ECLI:NL:RBZWB:2016:2670

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 april 2016
Publicatiedatum
2 mei 2016
Zaaknummer
AWB 15_3893
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van het overgangsprotocol Faunafonds en de gevolgen voor de telewerkvergoeding en salariscompensatie

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 april 2016, werd het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Economische Zaken ongegrond verklaard. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de voorwaarden waaronder hem een arbeidsovereenkomst was aangeboden na de decentralisatie van het Faunafonds naar BIJ12. De rechtbank oordeelde dat het overgangsprotocol Faunafonds een algemeen verbindend voorschrift is, wat betekent dat de rechterlijke toets terughoudend moet zijn. Eiser had geen recht op een stimuleringspremie omdat hij niet als 'werk naar werk-kandidaat' werd beschouwd. De rechtbank concludeerde dat er geen strijd was met het gelijkheidsbeginsel of met redelijkheid en billijkheid, en dat er geen grondslag was om eiser een eenmalig bedrag toe te kennen. De rechtbank bevestigde dat de telewerkvergoeding en salariscompensatie correct waren vastgesteld volgens het overgangsprotocol. De uitspraak benadrukt de rol van de rechter in het respecteren van algemeen verbindende voorschriften en de noodzaak van een zorgvuldige afweging van belangen bij de totstandkoming van dergelijke voorschriften. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van eiser af.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 15/3893 AW

uitspraak van 21 april 2016 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [woonplaats eiser] , eiser,

gemachtigde: mr. B.I. van Dijk-van Vugt,
en

de minister van Economische Zaken, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 29 april 2015 (bestreden besluit) van de minister inzake, voor zover hier van belang, de voorwaarden waaronder hem een arbeidsovereenkomst is aangeboden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 18 april 2016. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R. den Bremer en [naam vertegenwoordiger verweerder]
.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser was werkzaam bij het Faunafonds, een zelfstandig bestuursorgaan. De minister heeft in overeenstemming met de vereniging Interprovinciaal Overleg (IPO) en de provincies besloten om het Faunafonds te decentraliseren en onder te brengen bij BIJ12, de gemeenschappelijke werkorganisatie van het IPO.
Bij brief van 28 augustus 2014 heeft de minister aan eiser het voornemen tot beëindiging van zijn dienstverband meegedeeld. Eiser heeft bedenkingen tegen dit voornemen naar voren gebracht.
Bij besluit van 7 november 2014 (primair besluit) heeft de minister het dienstverband van eiser beëindigd per 1 december 2014, onder aanbieding per gelijke datum van een arbeidsovereenkomst met BIJ12 van het IPO. In een bijlage bij dit besluit is een overzicht gegeven van de voor eiser van toepassing zijnde vergoedingen en compensaties. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Op 24 december 2015 heeft eiser de arbeidsovereenkomst met IPO getekend.
Bij het bestreden besluit zijn de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
2. Eiser heeft in beroep, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd:
  • De afkoopvergoeding als compensatie voor de telewerkvergoeding moet een netto-bedrag zijn in plaats van bruto (punt 1).
  • De ambtsjubileumgratificatie moet € 897,50 zijn. Verweerder erkent dit ook, maar dit bedrag is nog steeds niet volledig uitbetaald (punt 2).
  • 58 verlofuren zijn zonder nader overleg niet uitbetaald maar overgeheveld naar BIJ12 (punt 3).
  • De salariscompensatie is onjuist vastgesteld (punt 4).
  • Eiser heeft recht op een stimuleringspremie (punt 5).
  • Door de datum van indiensttreding bij BIJ12 loopt eiser zowel de compensatie voor rijksambtenaren als voor BIJ12 mis.
3. De afspraken over de arbeidsrechtelijke gevolgen van de overgang van het Faunafonds naar BIJ12 zijn neergelegd in het overgangsprotocol Faunafonds.
In artikel 49tt, eerste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) is bepaald dat aan de VWNW-kandidaat op zijn aanvraag een stimuleringspremie bij ontslag wordt toegekend, indien hij afziet van zijn aanspraak op het begeleidingstraject en de voorzieningen, bedoeld in paragraaf 3 van dit hoofdstuk.
In artikel 49vv, eerste lid, van het ARAR is bepaald dat indien een onderdeel van de sector Rijk wordt geprivatiseerd of verzelfstandigd dan wel de werkzaamheden van dat onderdeel worden uitbesteed of overgedragen aan andere overheden buiten de sector Rijk, een sociaal plan wordt opgesteld.
4. Ter zitting is gebleken dat de geschillen omtrent de ambtsjubileumgratificatie (punt 2) en de verlofuren (punt 3) inmiddels zijn opgelost. Deze punten hoeven dan ook niet meer besproken te worden. De rechtbank zal de overige gronden puntsgewijs bespreken. Voordat deze gronden besproken worden zal de rechtbank zich eerst uitlaten over de status van het overgangsprotocol, nu partijen, zoals ter zitting is gebleken, verdeeld zijn over de vraag of er wel of niet sprake is van een algemeen verbindend voorschrift.
Van een algemeen verbindend voorschrift is sprake als het gaat om een naar buiten werkende, voor alle daarbij betrokkenen bindende algemene regel, uitgegaan van het openbaar gezag dat de bevoegdheid daartoe aan de wet ontleent. Een algemeen verbindend voorschrift onderscheidt zich van andere besluiten doordat het algemene abstracte regels bevat, die zich zonder nadere normering voor herhaalde concrete toepassing lenen.
Het overgangsprotocol voldoet aan deze definitiebepaling zodat niet anders geconcludeerd kan worden dan dat er sprake is van een algemeen verbindend voorschrift.
De rechtbank overweegt in navolging van de vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep dat bij het tot stand brengen van algemeen verbindende voorschriften het in beginsel aan de materiële wetgever is voorbehouden om alle betrokken belangen af te wegen en dat de rechter het resultaat daarvan moet respecteren. Dit uitgangspunt lijdt echter uitzondering indien aan de inhoud of wijze van totstandkoming van dat algemeen verbindend voorschrift zodanige ernstige feilen kleven dat dit voorschrift om die reden niet als grondslag kan dienen voor daarop in concrete gevallen te baseren besluiten (zie bijvoorbeeld een uitspraak van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550).
5.
Telewerkvergoeding (punt 1)
De aanspraak van eiser op de telewerkvergoeding is een aanspraak die direct voortvloeit uit het overgangsprotocol. Zoals onder punt 4 al is overwogen is het overgangsprotocol een algemeen verbindend voorschrift en zal de rechtbank een terughoudende toets moeten hanteren.
Verder is van belang dat het overgangsprotocol in overleg en met instemming van de vakbonden tot stand is gekomen. Gelet op de wijze van totstandkoming van dit protocol kan dit protocol als een passend pakket aan overgangsmaatregelen worden beschouwd en dient het te worden aangemerkt als een sociaal plan zoals bedoeld in artikel 49vv, eerste lid, van het ARAR. De opgenomen maatregelen vormen de neerslag van een met de vakbonden gesloten onderhandelingsakkoord. Het is inherent aan een dergelijk onderhandelingsakkoord dat over en weer sprake is van geven en nemen en dat de uitkomst van zo’n akkoord niet met recht kan worden bestreden door enkel te wijzen op de voor de werknemer nadelige gevolgen.
In het overgangsprotocol is onder punt 7 opgenomen dat de medewerker die een telewerkvergoeding ontving, recht heeft op een afkoopvergoeding van € 3.659,79 bruto. Dat in de arbeidsvoorwaardenvergelijking is opgenomen dat de telewerkvergoeding een onbelaste vergoeding was, betekent niet dat met recht gesteld kan worden dat aan het overgangsprotocol een ernstig feilen kleeft en daarom afgeweken moet worden van het protocol. Bij dit oordeel heeft de rechtbank tevens betrokken dat in de arbeidsvoorwaarden-vergelijking expliciet vermeld staat dat daaraan geen rechten kunnen worden ontleend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de minister de afkoopvergoeding voor telewerken op goede gronden heeft gesteld op een bedrag van € 3.659,79 bruto.
Salariscompensatie (punt 4)
De salarissen waarmee wordt gerekend worden niet betwist. Eiser is echter van mening dat een vergelijking moet worden gemaakt tussen de salarissen exclusief de levensloopbijdrage van de werkgever.
In het overgangsprotocol is in de definitiebepaling (artikel 2) opgenomen dat onder salaris wordt verstaan het salaris inclusief eindejaarsuitkering, vakantiegeld en werkgeversbijdrage levensloop. De minister heeft conform het overgangsprotocol de salariscompensatie vastgesteld. De rechtbank is van oordeel dat de minister daarmee niet onjuist heeft gehandeld en verwijst daarvoor naar hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de telewerkvergoeding. Overigens ziet de rechtbank ook niet in waarom een bijdrage van de werkgever in een levensloopregeling niet aangemerkt zou kunnen worden als (uitgesteld) loon.
Recht op stimuleringspremie (punt 5)Tussen partijen staat vast dat eiser niet behoort tot de personen bedoeld in artikel 49tt, eerste lid, van het ARAR, aangezien eiser geen ‘van werk naar werk-kandidaat’ is. Eiser heeft gesteld dat er sprake is van discriminatie dan wel ongelijke behandeling, maar hij heeft deze stelling niet nader onderbouwd. Namens de minister is ter zitting gesteld dat er geen sprake is van gelijke gevallen. Alleen de mensen die zelf een andere baan hebben gevonden, hebben een stimuleringspremie gekregen. Nu een nadere onderbouwing door eiser ontbreekt is de rechtbank van oordeel dat niet gebleken is dat er sprake is van ongelijke behandeling dan wel discriminatie. Tevens is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van strijd met de redelijkheid en billijkheid. Eiser heeft immers zijn werk behouden, zij het bij een andere organisatie en heeft diverse compensaties gekregen. Er is geen sprake van gelijke gevallen. Niet kan worden ingezien waarom eiser, ondanks het feit dat hij niet aan de voorwaarden voldoet, toch aanspraak zou moeten krijgen op de stimuleringspremie. Ook deze beroepsgrond van eiser kan daarom niet slagen.
Eiser loopt eenmalig bedrag mis bij rijk en bij BIJ12 (punt 6)Hoewel deze grond pas voor het eerst in beroep naar voren is gebracht, is de rechtbank van oordeel dat deze grond past binnen de afwikkeling van het gehele proces van de overgang van eiser naar een andere organisatie. Gelet daarop en mede uit proceseconomische overwegingen zal de rechtbank deze grond nader bespreken.
Het moet eiser worden toegegeven dat hij voor wat betreft de eenmalige uitkering van een bedrag feitelijk tussen wal en schip valt. Vastgesteld moet echter worden dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor die eenmalige uitkering. Nu er geen andere grondslag bestaat om eiser in aanmerking te brengen voor een eenmalige uitkering kan ook deze beroepsgrond niet slagen.
6. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen zal het beroep ongegrond worden verklaard.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.S.M. van Bergen, voorzitter, en mr. D.H. Hamburger en mr. M.Z.B. Sterk, leden, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 april 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.