In deze zaak, die voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, betreft het een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de nakoming van een aanvullende overeenkomst die is gesloten in het kader van de verkoop van een onroerende zaak. De rechtbank heeft op 8 juni 2016 vonnis gewezen in deze zaak, waarin [eiser] vorderde dat [gedaagde] hem een bedrag van € 26.564,91 zou betalen, vermeerderd met rente en kosten. Dit bedrag was gebaseerd op een commissie van € 25.000 die [eiser] volgens de aanvullende overeenkomst zou ontvangen bij verhuur van het pand aan Houtelgroep, dat het pand exploiteert als hotel/restaurant.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvullende overeenkomst niet is opgezegd en dat deze tussen partijen nog geldt, ondanks de ontbinding van de vastgoedmaatschappij Pebbles. Echter, de rechtbank oordeelt dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [eiser] zich op de overeenkomst beroept, gezien de gewijzigde omstandigheden rondom het pand en de aanzienlijke investering die [gedaagde] heeft gedaan. De rechtbank wijst de vordering van [eiser] af en veroordeelt hem in de proceskosten van [gedaagde].
De beslissing van de rechtbank houdt in dat de vordering tot betaling van het bedrag van € 25.000,-- wordt afgewezen, evenals de gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten. [eiser] wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] zijn begroot op € 2.034,--.