Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het procesverloop
2.De feiten
- [verzoeker] , geboren op 20 april 1989, is na een eerder dienstverband van 3 september 2009 tot 29 januari 2013 op 9 maart 2015 opnieuw in dienst is getreden bij [verweerster] in de functie van algemeen medewerker (elektromonteur) voor 40 uren per week, tegen een laatstelijk genoten loon van € 2.300,- bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag.
- [verzoeker] is op vrijdag 27 november 2015 zonder opgave van reden niet op het werk verschenen. Op maandag 30 november 2015 heeft [verweerster] in verband met de afwezigheid van [verzoeker] telefonisch contact opgenomen met de moeder van [verzoeker] . [verzoeker] heeft nadien, dat wil zeggen omstreeks 09.00 uur, aan zijn direct leidinggevende, [naam 3] , een sms met de mededeling
- De heer [naam 4] (bedrijfsleider bij [verweerster] , hierna te noemen: [naam 4] ) heeft bij brief van 30 november 2015, welke brief persoonlijk door hem aan het adres van [verzoeker] is bezorgd, aan [verzoeker] medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst per direct is beëindigd. In bovengenoemde brief is het volgende weergegeven:
- [naam 4] heeft vervolgens bij aangetekende brief van 2 december 2015 het volgende aan [verzoeker] medegedeeld:
- [verzoeker] heeft bij brief van 9 december 2015 de vernietigbaarheid van het gegeven ontslag op staande voet ingeroepen.
3.De verzoeken van [verzoeker]
4.Het verweer en de tegenverzoeken van [verweerster]
5.De beoordeling
wederomzonder opgave van reden op vrijdag 27 november 2015 op het werk is verschenen. Immers heeft [verzoeker] met betrekking tot het door [verweerster] bij verweerschrift overgelegde overzicht van zijn afwezigheid over de periode van 3 juli 2015 tot 27 november 2015 ter zitting betwist dat hij op die dagen ongeoorloofd afwezig was. [verweerster] heeft ook geen bescheiden overgelegd waaruit blijkt dat hij
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 39). De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven, omdat daarvoor een dringende reden aanwezig was. Hoewel een dringende reden niet zonder meer samenvalt met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, leveren de feiten en omstandigheden die de dringende reden vormen in dit geval ook een dergelijke ernstige verwijtbaarheid op. Immers, die feiten en omstandigheden zijn van dien aard dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van handelen of nalaten van de werknemer dat, mede gezien de voorbeelden genoemd in de wetsgeschiedenis, als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. Dat betekent dat de transitievergoeding niet verschuldigd is en het verzoek van [verzoeker] zal worden afgewezen.
Stcrt.2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).