € 51.999. De inspecteur van de Belastingdienst had op 31 juli 2014 deze aanslag opgelegd, waartegen de belanghebbende bezwaar had gemaakt.
Tijdens de procedure is gebleken dat er een fout was gemaakt in de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin de tussen partijen bereikte overeenstemming over het belastbaar inkomen onjuist was weergegeven. De rechtbank heeft op verzoek van de inspecteur, die op 24 mei 2016 een brief heeft gestuurd, de zaak heroverwogen. De belanghebbende heeft ingestemd met een hersteluitspraak, waarbij het belastbaar inkomen uit werk en woning werd verlaagd naar € 7.999.
De rechtbank heeft de overwegingen van de eerdere uitspraak aangepast en het dictum gewijzigd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en verminderde de aanslag tot een belastbaar inkomen van € 7.999. Tevens werd de inspecteur gelast het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 45 te vergoeden. Deze hersteluitspraak is gedaan door rechter mr. C.A.F.M. Stassen en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. L. Arts. Tegen deze hersteluitspraak staat geen rechtsmiddel open, en het heeft geen invloed op de termijn voor hoger beroep tegen de oorspronkelijke uitspraak.