ECLI:NL:RBZWB:2016:2288

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 april 2016
Publicatiedatum
14 april 2016
Zaaknummer
C/02/312275 / HA RK 16/34
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in een bestuursrechtelijke procedure

Op 11 april 2016 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen inzake een wrakingsverzoek van een verzoekster tegen mr. Van Kralingen, senior-rechter in deze rechtbank. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 28 februari 2016 en was gericht tegen de behandeling van een beroepszaak van verzoekster tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland. Verzoekster was van mening dat de rechter in een nadelige positie zou kunnen verkeren door de behandeling van haar zaak als enkelvoudige kamer, wat zou kunnen leiden tot vooringenomenheid. De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat hij nog niet in het dossier had kunnen kijken en dat de enkele omstandigheid dat hij de zaak als enkelvoudige rechter zou behandelen, geen objectief gerechtvaardigde grond voor wraking oplevert. De vertegenwoordiger van het college van burgemeester en wethouders heeft geen mening over het wrakingsverzoek geuit en verwees naar het oordeel van de wrakingskamer. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. Het verzoek tot wraking is afgewezen, en de behandeling van de onderliggende zaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: Breda
Procedurenummer: C/02/312275 / HA RK 16/34
Beslissing van 11 april 2016 inzake het wrakingsverzoek, ex artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), van:
[naam x] ,
wonende te [plaatsnaam] ,
hierna te noemen verzoekster.

1.Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 28 februari 2016 ingekomen wrakingsverzoek, gericht tegen mr. Van Kralingen, senior-rechter in deze rechtbank en belast met de behandeling van na te melden zaak;
  • de van mr. Van Kralingen ingekomen schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek van 11 maart 2016;
  • de processtukken in na te noemen zaken, en
  • de behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer ter zitting van 29 maart 2016, waarbij zijn verschenen verzoekster en [naam y] , namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, verweerder in na te noemen zaken. Ofschoon daartoe in de gelegenheid gesteld, is mr. Van Kralingen niet verschenen.

2.Het verzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van mr. Van Kralingen, voornoemd, als behandelend rechter, belast met de behandeling van het door verzoekster ingestelde beroep tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, gegeven op de bezwaarschrift van verzoekster tegen het besluit van 25 september 2015 tot afwijzing van het verzoek van verzoekster tot kwijtschelding van openstaande vorderingen ingevolge de Algemene Bijstandswet/Wet Werk en Bijstand (procedurenummer AWB 15/6510).
2.2.
Blijkens de van hem ingekomen schriftelijke reactie berust mr. Van Kralingen, verder ook te noemen de rechter, niet in het verzoek tot zijn wraking.

3.De gronden van het wrakingsverzoek

3.1.
Verzoekster is opgeroepen voor de behandeling door de rechter van haar hiervoor genoemd beroepschrift ter zitting van 4 maart 2016.
3.2.
Bij op 28 februari 2016 ingekomen brief heeft verzoekster de rechter gewraakt, waartoe zij -samengevat- heeft aangevoerd dat de rechter haar zaak als lid van de enkelvoudige kamer gaat behandelen en daarom in een nadelige positie zou kunnen worden gepositioneerd. Blijkens haar daarop ter zitting van de wrakingskamer gegeven toelichting meent verzoekster dat de behandeling van haar beroep door één enkele rechter voor haar nadelig kan zijn op grond van de mogelijkheid dan één rechter niet opgewassen kan blijken te zijn tegen het machtsbolwerk van de gemeente Schouwen-Duiveland. Volgens haar is sprake van kartelvorming en belangenverstrengeling onder bestuursleden van gemeenten, bedrijven, ondernemers en aandeelhouders in de provincie Zeeland en zijn deze hecht met elkaar verbonden en nemen een uitzonderlijke elitaire positie in.
3.3.
Verzoekster is derhalve de mening toegedaan dat, om tegen dit machtsbolwerk weerstand te kunnen bieden, haar beroepzaak door meerdere rechters, een meervoudige kamer, behandeld dient te worden. Nu daarvan geen sprake is en de rechter als enige rechter haar zaak zal gaan behandelen, is volgens verzoekster sprake van vooringenomenheid.

4.Het standpunt van de rechter

4.1.
De rechter stelt voorop dat het wrakingsverzoek is gedaan voordat hij kennis heeft kunnen nemen van het dossier in de beroepszaak.
4.2.
Daarnaast voert hij aan dat op grond van artikel 8:10, eerste lid, van de Awb de zaken die bij de rechtbank aanhangig worden gemaakt in behandeling worden genomen door een enkelvoudige kamer. Van die hoofdregel kan op grond van het tweede lid van die bepaling worden afgeweken. Indien een zaak naar het oordeel van de enkelvoudige kamer ongeschikt is voor behandeling door één rechter, verwijst zij deze naar een meervoudige kamer. Die verwijzing kan op grond van het vierde lid geschieden in elke stand van het geding.
4.4.
Of de zaak van verzoekster ongeschikt is voor een behandeling door één rechter heeft hij nog niet kunnen vaststellen, omdat hij -zoals gezegd- het dossier nog niet heeft gelezen, aldus de rechter.
4.5.
Het enkele feit dat verzoeksters zaak (mogelijk) door hem als enkelvoudige bestuursrechter zou worden behandelend (en beslist) kan in de opvatting van de rechter geen gerechtvaardigde reden tot wraking zijn.
5.
Het standpunt van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland
De vertegenwoordigster van het college voert aan dat het college geen mening heeft over het wrakingsverzoek en dat dan ook wordt gerefereerd aan het oordeel van de wrakingskamer.

6.De beoordeling en de gronden daarvoor

6.1.
Ingevolge artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
6.2.
Daarbij moet voorop worden gesteld dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter als uitgangspunt dient, dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat een rechter ten aanzien van een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
6.3.
Naar het oordeel van de wrakingskamer doet zich een dergelijke omstandigheid in het onderhavige geval niet voor.
6.4.
De enkele omstandigheid dat de rechter de beroepzaak van verzoekster als lid van de enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van dergelijke zaken, en dus als enige rechter zal behandelen, kan niet leiden tot een objectief gerechtvaardigde grond voor zijn wraking. Met de toedeling van verzoeksters zaak aan de rechter heeft hij geen enkele bemoeienis gehad. In wezen is het wrakingsverzoek van verzoekster ook niet specifiek toegespitst op de persoon van de rechter als behandelend rechter, maar ziet dit verzoek op alle rechters die als lid van de enkelvoudige kamer belast zouden kunnen worden met de behandeling van de zaak.
6.5.
Of de beroepzaak van verzoekster zich (uitsluitend) leent voor behandeling door een meervoudige kamer staat niet ter beoordeling van de wrakingskamer, maar van de behandelend rechter van de zaak, in casu de rechter. Deze heeft, gelet op het stadium waarin verzoekster haar wrakingsverzoek heeft gedaan, aan die beoordeling niet kunnen toekomen.
6.6.
Nu verzoekster geen andere gronden voor haar wrakingsverzoek heeft aangevoerd, behoort dit te worden afgewezen.
7.Beslissing
De rechtbank:
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat de behandeling van de zaak met procedurenummer AWB 15/6510 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens de indiening van dit verzoek.
Deze beslissing is gegeven op 11 april 2016, door mrs. Peters, De Roos en Visser, in tegenwoordigheid van De Jong, griffier, en in het openbaar uitgesproken.
--