ECLI:NL:RBZWB:2016:122

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 januari 2016
Publicatiedatum
11 januari 2016
Zaaknummer
AWB 15_5029
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering ZW-uitkering door UWV en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV van 13 juli 2015, waarin zijn aanspraak op een Ziektewet (ZW) uitkering werd geweigerd per 22 april 2015. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 7 januari 2016 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M. Akca-Altun, heeft tijdens de zitting op 27 november 2015 zijn standpunten toegelicht. Het UWV was vertegenwoordigd door een medewerker en er was ook een tolk aanwezig. Eiser betoogde dat zijn beperkingen door de verzekeringsarts waren onderschat, wat leidde tot een onjuiste beslissing op arbeidskundige gronden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig is uitgevoerd en dat de bevindingen van de verzekeringsartsen niet ter discussie staan. De rechtbank oordeelde dat eiser geschikt was voor zijn eigen arbeid en dat het UWV terecht de ZW-uitkering had geweigerd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 15/5029 ZW

uitspraak van 7 januari 2016 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. M. Akca-Altun,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 13 juli 2015 (bestreden besluit) van het UWV inzake zijn aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 27 november 2015. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger] . Tevens is ter zitting verschenen [naam tolk] , tolk in de Turkse taal.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser is werkzaam geweest als montage medewerker voor 40 uren per week. Vanaf 1 februari 2012 had eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Eiser heeft zich op 12 december 2013 ziek gemeld wegens klachten en beperkingen van psychische aard.
Bij besluit van 1 december 2014 heeft het UWV de ziektewetuitkering stopgezet omdat eiser bij de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling minder dan 35% arbeidsongeschikt is geacht (1,85%). Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 18 december 2014 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 1 mei 2015 heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het besluit van 1 december 2014 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van heden heeft deze rechtbank het door eiser ingediende beroep (zaaknummer [zaaknummer]) tegen dit besluit ongegrond verklaard.
Op 27 februari 2015 heeft eiser zich wederom ziek gemeld.
Het UWV heeft bij besluit van 22 april 2015 (primair besluit) geweigerd om aan eiser een ZW-uitkering toe te kennen.
Bij brief van 29 april 2015 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het thans bestreden besluit zijn de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
2. In geschil is of het UWV terecht geweigerd heeft om per 22 april 2015 een ZW-uitkering toe te kennen.
3. Eiser verzoekt allereerst hetgeen in de bezwaarprocedure is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen. Voor voert eiser aan dat dat zijn beperkingen door de verzekeringsarts zijn onderschat, waardoor de geduide functies overschat zijn. De beslissing op bezwaar is op arbeidskundige gronden onjuist. Bij afweging van de betrokken belangen had het UWV niet tot deze beslissing kunnen komen. Het besluit is in strijd met de beginselen van zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel.
4. De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Heeft er al eerder een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling plaatsgevonden in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) of de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en wordt de verzekerde op een later tijdstip weer arbeidsongeschikt, dan wordt naar vaste rechtspraak onder ‘zijn arbeid’ verstaan één van de geduide functies die gebruikt zijn bij die beoordeling. De rechtbank acht het evenals het UWV in de rede liggen dat na een geschiktverklaring met toepassing van artikel 19aa, eerste lid, aanhef en onder b, van de ZW, indien niet in een andere functie is hervat, bij nieuwe ziekmeldingen eveneens als beoordelingsmaatstaf geldt dat geen sprake is van ongeschiktheid van zijn arbeid (artikel 19aa, eerste lid, aanhef en onder a) als de verzekerde in staat is om de functies die zijn geselecteerd bij de eerdere geschiktverklaring te vervullen.
5. In het kader van de Eerstejaars ZW-beoordeling en met toepassing van de artikelen 19aa van de ZW, is eiser arbeidsongeschikt geacht voor zijn maatgevende arbeid Magazijn, expeditiemedewerker (Sbc-code 111220), Productiemedewerker machinaal inpakken (eenvoudige machines bedienen (Sbc-code 111175), Productiemedewerker textiel, geen kleding (Sbc-code 272043), Productiemedewerker hout- en bouw (Sbc-code 111173) en Medewerker tuinbouw (Sbc-code 111010).
6. Het bestreden besluit is gebaseerd op een onderzoek door een verzekeringsarts en een bezwaarverzekeringsarts.
De verzekeringsarts heeft eiser gezien op het spreekuur en het dossier bestudeerd. Tevens heeft de verzekeringsarts de door eiser overgelegde informatie van therapeut [naam therapeut] bestudeerd. De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat uitvoerig is stil gestaan bij de reden van ziekmelding, de klachten en het dagverhaal om een goed beeld te kunnen krijgen van een eventuele wijziging eisers medische situatie. De verzekeringsarts concludeert dat de bevindingen in essentie niet anders zijn dan in het eerder verrichte onderzoek in het kader van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling. Eiser wordt daarom nog steeds geschikt geacht voor de geduide functies.
De bezwaarverzekeringsarts heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd. De bezwaarverzekeringsarts heeft eiser gezien op de hoorzitting en aansluitend een medisch onderzoek uitgevoerd. De bezwaarverzekeringsarts vindt de door eiser gestelde serieuze lichamelijke afwijkingen vooralsnog niet terecht, een verborgen cardiale problematiek is nu zeker nog niet bewezen. De bezwaarverzekeringsarts schat de belastbaarheid van het bewegingsapparaat als ‘normaal’ in. De bezwaarverzekeringsarts stelt dat opvallend is dat de lichamelijke klachten kennelijk steeds toenemen ondanks het feit dat eiser niet werkt en dus nauwelijks lichamelijk actief is. Ten aanzien van de psyche stelt de bezwaarverzekeringsarts dat er geen veranderingen zijn ten opzichte van het vorige onderzoek. Het standpunt dat eiser volledig arbeidsongeschikt is vanwege psychische problemen volgt de bezwaarverzekeringsarts niet. Er komen geen nieuwe medische feiten naar voren die aanleiding geven tot wijziging van het verzekeringsgeneeskundig oordeel per datum in geding.
7. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder zijn psychische en lichamelijke klachten. Verder hebben de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd waarom zij van mening zijn dat eiser geschikt is om zijn eigen arbeid te verrichten. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsartsen.
Eiser heeft in beroep geen nadere informatie overgelegd waaruit zijn medische klachten te objectiveren zijn, zodat de rechtbank geen aanleiding heeft te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsartsen.
Het UWV heeft terecht geweigerd eiser per 22 april 2015 een ZW-uitkering toe te kennen.
8. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
9. Nu het beroep ongegrond wordt verklaard, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M. Zandbergen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2016.
de griffier is buiten staat
de uitspraak te ondertekenen rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.