3.1De navolgende feiten staan in rechte tussen partijen vast:
a. [naam 3] [eiseres] heeft met [gedaagde] op 25 november 2013 een huurovereenkomst gesloten ter zake de (ver)huur van de bedrijfsruimte (hierna: het gehuurde) gelegen aan de [adres 2] . In het gehuurde is een restaurant gevestigd, genaamd [naam 2] .
b. De huurovereenkomst is aangegaan voor de duur van vijf jaar, ingaande op 1 december 2013 en eindigend op 30 november 2018.
c. In artikel 4.5 van de huurovereenkomst is bepaald: “
De door huurder te verrichten betalingen aan verhuurder zijn in één bedrag bij vooruitbetaling verschuldigd in achtereenvolgende betaalperioden als weergegeven in artikel 4.6 en moeten vóór of op de eerste dag van de periode waarop de betalingen betrekking hebben volledig zijn voldaan.”
d. De maandelijkse verschuldigde huurprijs en servicekosten bedraagt thans € 7.407,21 inclusief btw.
e. Van de huurovereenkomst maken deel uit de ‘Algemene bepalingen huurovereenkomst winkelruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW’, versie 2013.
f. Artikel 18.2 van deze Algemene bepalingen luidt: “
Telkens indien een uit hoofde van de huurovereenkomst door huurder verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag is voldaan, verbeurt huurder aan verhuurder van rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag van dat bedrag een direct opeisbare boete van 2% van het verschuldigde per kalendermaand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, met een minimum van € 300,-- per maand.”
g. Bij verstekvonnis van 6 augustus 2014, gewezen onder zaaknummer 3260820 CV EXPL 14-5962, heeft de kantonrechter [gedaagde] , kort weergeven, veroordeeld tot betaling aan [naam 3] [eiseres] B.V. van a) een bedrag van € 14.673,26 aan achterstallige huur over de maanden juni 2014 en juli 2014, alsmede b) een bedrag van
€ 5.250,-- aan verbeurde contractuele boetes, te vermeerderen met een contractuele boete van
€ 250,-- per dag vanaf respectievelijk 8 juli en 16 juli 2014 voor elke dag dat gedaagde in verzuim is met de betaling van de huur over juni en juli 2014, c) een bedrag van € 1.076,92 aan buitengerechtelijke incassokosten. Tevens is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten van € 1.400,52. Begin februari 2015 heeft [gedaagde] aan dit vonnis voldaan.
h. Bij vonnis van 10 februari 2016, gewezen onder zaaknummer 4643527 CV EXPL 15-9761, heeft de kantonrechter [gedaagde] , kort weergegeven, veroordeeld tot betaling aan [naam 3] [eiseres] van a) een bedrag van € 28.030,78 aan achterstallige huur over de maanden augustus 2015 tot en met november 2015 b) een bedrag van € 3.600,-- aan verbeurde contractuele boetes, te vermeerderen met een contractuele boete van € 300,-- per maand voor elke maand dat zij na 5 november 2015 in verzuim is met betaling van de huur van augustus, september, oktober en november 2015 en c) een bedrag van € 1.155,31 aan buitengerechtelijke incassokosten. Tevens is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten van € 2.454,23. [gedaagde] heeft niet aan dit vonnis voldaan.