ECLI:NL:RBZWB:2016:3506

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 januari 2016
Publicatiedatum
13 juni 2016
Zaaknummer
4259651
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de onredelijkheid van contractuele bedingen in consumentenovereenkomsten

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de kantonrechter op 27 januari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen Brugman Keukens & Badkamers B.V. en een gedaagde partij. De zaak betreft de vraag of artikel 12 van de CBW-voorwaarden, dat een consument verplicht om bij annulering van een overeenkomst 30% van de aankoopsom te betalen, als onredelijk bezwarend kan worden aangemerkt. De kantonrechter heeft in zijn overwegingen de richtlijn 93/13/EEG inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten betrokken en vastgesteld dat hij ambtshalve moet onderzoeken of het beding oneerlijk is. De rechter concludeert dat het beding niet oneerlijk is, omdat het tot stand is gekomen in samenwerking met de Consumentenbond en rekening houdt met de belangen van de consument. De kantonrechter oordeelt dat de vordering van Brugman tot betaling van € 943,-- met de niet betwiste rente toewijsbaar is, evenals de vordering tot vergoeding van incassokosten. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Brugman zijn begroot op € 745,47, inclusief het salaris van de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Zittingsplaats: Middelburg
zaak/rolnr.: 4259651 / 15-3777

vonnis van de kantonrechter d.d. 27 januari 2016

in de zaak van
de besloten vennootschap
BRUGMAN KEUKENS & BADKAMERS B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
eisende partij,
verder te noemen: Brugman,
gemachtigde: J.C.M. Ruis,
t e g e n :

[gedaagde] ,

wonende te Ossenisse,
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde] ,
aanvankelijk in persoon,
thans gemachtigde: mr. R.W. van Voorst Vader.

het verdere verloop van de procedure

Na het tussenvonnis van 30 september 2015 is de procedure als volgt verlopen:
- akten.

de verdere beoordeling van de zaak

1. De kantonrechter handhaaft wat is overwogen en beslist bij het tussenvonnis. De inhoud van dat vonnis moet als hier ingelast worden beschouwd. In dat vonnis kreeg Brugman de gelegenheid bij akte zich erover uit te laten of in dit geval artikel 12 van de CBW-voorwaarden onredelijk bezwarend is, mede gelet op de Richtlijn 93/13/EEG inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (verder: de richtlijn). Brugman nam een akte, [gedaagde] reageerde bij antwoordakte.
2.1.
De kantonrechter overweegt dat hij gehouden is ambtshalve na te gaan of een contractueel beding valt binnen de werking van de richtlijn en zo ja, te onderzoeken of dit beding oneerlijk is in de door de richtlijn bedoelde zin. De richtlijn is weliswaar niet rechtstreeks van toepassing in de Nederlandse rechtsorde, maar een richtlijnconforme uitleg van het Nederlandse recht brengt mee dat de rechter op grond van artikel 6: 233 BW gehouden is dit onderzoek ambtshalve te verrichten indien de richtlijn die verplichting meebrengt. Als de rechter vaststelt dat het beding oneerlijk is in de zin van de richtlijn, is hij gehouden het beding te vernietigen. Dit alles lijdt uitzondering indien de consument zich ertegen verzet dat de rechter een contractueel beding dat hij onredelijk oordeelt, buiten toepassing laat.
2.2.
Omdat bij dupliek [gedaagde] een beroep deed op de richtlijn, verzet hij zich er niet tegen dat de kantonrechter artikel 12 van de CBW-voorwaarden buiten toepassing laat.
2.3.
Artikel 7: 237 aanhef en onder i BW bepaalt dat vermoed wordt onredelijk bezwarend te zijn een beding dat voor het geval de overeenkomst wordt beëindigd anders dan op grond van het tekortschieten van de consument in de nakoming van zijn verbintenis de consument verplicht een geldsom te betalen, behoudens voor zover het betreft een redelijke vergoeding voor de door de gebruiker geleden verlies of gederfde winst.
2.4.
Volgens artikel 3 lid 1 van de richtlijn wordt een beding in een overeenkomst, waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De bijlage bij de richtlijn bevat een indicatieve en niet uitputtende lijst van bedingen die als oneerlijk kunnen worden beschouwd. Daartoe behoren volgens de lijst bedingen die tot doel of tot gevolg hebben de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen.
2.5.
De kantonrechter oordeelt artikel 12 van de CBW-voorwaarden niet oneerlijk in de zin van de richtlijn. Dit beding is tot stand gekomen in samenwerking met de Consumentenbond, zodat mag worden aangenomen dat bij de totstandkoming rekening is gehouden met de belangen van de consument om te voorkomen dat het evenwicht aanzien werd verstoord in het nadeel van de consument.
2.5.
Alternatief voor annulering van de overeenkomst door de consument, zodat hij volgens artikel 12 van de CBW-voorwaarden 30% van de aankoopsom moet betalen, is dat hij wordt verplicht tot nakoming, dat wil zeggen betaling van 100% en het afnemen van (in dit geval) een badkamer die hij - gelet op de annulering - kennelijk niet meer wenst. In dat geval zou [gedaagde] daarnaast nog kosten moeten maken voor montage van de badkamer.
2.6.
Brugman stelt dat de groep van bedrijven waartoe zij behoort in de loop der jaren een brutomarge van ruim 40% realiseerde, aanzienlijk meer dus dan 30%. [gedaagde] stelt weliswaar dat Brugman nalaat te motiveren dat zij kosten heeft moeten maken die in verhouding staan tot 30% van de aankoopsom, maar ziet eraan voorbij dat bij ontbinding wegens tekortkoming een recht op schadevergoeding bestaat dat ook de gederfde winst omvat. Ook volgens artikel 7: 237 aanhef en onder i BW is een redelijke vergoeding voor gederfde winst toelaatbaar.
2.7.
Dat in de vergoeding BTW is begrepen, maakt het voorgaande niet anders. Als er rekening mee wordt gehouden dat Brugman bij nakoming van de overeenkomst de in de aankoopsom begrepen BTW moet afdragen en zij bij annulering van de overeenkomst over de bedongen vergoeding geen BTW hoeft af te dragen, komt de vergoeding uit op ongeveer 36,3% van de aankoopsom exclusief BTW. Ook dan blijkt niet dat de vergoeding meer is dan een redelijke vergoeding voor geleden verlies of gederfde winst of dat het beding het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.
2.8.
Dit betekent dat de kantonrechter geen grond ziet om artikel 12 van de CBW-voorwaarden buiten toepassing te laten. De vordering tot betaling van € 943,-- met de niet betwiste rente is toewijsbaar.
3. Het bij antwoord gevoerde verweer tegen de vordering tot vergoeding van incassokosten houdt in dat [gedaagde] aanvankelijk was aangemaand voor te hoge bedragen. Dit verweer miskent dat een zogenaamde kosteloze aanmaning voor het juiste bedrag is verzonden op 5 mei 2014. Ook de vordering tot vergoeding van incassokosten is toewijsbaar.
4. [gedaagde] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te worden veroordeeld.

de beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om tegen bewijs van kwijting aan Brugman te betalen een bedrag van € 1.123,49 vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 943,-- vanaf 8 mei 2015 tot de dag der voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding welke aan de zijde van Brugman tot op heden worden begroot op € 745,47 waaronder begrepen een bedrag van € 200,-- wegens salaris van de gemachtigde van Brugman;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kool, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 januari 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.