Uitspraak
1.De verdere procedure
2.Het geschil
3.De beoordeling
20 augustus 2013 is verzekerd de inboedel op het verzekerde adres [adres 3] , alsmede
“Inboedel op ander adres, € 13.000,00 [adres 2].
Op 13 januari 2014 heeft hij daarvan aangifte gedaan bij de politie. In de aangifte is als adres van [eiser] vermeld de [adres 4] .
“ToedrachtUit de schadestukken blijkt dat er visspullen en een waterscooter zijn gestolen uit een garagebox. Deze waterscooter en visspullen zijn eigendom van de heer [eiser] , de zoon van verzekerde.PolisdekkingOp de afgesloten verzekering zijn verzekerd de spullen van de op de polis genoemde verzekerde. Hieronder vallen ook de personen met wie verzekerde duurzaam en in gezinsverband samenwoont. De zoon van verzekerde is volgens eigen opgave woonachtig op de [adres 4] . Om deze reden valt hij niet onder “Wie zijn er verzekerd?” zoals genoemd in art. 1.1. Op deze verzekering is alleen de inboedel van verzekerde meeverzekerd en niet de spullen van een derde. Daarnaast valt een waterscooter ook niet onder de noemer inboedel, deze zou hoe dan ook niet onder deze polis gedekt zijn.”
:”Verzekerd is de persoon die de verzekering met ons afsluit. Ook anderen met wie u duurzaam en in gezinsverband samenwoont zijn verzekerd.”
e-mail van [naam 3] aan ASR van 4 april 2014 14:58 ) dat hij vanwege een knieoperatie en verbroken relatie weer bij zijn moeder was ingetrokken –, niet vanzelfsprekend was dat zijn inwoning bij zijn moeder kon worden aangemerkt als
“duurzaam en in gezinsverband”samenwonend in de zin van voormeld artikel. Door geen nadere vragen te stellen over de woonsituatie van [eiser] , is [gedaagde] , in de persoon van [naam 3] , naar het oordeel van de kantonrechter in zoverre tekort geschoten in de zorgplicht die hij als tussenpersoon had ten opzichte van [eiser] en zijn moeder.
“de laatste vier maanden”bij zijn moeder verblijft. Daarvan uitgaande zou [eiser] vanaf omstreeks begin oktober 2013 bij zijn moeder hebben gewoond. In de stukken stelt hij echter dat hij al in juli 2013 bij zijn moeder is ingetrokken. Wat daarvan zij, de onduidelijkheid over zijn woonsituatie is mede veroorzaakt door het feit dat [eiser] gedurende langere tijd ingeschreven is gebleven op een ander adres dan waar hij, naar zijn zeggen, feitelijk woonde. [eiser] had moeten begrijpen dat het van belang kon zijn te melden dat hij weliswaar tijdelijk bij zijn moeder inwoonde, maar dat hij officieel op een ander adres woonachtig en ingeschreven was. Hij had immers zelf reeds ervaren dat het niet mogelijk was een inboedel-verzekering af te sluiten voor uitsluitend een inboedel in een garage en uit de informatie die hij van [naam 3] had gekregen, heeft hij in ieder geval moeten begrijpen dat de mogelijkheid om zijn spullen op de inboedelverzekering van zijn moeder mee te verzekeren, afhankelijk was van het feit dat hij kon worden aangemerkt als wonend bij zijn moeder. Op grond van deze overwegingen is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] zelf mede schuldig is aan het ontstaan van de schade, als gevolg van het niet vergoeden door ASR van de gestolen spullen.
Te denken valt aan het in overeenstemming brengen van zijn inschrijving bij de gemeente met zijn (gestelde) feitelijke woonadres aan de [adres 3] of het elders onder-brengen van zijn spullen, zodanig dat ze wel te verzekeren waren. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [gedaagde] voor de geleden schade aansprakelijk is. De gevorderde verklaring voor recht kan in zoverre worden gegeven.