Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het procesverloop
2.De beoordeling
[betrokkene], hierna te noemen betrokkene, geboren te Oosterhout op [geboortedatum] , [adres betrokkene] , onder gelijktijdige benoeming van de [verzoekende partij] tot bewindvoerder. Betrokkene is als gevolg van haar geestelijke toestand niet meer in staat zelf ten volle haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen.
haar belangen van niet-vermogensrechtelijke aardbehoorlijk waar te nemen, reden waarom de kantonrechter het verzoek zal inwilligen. De kantonrechter heeft in dat verband ook ambtshalve kennis kunnen nemen van de processtukken welke aan de instelling van het beschermingsbewind ten grondslag lagen. De kantonrechter acht de verzochte beschermende maatregel passend. Een voldoende behartiging van deze belangen kan niet worden bewerkstelligd met een minder verstrekkende voorziening. Betrokkene stemt ter zitting desgevraagd ook zelf in met het ten behoeve van haar instellen van een mentorschap.
de verplichtingop dat zij
jaarlijkseen schriftelijke rapportage aan de kantonrechter overlegt, waarin
verslagwordt gedaan van de door haar verrichte werkzaamheden ten behoeve van betrokkene.
plan van aanpak mentorschap. Hierin is onder meer het doel van dit mentorschap vastgelegd. De kantonrechter heeft ter terechtzitting het belang benadrukt, dat de bij dit plan van aanpak betrokken partijen de wederzijds gemaakte afspraken ook daadwerkelijk nakomen. Waar nodig dient dit plan van aanpak de komende jaren te worden bijgesteld/aangepast. De ingestelde maatregel dient verder op grond van artikel 1:459 lid 3 BW, periodiek (telkens na verloop van vijf jaren) door de mentor te worden geëvalueerd. Feiten die voor het mentorschap en het voortduren daarvan van betekenis zijn, dient de mentor terstond aan de kantonrechter mede te delen.
de jaarbeloningvan de te benoemen mentor, inclusief onkosten- vergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, vaststellen
3.De beslissing
[betrokkene]voornoemd;