In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 juni 2016, werd het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen inzake haar aanspraken op huishoudelijke hulp in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) behandeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 15 september 2015, waarin het college stelde dat de eerste drie uur huishoudelijke hulp als algemeen gebruikelijk werd aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat het college onvoldoende onderzoek had gedaan naar de financiële positie van eiseres, waardoor niet kon worden vastgesteld dat de drie uur huishoudelijke hulp voor haar algemeen gebruikelijk was. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit lijdt aan een onderzoeksgebrek en vernietigde dit besluit. Eiseres had aangevoerd dat het college in strijd met het advies van de commissie voor de bezwaarschriften had gehandeld en dat de eerste drie uur hulp voor haar, gezien haar inkomen, niet algemeen gebruikelijk was. De rechtbank oordeelde dat het college een nieuw besluit op het bezwaar moest nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 992,--. De uitspraak benadrukt het belang van een gedegen onderzoek naar de financiële situatie van cliënten bij de toekenning van voorzieningen onder de Wmo 2015.