ECLI:NL:RBZWB:2016:3220
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
WOB-verzoek om openbaarmaking van de identiteit van een telefonische klaagster en de afweging van belangen
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van de GGD West-Brabant, waarin haar verzoek om openbaarmaking van de identiteit van een telefonische klaagster werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de GGD de weigering om de identiteit openbaar te maken primair baseerde op artikel 10, eerste lid, onder d, van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB), dat betrekking heeft op persoonsgegevens. De rechtbank oordeelt dat de identiteit van de klaagster geen persoonsgegevens in de zin van de Wbp betreft, en dat de GGD de belangen van de persoonlijke levenssfeer niet zwaarder had mogen laten wegen dan het belang van openbaarmaking. De rechtbank heeft ook de subsidiaire grondslag van artikel 10, tweede lid, onder e, van de WOB beoordeeld, waarbij de GGD de belangen van de klaagster tegen de belangen van openbaarmaking moest afwegen. De rechtbank concludeert dat de GGD de openbaarmaking van de naam van de klaagster op basis van deze grondslag heeft mogen weigeren, omdat de klaagster ernstige zorgen had over de opvang van haar kind en vertrouwelijkheid wenste. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard.