ECLI:NL:RBZWB:2016:2441
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van huishoudelijke hulp op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning en procesbelang
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 april 2016, zijn de beroepen van eisers tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk inzake de beëindiging van de huishoudelijke hulp op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) behandeld. Eisers, die ieder afzonderlijk hadden aangegeven geen gebruik meer te willen maken van de aan hen toegekende voorziening, stelden beroep in tegen de besluiten van 27 januari 2016, waarin het college de eerdere besluiten van 18 december 2014 herroept. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huishoudelijke hulp tot het moment van verzoek om beëindiging is verleend en dat het college heeft toegezegd geen gebruik te maken van de mogelijkheid tot terugvordering van kosten. Hierdoor concludeerde de rechtbank dat eisers geen procesbelang meer hadden bij hun beroep, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van de beroepen. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van het niet meer willen gebruiken van toegekende voorzieningen.