Op 14 januari 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen [Naam verzoekers] en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Verzoekster, eigenaar van een horecagelegenheid, had beroep ingesteld tegen een besluit van 10 november 2015, waarin haar een last onder dwangsom werd opgelegd voor het verwijderen van een illegaal bouwwerk aan de voorzijde van haar zaak. De voorzieningenrechter heeft op 17 december 2015 een zitting gehouden, waar verzoekster en het college vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de terrasconstructie aan de horecagelegenheid vergunningplichtig is en in strijd is met het bestemmingsplan. Verzoekster voerde aan dat handhaving in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, omdat andere horecagelegenheden in de omgeving vergelijkbare constructies hebben zonder dat daartegen wordt opgetreden. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen concreet zicht op legalisering was en dat handhaving in het algemeen belang is. Echter, gezien de herziening van het terrassenbeleid die op komst was, vond de voorzieningenrechter het afbreken van de terrasconstructie een te vergaande maatregel.
De voorzieningenrechter heeft het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens is een voorlopige voorziening getroffen, waarbij het primaire besluit werd geschorst tot twee weken na de bekendmaking van het nieuwe besluit. Het college werd veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 14 januari 2016.