ECLI:NL:RBZWB:2016:2383

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 april 2016
Publicatiedatum
19 april 2016
Zaaknummer
4623349
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding huurovereenkomst woonruimte wegens handel in cocaïne

In deze zaak vorderde de stichting L'Escaut Woonservice de ontbinding van de huurovereenkomst met de gedaagde, die in een woning in Vlissingen woonde. De vordering was gebaseerd op de veronderstelling dat er in de woning cocaïne werd verhandeld door een persoon die daar verbleef, met medeweten van de gedaagde. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de gedaagde op de hoogte was van de drugshandel. De politie had wel cocaïne aangetroffen in de woning, maar er was geen bewijs dat de gedaagde betrokken was bij de handel of dat zij hiervan op de hoogte was. De kantonrechter concludeerde dat de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst niet kon worden toegewezen, omdat de gedaagde niet kon worden verweten dat zij geen maatregelen had genomen tegen activiteiten waarvan zij niet op de hoogte was. De vordering werd afgewezen en de stichting L'Escaut werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Zittingsplaats: Middelburg
zaak/rolnr.: 4623349 / 15-7392

vonnis van de kantonrechter d.d. 20 april 2016

in de zaak van
de stichting
STICHTING L’ESCAUT WOONSERVICE,
gevestigd te Vlissingen,
eisende partij,
verder te noemen: l’Escaut,
gemachtigde: mr. M.W. Dieleman,
t e g e n :

[gedaagde] ,

wonende te Vlissingen,
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. A. Rhijnsburger.

het verloop van de procedure

De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 17 november 2015,
- conclusie van antwoord,
- tussenvonnis van 23 december 2015,
- brief met bijlage van mr. Rhijnsburger, ingekomen op 11 februari 2016,
- comparitie van partijen.

de beoordeling van de zaak

1. In het tussenvonnis werd een comparitie van partijen gelast die plaatshad op 17 maart 2016. Van de comparitie is geen proces-verbaal opgemaakt.
2.1.
[gedaagde] huurt sinds [datum] van l’Escaut de woning [straat] te Vlissingen. Op de huurovereenkomst zijn van toepassing verklaard l’Escauts Algemene huurvoorwaarden zelfstandige woonruimte van september 2007 (verder: de algemene voorwaarden 2007).
2.2.
Op [datum] trof de politie in de woning 38,4 gram cocaïne aan en is de heer [verdachte] (verder: [verdachte] ) als verdachte aangehouden. [verdachte] woonde daar toen. Hij is geen medehuurder van de woning. Hij is de vader van de drie kinderen van [gedaagde] .
2.3.
Ingevolge besluit van de burgemeester van Vlissingen was de woning gesloten gedurende drie maanden vanaf 10 september 2015. Dit besluit is gebaseerd op artikel 13b Opiumwet dat de burgemeester de bevoegdheid geeft een last op te leggen tot sluiting van een woning indien in de woning een middel als bedoeld in de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
2.4.
De huurprijs met bijkomende kosten bedraagt € 710,-- per maand.
3.1.
l’Escaut vordert, samengevat weergegeven:
- de ontbinding van de huurovereenkomst,
en de veroordeling van [gedaagde] :
- tot ontruiming van het gehuurde,
- tot betaling van € 710,-- per (gedeelte van de) maand waarin [gedaagde] na ontbinding van de huurovereenkomst het gehuurde blijft bewonen,
- in de proceskosten.
3.2.
Als grond voor haar vordering voert l’Escaut het volgende aan. De handel in cocaïne door [verdachte] heeft plaatsgehad met medeweten van [gedaagde] . De gedragingen van [verdachte] zijn volgens de algemene huurvoorwaarden toe te rekenen aan [gedaagde] . Ook moet ervan worden uitgegaan dat [gedaagde] op de hoogte was van deze handel gezien het uitgavenpatroon van het gezin. Zij nam geen maatregelen om de cocaïnehandel tegen te gaan. De algemene huurvoorwaarden verbieden het (doen) verrichten van activiteiten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn. De handel in harddrugs leidt tot verloedering van de omgeving waardoor de leefbaarheid wordt aangetast. l’Escaut hanteert een zero-tolerancebeleid ten aanzien van overtredingen van de Opiumwet in haar woningen. De tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst rechtvaardigt de ontbinding van de overeenkomst. [gedaagde] heeft belang bij voortzetting van het gebruik van de woning met haar gezin maar er is geen garantie dat niet opnieuw handel in verdovende middelen zou plaatshebben vanuit de woning. Anderzijds heeft l’Escaut belang bij het handhaven van de leefbaarheid in de buurt waaraan de handel in verdovende middelen afbreuk doet zodat zij belang heeft bij beëindiging van de huur. Indien [gedaagde] na ontbinding van de overeenkomst nalatig blijft in de ontruiming van de woning heeft l’Escaut recht op een schadevergoeding ter hoogte van de huurprijs en bijkomende kosten.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Het komt erop neer dat zij geen wetenschap had van de aanwezigheid van cocaïne in haar woning, dat er geen sprake was van handel in cocaïne en dat er geen tekortkoming is in de nakoming van de verplichtingen uit huurovereenkomst die de ontbinding van die overeenkomst rechtvaardigt.
3.4.
De standpunten van partijen komen hierna zo nodig verder aan de orde.
4.1.
In de huurovereenkomst zijn de algemene voorwaarden 2007 van toepassing verklaard. Bij dagvaarding zijn andere algemene huurvoorwaarden overgelegd, namelijk die van januari 2015. De kantonrechter laat in het midden of de voorwaarden uit 2007 dan wel die uit 2015 toepasselijk zijn. Partijen zijn het erover eens dat voor zover nu van belang de beide versies van de algemene voorwaarden hetzelfde bepalen.
4.2.
De algemene huurvoorwaarden van 2015 houden onder meer in dat:
- huurder ervoor zorg dient te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder of huisgenoten (artikel 6.6),
- onder overlast of hinder onder meer wordt verstaan iedere vorm van overlast, zoals overlast als gevolg van bijvoorbeeld alcoholgebruik, drugsgebruik, drugshandel, prostitutie, liederlijke taal of aanstootgevende gedragingen en het op enige andere wijze verstoren van de openbare orde, rust en veiligheid in of nabij het gehuurde (artikel 6.6),
- het huurder niet is toegestaan in het gehuurde activiteiten te (doen) verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld (artikel 6.7).
4.3.
Ter comparitie bevestigt l’Escaut dat de vordering is gebaseerd op de feitelijke stelling dat in of vanuit de woning is gehandeld in cocaïne door [verdachte] . Kern van het geschil is of deze gestelde handel kan leiden tot de ontbinding van de huurovereenkomst.
4.4.
l’Escaut biedt bewijs aan van de stelling dat in of vanuit de woning in cocaïne is gehandeld door [verdachte] , maar niet van haar stelling dat de handel in cocaïne plaatshad met medeweten van [gedaagde] . Daardoor kan er niet van worden uitgegaan dat de gestelde handel door [verdachte] plaatshad met medeweten van [gedaagde] die dat medeweten gemotiveerd betwist.
4.5.
Daardoor kan artikel 6.7 van de algemene voorwaarden niet dienen als grondslag voor de ontbinding van de huurovereenkomst. Het mogelijke doen verrichten door [gedaagde] van activiteiten van [verdachte] die strafbaar zijn op grond van de Opiumwet (de gestelde handel in cocaïne), vooronderstelt een bekendheid van [gedaagde] met die activiteiten die niet kan worden aangenomen als zij daarvan niet wist. De verwijzing naar het uitgavenpatroon van het gezin waarvan [gedaagde] en [verdachte] deel uitmaakten is daarvoor onvoldoende.
4.6.
Toerekening aan de huurder van gedragingen van anderen is gelet op artikel 7: 219 BW en artikel 6.6 van de algemene voorwaarden mogelijk zonder dat de huurder van die gedragingen op de hoogte is. Indien de activiteiten van [verdachte] aan [gedaagde] worden toegerekend hoewel zij met die activiteiten onbekend is, kan niet worden gezegd dat zij die activiteiten doet verrichten. Ook is dan onvoldoende grond voor het verwijt dat zij geen maatregelen heeft genomen om die activiteiten tegen te gaan.
4.7.
Artikel 6.6 van de algemene voorwaarden komt erop neer dat [gedaagde] ervoor zorgt dient te dragen dat aan omwonenden geen overlast wordt veroorzaakt, bijvoorbeeld door drugsgebruik of drugshandel. De overlast die een tekortkoming oplevert wordt dan veroorzaakt in of nabij het gehuurde en heeft zijn ongunstige uitwerking in de nabijheid van het gehuurde zodat kan worden gesproken van overlast, veroorzaakt aan omwonenden.
4.8.
l’Escaut stelt dat de politie heeft vastgesteld dat bekende drugsgebruikers aan de deur van het gehuurde kwamen om verdovende middelen te kopen. De kantonrechter volgt l’Escaut hierin niet. Volgens het overgelegde proces-verbaal is het de politie bekend dat [verdachte] contacten heeft met personen welke zich bezighouden met handel in verdovende middelen. Tijdens de zoeking in de woning kwamen drie mensen aan de deur voor [verdachte] , zij wilden niet zeggen waarvoor. Op grond hiervan kan niet worden aangenomen dat zij bij [verdachte] in de woning cocaïne wilden kopen.
4.9.
Ook overigens motiveert l’Escaut met de verwijzing naar het proces-verbaal van de politie onvoldoende dat [verdachte] in of vanuit de woning in de nabijheid van de woning heeft gehandeld in cocaïne met overlast voor omwonenden als gevolg. De politie kreeg een tip dat [verdachte] op het adres van het gehuurde een kilo cocaïne in bezit had, niet dat hij daar handelde in cocaïne. Het proces-verbaal vermeldt dat op 10 september 2014 door iemand is verklaard dat [verdachte] verdovende middelen verkoopt, dat tijdens het bevrijdingsfestival te Vlissingen [verdachte] zich met enkele personen ophield voor de ingang van een muziekfeest en dat die personen (met wie kennelijk niet [verdachte] is bedoeld) zijn aangehouden op 6 juni 2015 in een onderzoek naar de handel in verdovende middelen. Dit alles is onvoldoende feitelijke grondslag voor de stelling dat [verdachte] in of vanuit de woning zou hebben gehandeld in cocaïne, met overlast voor omwonenden als gevolg. Dat de aangetroffen hoeveelheid is aan te merken als een handelshoeveelheid cocaïne, maakt dit niet anders. Daardoor kan artikel 6.6 van de algemene voorwaarden evenmin dienen als grond voor de ontbinding van de huurovereenkomst.
4.10.
Gelet op het voorgaande gaat de kantonrechter voorbij aan het bewijsaanbod van l’Escaut.
4.11.
Voor zover de aanwezigheid van de cocaïne in het gehuurde een tekortkoming oplevert in de nakoming van de verplichtingen van [gedaagde] uit huurovereenkomst, geldt dat deze tekortkoming niet ten grondslag ligt aan de vordering tot ontbinding van de overeenkomst. In het midden kan blijven of, in het geval l’Escaut haar vordering wel zou baseren op die tekortkoming, die de ontbinding van die overeenkomst met haar gevolgen rechtvaardigt. In dat geval zou de kantonrechter het belang van [gedaagde] bij voortzetting van het gebruik van de woning door haar en haar kinderen afwegen tegen het belang van l’Escaut bij beëindiging van de overeenkomst. Hij zou dan l’Escaut niet volgen in het standpunt dat zij geen garantie heeft dat niet opnieuw wordt gehandeld in verdovende middelen. Dat in de woning in verdovende middelen is gehandeld, kan niet worden aangenomen. Het ligt voor de hand dat [gedaagde] inziet, ook als gevolg van het besluit van de burgemeester en het aanhangig maken van deze procedure door l’Escaut, dat de gevolgen van overtredingen van de Opiumwet in of vanuit het gehuurde zeer ingrijpend kunnen zijn.
4.12.
De vordering is in al haar onderdelen niet toewijsbaar. l’Escaut dient als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te worden veroordeeld.

de beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt l’Escaut in de kosten van het geding welke aan de zijde van [gedaagde] tot op heden worden begroot op € 300,-- wegens salaris van de gemachtigde van [gedaagde] .
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kool, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 april 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.