2.1De kantonrechter stelt de navolgende feiten vast:
- [verzoekster], geboren op [geboortedatum], is op 1 september 2016 in dienst getreden bij [verweerster], tegen een salaris van laatstelijk € 2.574,13.
- [verweerster] heeft voor (onder meer) [verzoekster] een ontslagaanvraag ingediend vanwege bedrijfseconomische redenen, in het bijzonder bedrijfssluiting.
- [verweerster] heeft de arbeidsovereenkomst tussen partijen na verkregen toestemming van het Uwv van 16 december 2015 bij brief van 23 december 2015 opgezegd ten gevolge waarvan het dienstverband per 1 februari 2016 is geëindigd.
- Bij de ontslagaanvraag heeft [verweerster] tevens een aanvraag gedaan voor het afgeven van een Verklaring Overbruggingsregeling Transitievergoeding.
- Het Uwv heeft bij brief van 11 december 2015 aangegeven dat de verklaring niet kan worden afgegeven, omdat [verweerster] niet aan de vereiste voorwaarden voldoet, namelijk dat de onderneming een negatief eigen vermogen heeft aan het einde van het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarin de aanvraag is ingediend. Daarnaast was de waarde van de vlottende activa van de onderneming niet kleiner dan de schulden met een looptijd van hooguit een jaar.
- [verweerster] heeft bij het berekenen en uitbetalen van de transitievergoeding de overbruggingsregeling toch toegepast en een bedrag van € 1.758,60 bruto aan [verzoekster] betaald.
- [verzoekster] heeft via haar (toenmalige) gemachtigde bij brief van 7 januari 2016 aanspraak gemaakt op de transitievergoeding zonder toepassing van de overbruggingsregeling.
- [verweerster] heeft via haar gemachtigde bij brief van 9 februari 2016 aan (de machtigde van) [verzoekster] te kennen gegeven dat [verweerster] wel in aanmerking komt voor de overbruggingsregeling.
- Bij brief van 18 februari 2016 heeft de gemachtigde van [verweerster] het Uwv verzocht om herziening van het oordeel van het Uwv dat [verweerster] niet in aanmerking komt voor de overbruggingsregeling. Deze brief luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“(…)Het UWV is van mening dat het eigen vermogen in het boekjaar 2014 positief was en dat daarnaast de vlottende activa groter waren dan de schulden, en dat cliënte aldus niet aan alle voorwaarden voldoet.
Cliënte is van mening dat het UWV onjuist beoordeeld heeft of cliënte aan de voorwaarden voor de overbruggingsregeling transitievergoeding voldoet.
In artikel 24 lid 2 van de Ontslagregeling staan de voorwaarden opgenomen waaraan voldaan moet zijn om in aanmerking te komen voor toepassing van de overbruggingsregeling. Hierin staat duidelijk formuleert dat er gekeken moet worden naar de cijfers van “het boekjaar dat eindigt voorafgaand aan het boekjaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt of niet wordt voortgezet”.
De arbeidsovereenkomsten van de (ex-)medewerkers eindigen in 2016. Cliënte dient voor de beoordeling of voldaan is aan de voorwaarden voor de toepassing van de overbruggingsregeling dan (onder andere) te kijken naar de cijfers van het boekjaar 2015.
Cliënte is van mening dat zij voldoet aan de voorwaarden van de overbruggingsregeling.(…)
Allereerst is het nettoresultaat van de onderneming van cliënte in de boekjaren 2013, 2014 en 2015 kleiner dan nul. Daarnaast is de waarde van het eigen vermogen van de onderneming van cliënte negatief aan het einde van het boekjaar 2015. Tot slot is de waarde van de vlottende activa kleiner dan de schulden met een resterende looptijd van ten hoogste één jaar aan het einde van het boekjaar 2015.
Bijgaand zend ik u, ter onderbouwing van het standpunt van cliënte, de (concept) balans en meerjarenrekening uit de (concept) jaarrekening van 2015 (*) toe. Deze (concept) jaarrekening is door de accountant van cliënte opgesteld.(…)”
- Het Uwv heeft bij brief van 8 maart 2016 6 op voornoemde brief gereageerd. Daarin staat – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“(…)Op basis van de verwachte regelgeving in december 2015 is terecht de voorlopige Verklaring niet afgegeven (datum indiening is bepalend). Van belang hierbij is dat ook op basis van de toen geldende regelgeving in december 2015 evenmin aan de financiële criteria was voldaan (werkgever kon nog niet beschikken over de vereiste gegevens en dat is ook juist de reden voor de wetswijziging geweest).
U constateert nu op zich terecht dat de wetswijziging niet volledig is doorgevoerd in art. 24 lid 2 Ontslagregeling. Dat was wel beoogd en dat wordt nog gerepareerd. U geeft aan dat werkgever nu wel aan de drie financiële criteria voldoet. Dat lijkt aannemelijk op basis van de nu voorhanden zijnde informatie, maar wij kunnen geen formele Verklaring verstrekken vanwege het ontbreken van een formele ontslagaanvraag. Overigens blijft het van belang om te benadrukken dat de Verklaring niet op rechtsgevolg is gericht en dat het nog steeds volledig werkgever en werknemer vrijstaat om het aan de rechter voor te leggen.(…)”