ECLI:NL:RBZWB:2016:3655

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 juni 2016
Publicatiedatum
16 juni 2016
Zaaknummer
AWB 15_3688
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling aanspraak op Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden (OVW)-periodieken in relatie tot LFNP-functie en feitelijk verrichte werkzaamheden

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 juni 2016, onder zaaknummer BRE 15/3688 AW, is de vraag aan de orde of bij de beoordeling van de aanspraak op Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden (OVW)-periodieken moet worden uitgegaan van de LFNP-functie of van de feitelijk verrichte werkzaamheden van de eiseres. De eiseres, die werkzaam is bij de politie, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de korpschef van politie, waarin haar aanspraak op OVW-periodieken werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres sinds 16 april 2012 de functie van Teamchef B vervult, waaraan 24 of meer OVW-punten zijn verbonden. De korpschef heeft echter gesteld dat de beoordeling moet plaatsvinden op basis van de formele LFNP-functie, die minder dan 24 OVW-punten toekent.

Tijdens de zitting op 4 november 2015 is de eiseres bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl de korpschef zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst in afwachting van nader onderzoek door de korpschef, die op 1 maart 2016 heeft aangegeven dat er geen oplossing in het geschil kon worden bereikt. Partijen hebben vervolgens toestemming gegeven voor uitspraak zonder nadere zitting.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante feiten en omstandigheden uiteengezet, waaronder de bepalingen uit het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie en het Besluit bezoldiging politie (Bbp). De rechtbank concludeert dat de korpschef terecht heeft geweigerd de eiseres OVW-periodieken toe te kennen, omdat de functie die aan haar is toegekend in het kader van het LFNP niet voldoet aan de vereisten voor de toekenning van deze periodieken. De rechtbank verklaart het beroep van de eiseres ongegrond en wijst op de mogelijkheid van hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 15/3688 AW

uitspraak van 9 juni 2016 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [woonplaats eiseres] , eiseres,

gemachtigde: mr. W.H. Janssen,
en

de korpschef van politie (Politiedienstencentrum), verweerder,

gemachtigde: mr. B.M.H.J. Gossen.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 23 april 2015 (bestreden besluit) van de korpschef betreffende periodieken inzake Onvermijdelijk Verzwarende Werkomstandigheden (OVW).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 4 november 2015. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Het onderzoek is ter zitting geschorst in afwachting van de uitkomst van nader onderzoek door de korpschef. De korpschef heeft op 1 maart 2016 de rechtbank bericht dat geen oplossing in het geschil bereikt kan worden.
Partijen hebben de rechtbank toestemming gegeven uitspraak te doen zonder nadere zitting.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In het kader van de invoering van het Landelijk Functiegebouw Nationale Politie (LFNP) is bij besluit van 16 juni 2011 de uitgangspositie van eiseres vastgesteld. Voor haar geldt in de periode van 31 december 2009 tot en met 31 december 2011 de uitgangspositie van ‘Medewerker Centraal Servicepunt Klachten’. Deze functie is gewaardeerd op schaal 10.
Met ingang van 16 april 2012 is eiseres op grond van een tewerkstellingsovereenkomst tot uiterlijk 16 april 2014 tijdelijk tewerkgesteld als ‘Teamchef A (team intake & service)’ te Oosterhout. Deze tewerkstelling is vervolgens verlengd.
Bij besluit van 16 december 2013 heeft de korpschef aan eiseres over de periode van 31 december 2009 tot en met 31 december 2011 de LFNP-functie ‘Bedrijfsvoeringspecialist B’ toegekend. Deze functie is gewaardeerd op schaal 10. De korpschef heeft bepaald dat eiseres met ingang van 1 januari 2012 overgaat naar deze LFNP-functie. In het besluit is opgenomen dat er na 1 januari 2012 geen formele wijzigingen meer zijn geweest die relevant zijn voor de situatie van eiseres in het LFNP.
Bij besluit van 31 juli 2014 heeft de korpschef de bezwaren van eiseres tegen het besluit van 16 december 2013 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van deze rechtbank van 1 juli 2015, gedaan onder zaaknummer BRE 14/5511 AW, is het beroep van eiseres tegen het besluit van 31 juli 2014 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de salarisspecificatie van de maand december 2014, waaruit blijkt dat de korpschef haar niet in aanmerking heeft gebracht voor de toekenning van OVW-periodieken.
Bij het bestreden besluit heeft de korpschef het bezwaar ongegrond verklaard. Overwogen is dat voor de vaststelling van het recht op OVW-periodieken dient te worden uitgegaan van de formele LFNP-functie, niet van de feitelijk verrichte werkzaamheden.
2. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit aangevoerd dat uit de bij de Regeling overgang naar een LFNP-functie behorende transponeringstabel volgt dat de functie van Teamchef A van het team Intake & Service bij het korps Midden en West Brabant is overgegaan naar de functie van Teamchef B uit het LFNP. Dat betekent volgens eiseres dat zij sinds 16 april 2012 de functie van Teamchef B bekleedt. Aan die functie zijn 24 of meer OVW-punten verbonden en daarom komt eiseres, die het maximum van schaal 10 heeft bereikt, in aanmerking voor extra periodieken.
De korpschef gaat ten onrechte uit van de situatie in de periode van de uitgangspositie, de zogeheten referteperiode die duurde van 31 december 2010 tot en met 31 maart 2011, dus voorafgaand aan 16 april 2012. Voor die periode kon geen functieonderhoud worden aangevraagd. Als eiseres nu met haar huidige werkzaamheden zou worden belast, dan zou in de tewerkstellingsovereenkomst worden opgenomen dat het de werkzaamheden betreft van Teamchef B, omdat de functie van Teamchef A niet meer bestaat, terwijl de korpsfunctie is overgegaan naar die van Teamchef B. De stelling van de korpschef dat het recht op OVW-periodieken voortvloeit uit de functie waaraan eiseres is gematcht en niet uit de werkzaamheden die feitelijk worden verricht getuigt van een onjuiste interpretatie van de regelgeving. Eiseres is benoemd, zij het vooralsnog tijdelijk, in de functie van Teamchef B en vervult daarom, sinds 16 april 2012, een functie waaraan het vereist aantal OVW-punten is verbonden om in aanmerking te komen voor de extra periodieken.
3. In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie (2012-2014) (Akkoord) is onder meer overeengekomen dat voor diegenen die op het maximum van de schaal behorende bij hun functie zitten én een functie vervullen waaraan door het nieuwe functiewaarderingssysteem ten minste 24 punten voor OVW zijn toegekend vanaf 1 januari 2012 het uitzicht ontstaat op OVW-periodieken.
In een circulaire van 18 december 2012 heeft de minister van Veiligheid en Justitie beschreven op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan dat onderdeel van het Akkoord.
In artikel 9a, eerste lid, van het Besluit bezoldiging politie (Bbp) is bepaald dat de ambtenaar die het maximum van de schaal behorende bij een functie met 24 of meer OVW-punten, zoals opgenomen in bijlage 3, heeft bereikt, met behoud van deze schaal en met inachtneming van het tweede lid, extra periodieken ter hoogte van de in de volgende salarisschaal opgenomen periodieken worden toegekend. Artikel 9a van het Bbp is op 8 februari 2014 in werking getreden, met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2012.
In artikel 49f, eerste lid, van het Bbp is bepaald dat voor de ambtenaar aanspraak ontstaat op de salarisschaal, toelagen, vergoedingen en uitkeringen behorende bij de functie die hem naar aanleiding van de invoering van het LFNP is toegekend, vanaf het moment van het bekendmaken van het besluit genomen op grond van de regels gesteld op grond van artikel 6, tweede lid, tweede volzin, zoals die luidde op de dag voor de inwerkingtreding van dit artikel, strekkende tot toekenning van een functie die is opgenomen in het LFNP aan de ambtenaar. Deze aanspraak werkt terug tot en met het moment waarop de ambtenaar deze functie is toegekend, doch uiterlijk tot en met 1 januari 2010.
4. Partijen verschillen van mening over de vraag of bij de beoordeling van de aanspraak van eiseres op OVW-periodieken moet worden uitgegaan van haar LFNP-functie ‘Bedrijfsvoeringspecialist B’ of van de vanaf 16 april 2012 feitelijk verrichte werkzaamheden die behoren bij de functie van Teamchef B.
Als wordt uitgegaan van de LFNP-functie waarin eiseres is aangesteld, zoals de korpschef heeft gedaan, komt eiseres niet voor OVW-periodieken in aanmerking omdat aan die functie minder dan 24 OVW-punten verbonden zijn.
Als wordt uitgegaan van de daadwerkelijk vervulde werkzaamheden, zoals eiseres bepleit, komt zij wel voor die periodieken in aanmerking omdat aan die functie 24 punten zijn verbonden terwijl eiseres het maximum van haar schaal heeft bereikt.
5. Voor het standpunt van eiseres is mogelijk steun te vinden in de letterlijke tekst van het Akkoord, waar die luidt: “
Partijen komen overeen dat voor diegenen die op het maximum van de schaal behorende bij hun functie zitten én een functie vervullen waaraan door het nieuwe functiewaarderingssysteem ten minste 24 punten voor (…) OVW zijn toegekend (…) het uitzicht ontstaat op OVW-periodieken”. Zoals ter zitting met partijen is besproken is het gebruik van het begrip ‘vervullen’ in het Bbp niet eenduidig en kan het ook betrekking hebben op het verrichten van werkzaamheden waarin de betrokkene niet is aangesteld.
De juiste uitleg van het begrip ‘vervullen’ kan echter in het midden blijven, aangezien de rechtbank doorslaggevende betekenis toekent aan de tekst van artikel 49f van het Bbp, waar is bepaald dat “
voor de ambtenaar aanspraak ontstaat op de salarisschaal, toelagen, vergoedingen en uitkeringen behorende bij de functie die hem naar aanleiding van de invoering van het LFNP is toegekend …”. Uit die bepaling vloeit voort dat de functie ‘Bedrijfsvoeringspecialist B’ bepalend is voor de aanspraken van eiseres. Dat is immers de functie die haar in het kader van het LFNP is toegekend.
De korpschef heeft dan ook terecht geweigerd aan eiseres OVW-periodieken toe te kennen.
6. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.S.M. van Bergen, voorzitter, en mr. R.P. Broeders en mr. M.Z.B. Sterk, leden, in aanwezigheid van mr. P. Oudkerk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.