2.1.Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
a. Brabant Water levert drinkwater aan particulieren en bedrijven in de provincie Noord-Brabant. Zij is in 2002 ontstaan uit een fusie van Waterleiding Maatschappij Noord-West-Brabant (hierna: WMNWB) en Waterleidingmaatschappij Oost-Brabant (hierna: WOB). Nadien heeft zij nog andere waterleidingbedrijven overgenomen.
b. De aandelen van Brabant Water zijn in handen van de provincie Noord-Brabant en van de gemeenten in haar werkgebied, waaronder de gemeenten Bernheze, Oss, Uden en Veghel.
c. In de periode van 1947 tot en met 1956 hebben de (rechtsvoorgangsters van de) genoemde gemeenten elk aan de WOB een algemene vergunning verleend tot – kort gezegd – het leggen, hebben en onderhouden van buisleidingen met toebehoren in gemeentelijke wegen en zich langs die wegen bevindende percelen. Die vergunningen zijn privaatrechtelijke overeenkomsten. De afzonderlijke algemene vergunningen zijn nagenoeg gelijkluidend. Na de aanhef
Burgemeester en wethouders der gemeente … (…) besluiten:of
Het gemeentebestuur der gemeente … (…) besluit:bevat elke vergunning onder meer de volgende bepalingen:
de gevraagde vergunning, behoudens ieders recht en tot wederopzegging te verlenen, onder de volgende voorwaarden en bepalingen:
Artikel 1
De buisleidingen met toebehoren van het hoofdleidingnet en de dienstleidingen, nodig voor het aansluiten van de zich langs de wegen bevindende percelen, moeten zoveel mogelijk worden gelegd buiten de eventuele verhardingen en zo mogelijk ca. l m uit de beplantingen.
De definitieve plaats der buisleiding wordt vanwege de gemeente in overleg met de waterleiding bepaald.
(…)
Artikel 6
1. Alle verzakkingen, welke in de verhardingen of bermen ontstaan mochten, binnen een jaar na het verrichten der ontgravingen, moeten door de N.V. Waterleidingmaatschappij Oost-Brabant uit eigener beweging en in ieder geva1 op eerste aanzegging van het gemeentebestuur en op kosten der genoemde Waterleidingmaatschappij worden bijgewerkt en aangevuld.
2. Alle werken of eigendommen der gemeente, welke tengevolge van het aanleggen, wijzigen, gebruiken, onderhouden, aanwezig zijn of opruimen van de krachtens deze vergunning aanwezige werken, mochten worden beschadigd, moeten door en op kosten van de Waterleidingmaatschappij eigener beweging, doch in ieder geval op eerste aanschrijving van het gemeentebestuur, binnen de daarbij te bepalen termijn en tot genoegen van het gemeentebestuur worden hersteld, bij gebreke waarvan laatstgenoemde de bevoegdheid heeft het nodige te doen verrichten op kosten van de N.V. Waterleidingmaatschappij Oost-Brabant.
3. De Waterleidingmaatschappij vrijwaart de gemeente voor alle aanspraken of moeilijkheden met derden en voor alle schade, welke het gevolg kunnen zijn van het aanleggen, wijzigen, gebruiken, onderhouden, aanwezig zijn of opruimen van de krachtens deze vergunning aanwezige werken.
4. De gemeente is niet aansprakelijk voor schade aan krachtens deze vergunning aanwezige werken, door welke oorzaak ook toegebracht.
5. Wordt na het leggen der waterleiding overgegaan tot verhoging of verlaging van het wegdek, dan is de Waterleidingmaatschappij Oost-Brabant gehouden voor haar rekening ter plaatse de brandkranen en afsluiters zodanig te verplaatsen als in overeenstemming met de aan te brengen verharding redelijkerwijze kan worden verlangd en zodanig, dat het gebruik van de brandkranen en afsluiters kan geschieden, zonder dat opbreking der verharding nodig is, echter alleen als de gronddekking van de hoofdbuis tenminste één meter blijft bedragen en in de ligging der leiding geen verandering behoeft plaats te hebben.
Artikel 7
1. Wanneer dat in het algemeen belang of in dat van de weg wordt nodig geacht, moeten binnen drie maanden, na daartoe van het gemeentebestuur ontvangen aanzegging, wijziging in plaats of samenstelling van de werken worden gebracht, of moeten deze worden opgeruimd en alles in de vroegere toestand worden teruggebracht.
2. In elk geval zal door het gemeentebestuur de in lid 1 genoemde aanzegging worden gedaan, wanneer door wijziging van de weg de hoofdbuis onder een gesloten wegdek zou komen of de gronddekking der hoofdbuis minder dan één meter zou worden.
3. De kosten voortvloeiende uit werken, welke gemaakt worden overeenkomstig art. 7, 1e en 2e lid, komen voor rekening van de gemeente.
4. De door de Waterleidingmaatschappij in rekening te brengen kosten bestaan uit de werkelijk gemaakte kosten, vermeerderd met een bedrag voor algemene kosten en toezicht.
5. Wordt aan de aanzegging van het gemeentebestuur niet geredelijk voldaan, dan kan opruiming van de gemaakte werken door de gemeente voor rekening van de Waterleidingmaatschappij worden uitgevoerd.
(…)
Artikel 10
Indien de vergunning wordt ingetrokken is de gemeente gehouden de Waterleidingmaatschappij de schade te vergoeden, welke uit deze intrekking voortvloeit, tot een bedrag, hetwelk door de Waterleidingmaatschappij kan worden aangetoond.
d. Met de gemeenten Oss en Veghel heeft de WOB in 1995 (her-)straatwerkovereenkomsten gesloten, die de administratieve en financiële afwikkeling van het bestraten van wegen na werkzaamheden aan ondergrondse waterleidingen regelen. Beide overeenkomsten bevatten onder meer de volgende bepalingen:
(…)
4. Het nutsbedrijf is gehouden tot het vergoeden van alle schade, geleden en te lijden door de gemeente, voortvloeiende uit de door het nutsbedrijf uit te voeren werken aan de leidingen.
5. De berekening van de vergoeding van de schaden is gebaseerd op vier voor de betrokken
partijen optredende kostensoorten: herstel-, onderhouds-, beheer- en degeneratiekosten.
6. Voor de berekening van de vergoeding van de schade wordt gehanteerd de herstraattarieven PTT behorende bij de Regeling inzake de straatwerk- en degeneratievergoeding PTT-VNG (december 1988), volgens de laatste wijziging. De vergoeding is alleen van toepassing bij ongefundeerde elementenverharding.
(…)
9. Herstel van het straatwerk en het onderhoud aan het straatwerk in geval van werkzaamheden aan het hoofdleidingnet geschiedt door de gemeente.
10. Herstel van het straatwerk in geval van werkzaamheden ten behoeve van huisaansluitingen geschiedt door het nutsbedrijf. Het onderhoud van het straatwerk vindt in dit geval plaats door de gemeente.
11. De overeenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd met een opzegtermijn voor beide partijen van zes maanden. Voor de onderlinge rechtsverhouding tussen partijen wordt de ingangsdatum van deze overeenkomst bepaald op 1 januari 1995.
e. In 2010 zijn de gemeenten gestart met het actualiseren en uniformeren van het beleid met betrekking tot ondergrondse kabels en leidingen en met het opstellen van een verordening die zou moeten gaan gelden voor alle ondergrondse infrastructuren. In 2011 en 2012 hebben de gemeenten hun plannen ter advisering voorgelegd aan onder meer Brabant Water.
f. Bij brief van 29 november 2013 aan Brabant Water hebben de gemeenten gezamenlijk de hiervoor bedoelde vergunningen en (her-)straatwerkovereenkomsten opgezegd per 1 juli 2014. Als reden voor de opzegging geven zij op dat die vergunningen en overeenkomsten al geruime tijd niet meer aansluiten bij de nieuwe zakelijke en maatschappelijke verhoudingen, dat de gemeenten daarom hebben besloten alle privaatrechtelijke regelingen op dit gebied op te zeggen en dat zij gaan werken met een publiekrechtelijke regeling, bestaande uit een verordening, de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren (hierna: de AVOI), en uit beleidsregels, de Beleidsregels Nadeelcompensatie bij het verleggen van kabels en leidingen (hierna: de Beleidsregels). In de opzeggingsbrief staat onder meer:
Mede gezien de looptijd van de met u of uw rechtsvoorgangster gesloten overeenkomsten en de tijd die reeds is verstreken sinds u over de actualisering van het beleid voor het eerst bent bericht, hebben de colleges besloten om de overeenkomsten op te zeggen met een opzegtermijn tot 1 juli 2014.
Tot die tijd zijn partijen gehouden om de in de overeenkomsten wederzijds gemaakte afspraken na te komen. Na ommekomst van de termijn vervangt de bovengenoemde verordening met de bijbehorende beleidsregels de thans opgezegde overeenkomsten.
g. De AVOI bevat regels over het verrichten van werkzaamheden aan kabels en leidingen in, op of boven gemeentegrond. Artikel 4 van de AVOI luidt:
1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning of, in indien het betreft een kabel of leiding die valt onder de werking van de Telecommunicatiewet, een instemmingsbesluit van het college kabels en/of leidingen in of op openbare gronden aan te leggen, in stand te houden, te onderhouden, te verleggen of te verwijderen.
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan voor het verrichten van werkzaamheden van niet ingrijpende aard, spoedeisende werkzaamheden of calamiteiten worden volstaan met een melding vooraf aan het college.
Artikel 15 van de AVOI betreft verleggingen van kabels en leidingen en luidt:
1. Voor verleggingen van kabels of leidingen van een netwerk van een nutsbedrijf in of op openbare gronden op verzoek van het college, gelden de volgende bepalingen:
a. De netbeheerder is verplicht op verzoek van het college over te gaan tot het nemen van maatregelen voor kabels en leidingen ten dienste van zijn net, waaronder het verleggen, voor zover deze noodzakelijk zijn voor de oprichting van gebouwen of de uitvoering van werken door of vanwege de gemeente in het algemeen belang;
b. De gemeente en de netbeheerder zullen bij verwijdering, verlegging of aanpassing van kabels of leidingen elkaars schade zo veel mogelijk beperken;
c. Het college neemt het besluit tot een schriftelijke aanwijzing voor het verleggen een leiding zo mogelijk op basis van overeenstemming;
d. Na een schriftelijk verzoek van het college tot het nemen van maatregelen gaat de netbeheerder zo spoedig mogelijk over tot de uitvoering, doch niet later dan dertien weken na de datum van ontvangst van het verzoek.
2. Indien ten gevolge van werkzaamheden, niet zijnde gemeentelijke werkzaamheden, verlegging wijziging of verwijdering van enig eigendom van de gemeente noodzakelijk is, dan wel ten behoeve van werkzaamheden speciale voorzieningen moeten worden getroffen, komen de kosten ervan voor rekening van de opdrachtgever, tenzij er redelijkerwijs aanleiding bestaat om de kosten over meerdere partijen te verdelen, dan wel om geen kosten in rekening te brengen.
3. Het college geeft van zijn voornemen van een werk, zijnde de oprichting van gebouwen of de uitvoering van werken door de gemeente, waarvan de verlegging van kabels en leidingen van netbeheerders het gevolg kan zijn, zo spoedig mogelijk een schriftelijke mededeling aan de netbeheerder. Deze mededeling bevat ten minste:
a. de omschrijving van de voorgenomen werkzaamheden;
b. de vermelding van de mogelijk te verleggen leidingen;
c. een tekening van het plangebied met daarop aangegeven de plangrenzen;
d. een tekening met daarop aangegeven de bestaande situatie;
e. een tekening met daarop aangegeven de nieuwe situatie;
f. een tekening met daarop aan gegeven het tracé voor de te verleggen leidingen;
g. een uitnodiging voor een overleg met het college binnen twee weken na dagtekening, waarvoor alle betrokken netbeheerders worden uitgenodigd.
4. Het college streeft naar overeenstemming met de netbeheerder over de verlegging, uitvoering en planning met als doel een technisch adequate oplossing tegen de maatschappelijk laagste kosten.
5. Indien tijdens het vooroverleg blijkt dat er sprake is van kabels of leidingen die niet noodzakelijk verlegd moeten worden krijgt de netbeheerder de gelegenheid om op eigen kosten die leidingen te rijzen, te vervangen of te verwijderen of andere voldoende aanpassingen te verrichten.
6. De in het vijfde lid bedoelde werkzaamheden worden zodanig ingepland en uitgevoerd dat de oprichting van gebouwen of de uitvoering van werken geen vertraging oplopen.
Artikel 20 van de AVOI luidt:
Een vergunning van of melding aan het college voor handelingen als bedoeld in artikel 4, die is verleend respectievelijk gedaan voor de inwerkingtreding van deze verordening wordt gelijkgesteld met een vergunning of melding als bedoeld in artikel 4.
h. Volgens de Beleidsregels kent de gemeente, indien een netbeheerder als gevolg van de verlegging van een kabel of leiding schade lijdt, aan de netbeheerder een vergoeding toe op basis van de artikelen 3 en 5. Kort gezegd houdt die regeling het volgende in. Voor het verleggen van een kabel of leiding die minder dan vijf jaar geleden is gelegd, ontvangt de netbeheerder een volledige vergoeding van de schade. Naarmate de leiding of kabel langer ligt, wordt de toe te kennen vergoeding procentueel lager. Voor een kabel of leiding die meer dan vijftien jaar ligt, wordt geen vergoeding toegekend.
Artikel 3 van de Beleidsregels luidt:
1. Indien een netbeheerder binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van een vergunning als bedoeld in artikel 4 van de AVOI, de verplichting opgelegd krijgt tot het verleggen van de kabel of leiding in openbare grond waarop de vergunning betrekking heeft, vanwege de intrekking of de wijziging van de vergunning, bedraagt de nadeelcompensatie 100% van het schadebedrag.
2. Indien een netbeheerder een aanwijzing krijgt tot het verleggen van een kabel of leiding, welke ligt in openbare grond met een gemeentelijke vergunning, in de periode gelegen vanaf het zesde jaar tot en met het vijftiende jaar, gerekend vanaf de inwerkingtreding van de vergunning, bedraagt de nadeelcompensatie 80% van het schadebedrag vanaf het zesde jaar tot 0 % vanaf het zestiende jaar (trapsgewijs), volgens het schema in Bijlage 3.
3. De nadeelcompensatie bedraagt, in afwijking van het bepaalde in het tweede lid, 100% van het schadebedrag, indien en voor zover de kabel of leiding van de netbeheerder ligt met vergunning van een andere partij dan de gemeente en niet in de openbare ruimte en
a. de kabel of leiding van de belanghebbende is gelegen in, op of boven grond die hem in eigendom toebehoort, of
b. de kabel of leiding ligt op basis van een zakelijk recht of
c. op de kabel of leiding een gedoogplicht conform de Belemmeringenwet Privaatrecht rust.
4. Rusten op de niet in de openbare ruimte gelegen kabel of leiding van de netbeheerder geen van de rechten als bedoeld in het derde lid, dan is het bedrag waarover de nadeelcompensatie wordt berekend gelijk aan de som van de in Bijlage 1 bedoelde kosten voor ontwerp en begeleiding en de uitvoeringskosten. De in Bijlage 1 bedoelde materiaalkosten en de kosten voor het uit en in bedrijf stellen worden niet vergoed.
5. Indien een netbeheerder een aanwijzing krijgt tot het verleggen van een leiding na vijftien jaar, gerekend vanaf de inwerkingtreding van de vergunning, wordt geen nadeelcompensatie uitgekeerd.
6. De nadeelcompensatie, bedoeld in de leden 1 tot en met 4, wordt slechts vergoed, voor zover het college tot vergoeding daarvan op grond van artikel 4:126 van de Algemene wet bestuursrecht gehouden is.
7. Indien de netbeheerder gevolg heeft gegeven aan de aanwijzing en er binnen vijf jaar na
verzending van de aanwijzing geen begin is gemaakt met de werkzaamheden waarvoor de
aanwijzing is gegeven, heeft de netbeheerder recht op volledige vergoeding van alle door hem in redelijkheid gemaakte kosten.
Artikel 5 van de Beleidsregels luidt:
1. Indien vanwege het gemeentelijk werk sprake is van meerdere (tijdelijke) verleggingen van dezelfde leiding, is op de eerste en de tweede verlegging deze regeling van toepassing en komen de kosten van de overige verleggingen ten laste van de gemeente.
2. Geen nadeelcompensatie wordt toegekend als in de vergunning een bepaling is opgenomen, dat binnen een benoemde periode, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van de vergunning, een wijziging of intrekking van de vergunning is te voorzien in verband met binnen die periode uit te voeren werkzaamheden, en in deze periode daadwerkelijk een aanwijzing tot verlegging wordt gegeven.
3. De hoogte van de nadeelcompensatie wordt vastgesteld op basis van een door het college nader te bepalen vaste prijs indien het voorlopig vastgestelde bedrag aan nadeelcompensatie lager is dan
€ 10.000,00. In alle andere gevallen wordt de hoogte van de nadeelcompensatie bepaald op basis van voor- en nacalculatie.
4. Als blijkt dat een te verplaatsen/verleggen/verwijderen kabel of leiding niet conform de vergunning is aangelegd, kan worden besloten geen tegemoetkoming toe te kennen.