In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de aanslag forensenbelasting die aan de belanghebbende was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Veere. De belanghebbende, eigenaar van twee vakantiewoningen op een vakantiepark, had bezwaar gemaakt tegen de aanslag forensenbelasting voor een van zijn woningen, die volgens de heffingsambtenaar meer dan 90 dagen ter beschikking had gestaan. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende de vakantiewoning niet voor zichzelf of zijn gezin ter beschikking had gehouden, omdat deze uitsluitend was bestemd voor verhuur en feitelijk ook alleen als zodanig was gebruikt. De rechtbank vernietigde de aanslag forensenbelasting en verklaarde het beroep gegrond. Tevens werd de heffingsambtenaar gelast het betaalde griffierecht aan de belanghebbende te vergoeden. De uitspraak is gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet, waarbij de rechtbank zich baseerde op eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad.