Op 23 juni 2016 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het UWV. De eiser, werkzaam als administrateur, had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 1 december 2015, waarin het recht op uitkering wegens betalingsonmacht op grond van de Werkloosheidswet (WW) werd behandeld. De eiser stelde dat het UWV ten onrechte 45,9 uur aan vakantie-uren in mindering had gebracht op het loon over de opzegtermijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de vakantie-uren niet in mindering had mogen brengen, omdat het gemiddeld aantal gewerkte uren al rekening hield met onbetaalde vakantie-uren. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, waarbij het UWV werd opgedragen de in mindering gebrachte vakantie-uren alsnog aan de eiser uit te betalen. Tevens werd het UWV opgedragen het griffierecht van € 46,- aan de eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.