Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 28 april 2016 van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[naam stichting] , te [vestigingsplaats] , eiseres,
gedeputeerde staten van Zeeland, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
wiju om over te gaan tot actualisatie […]”. Ook uit het feit dat onderaan de brief is vermeld dat een kopie wordt gestuurd aan de [naam stichting] , leidt de rechtbank niet af dat de zienswijze mede namens eiseres is ingediend. Dat kan immers ook informatief zijn bedoeld. Het voorgaande leidt ertoe dat eiseres geen zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerpbesluit. De rechtbank neemt daarbij tevens in aanmerking dat een soortgelijke ontvankelijkheidstoets blijkens de uitspraak van 25 april 2012 heeft plaatsgevonden in de beroepsprocedure bij de AbRS. Op het moment van het indienen van de zienswijze had [naam bedrijf3] dus kunnen weten dat zij in haar correspondentie altijd duidelijk moet aangeven namens wie zij schrijft.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt gedeputeerde staten op het betaalde griffierecht van € 331,= aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt gedeputeerde staten in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 992,=.