ECLI:NL:RBZWB:2016:3625
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verwijzing van een kantonzaak naar de pachtkamer en de toepassing van artikel 220 Rv
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is er sprake van een geschil tussen twee broers die vorderingen tegen elkaar hebben ingesteld. De procedure begon met een dagvaarding op 15 september 2015, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis op 28 oktober 2015. Tijdens een comparitie op 3 december 2015 hebben de partijen geprobeerd tot een regeling te komen, maar het bleek dat de kantonrechter de zaak niet kon behandelen op basis van artikel 93 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De kantonrechter heeft vastgesteld dat de zaak niet kan worden verwezen naar de pachtkamer op basis van artikel 220 lid 1 Rv, omdat de procedure voor de pachtkamer later is aangevangen dan de zaak voor de kantonrechter. Echter, gezien de voorkeur van beide partijen om de zaak door de pachtkamer te laten behandelen, heeft de kantonrechter besloten om de zaak rechtstreeks naar de pachtkamer te verwijzen. De zaak is verwezen naar de rolzitting van de pachtkamer op 26 februari 2016, waarbij partijen de gelegenheid hebben om hun vorderingen te verminderen. De beslissing is genomen door kantonrechter mr. C. Kool en uitgesproken op 3 februari 2016.