ECLI:NL:RBZWB:2016:1839
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm in bijstandsuitkering en bewijsvoering van commerciële huurovereenkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 maart 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die met haar zoon in één woning woont, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 8 oktober 2015, waarbij haar bijstandsuitkering werd gewijzigd op grond van de Participatiewet, specifiek de toepassing van de kostendelersnorm. Eiseres stelde dat haar zoon een commerciële huurovereenkomst had met de verhuurder, maar kon dit niet voldoende onderbouwen met bewijsstukken zoals betalingsbewijzen van de huur. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat de woonsituatie per 1 januari 2015 was veranderd en dat haar zoon daadwerkelijk huur betaalde. De rechtbank concludeerde dat de kostendelersnorm terecht was toegepast en verklaarde het beroep ongegrond.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres en haar zoon al geruime tijd op hetzelfde adres wonen en dat er geen objectieve en verifieerbare documenten zijn overgelegd die de stelling van eiseres ondersteunen. De verklaringen van de verhuurder en de zoon werden als onvoldoende beschouwd, vooral omdat de zoon in eerdere aanvragen om bijstand had verklaard geen woonlasten te hebben. De rechtbank benadrukte dat het aan de uitkeringsgerechtigde is om aan te tonen dat voldaan wordt aan de voorwaarden voor uitzondering op de kostendelersnorm. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.