Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De beoordeling
Gedurende de gehele voorbereiding en uitvoering van de samenvoeging en reorganisatie, voert de werkgever een beleid waarin gedwongen ontslagen tot 1 maart 2018 niet aan de orde zullen zijn, anders dan die genoemd in de wet onder dringende redenen zoals bedoeld in Boek 7 Artikel 678 van het Burgerlijk Wetboek of wegens disfunctioneren. Daarmee garanderen de werkgevers de werkgelegenheid. Er kan tijdens deze periode wel sprake zijn van boventalligheid als gevolg van het vervallen van functies of het reduceren van functies. Er zal steeds getracht worden voor de individuele werknemer een passende functie binnen het ongedeelde deel of bij één van de andere bonden van de FNV te vinden. Op verzoek of initiatief van de werknemer kan externe bemiddeling worden ingezet. In goed overleg en met overeenstemming tussen de werkgever en de werknemer kan de werknemer ook worden begeleid naar een passende functie buiten de FNV. Voor de werknemers van FNV Bouw geldt dat de ingangsdatum van deze werkgelegenheidsgarantie ligt op 1 januari 2015. Tot die tijd geldt wat hieromtrent overeen is gekomen in het addendum bij het Hoofdlijnenakkoord bijgevoegd op 13 mei 2013. Het bepaalde voor wat betreft het ontstaan van boventalligheid in artikel 2 geldt tot 1 januari 2015 niet voor FNV Bouw.”
JAR2000, 151) reeds geoordeeld dat een Sociaal Plan een collectieve arbeidsovereenkomst kan zijn dan wel dat het daarmee een zodanige gelijkenis vertoont dat de in de door de Hoge Raad in zijn arrest van 17 september 1993 aanvaarde regel, de zogenaamde CAO-norm, daarop evenzeer van toepassing is. In dat arrest (HR 17 september 1993, JAR 1993, 234) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat bij de totstandkoming van een CAO de individuele werknemers niet betrokken zijn, terwijl de individuele werkgever daarbij betrokken kan, maar niet hoeft te zijn. In het algemeen staan daarom aan de werknemers en werkgever, op wie de overeenkomst van toepassing is, bij het bepalen van inhoud en strekking daarvan geen andere gegevens ter beschikking dan haar tekst en de eventueel daaraan toegevoegde schriftelijke toelichting. Dit brengt mee dat voor de uitleg van de bepalingen van een CAO, de bewoordingen daarvan, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst, in beginsel van doorslaggevende betekenis zijn. In zijn arrest van 9 juli 2004 (
NJ2005, 496) heeft de Hoge Raad voorts nog geoordeeld dat de CAO-norm niet een louter taalkundige norm is maar dat er sprake dient te zijn van een uitleg naar objectieve maatstaven, terwijl ook de bewoordingen van de eventueel bij de CAO behorende schriftelijke toelichting bij de uitleg van de CAO moeten worden betrokken; bovendien kan, indien de bedoeling van de partijen bij de CAO naar objectieve maatstaven volgt uit de CAO-bepalingen en de eventueel daarbij behorende schriftelijke toelichting, ook daaraan bij de uitleg betekenis worden toegekend.
Gedurende de gehele voorbereiding en uitvoering van de samenvoeging en reorganisatie, voert de werkgever een beleid waarin gedwongen ontslagen tot 1 maart 2018 niet aan de orde zullen zijn, anders dan die genoemd in de wet onder dringende redenen zoals bedoeld in Boek 7 Artikel 678 van het Burgerlijk wetboek of disfunctioneren. Daarmee garanderen de werkgevers de werkgelegenheid.”, zou de visie van [verzoekster] wellicht kunnen worden gevolgd. Er wordt immers enkel een uitzondering op de werkgelegenheidsgarantie gemaakt voor gedwongen ontslagen wegens een dringende reden of disfunctioneren. Gelet op de voornoemde uitspraken van de Hoge Raad moet de bepaling echter, naar objectieve maatstaven, worden gelezen in het licht van de gehele tekst van het sociaal plan. Gelet op die tekst is de kantonrechter van oordeel dat met de werkgelegenheidsgarantie enkel is beoogd gedwongen ontslagen in het kader van boventalligheid als gevolg van de reorganisatie te voorkomen, hetgeen in het onderhavige geval niet aan de orde is. Bovendien is het beëindigen van een arbeidsovereenkomst wegens het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, hoewel dit voor [verzoekster] wellicht wel zo zal voelen, geen gedwongen ontslag. De kantonrechter is met FNV van oordeel dat er sprake is van natuurlijk verloop. Bij de verstrekking van de werkgelegenheidsgarantie aan de boventallig verklaarde werknemers zal FNV juist met dat door haar voorziene natuurlijk verloop ook rekening hebben gehouden.
de door de werkgever in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt zoveel maanden als de arbeidsovereenkomst gehele jaren heeft geduurd, met een minimum van 3 en een maximum van 6 maanden”. Nu haar dienstverband 13 jaren heeft geduurd, geldt voor FNV de maximale opzegtermijn.
JAR2015, 131) geldt immers pas een verdubbeling van de opzegtermijn voor de werkgever indien dit schriftelijk is vastgelegd. Dit is niet het geval nu op basis van de huidige cao een opzegtermijn voor de werkgever geldt van drie maanden. Aangezien de opzegtermijn voor [verzoekster] thans gelijk is aan die van FNV is weliswaar niet voldaan aan artikel 7:672 lid 6 BW maar dit brengt met niet met zich dat de opzegtermijn voor FNV dient te worden verlengd maar juist dat die van [verzoekster] – na een beroep op de vernietigbaarheid van het beding – kan worden verkort tot de wettelijke termijn.