5.2.Ter plaatse van de paden geldt het bestemmingsplan [naam bestemmingsplan] .
In het plan is voor de bestemmingen “Agrarisch”, “Agrarisch - AHS plus” en “Agrarisch – Boomteeltontwikkelingsgebied” in de artikelen 3.7.1, 5.7.1 en 6.6.1 van de planregels samengevat bepaald dat het verboden is op de in dat artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning zandpaden te verharden.
Voor de bestemmingen “Agrarisch met waarden – Blauwgroene mantel” en “Natuur” zijn in artikel 8.7.1, onder b, sub 9 en 15.4.1, aanhef en onder a van de planregels verboden van gelijke strekking opgenomen.
Voor de bestemmingen “Agrarisch – Agrarisch bedrijf” en “Verkeer” bevat het bestemmingsplan geen planregel inhoudende dat het verboden is zonder omgevingsvergunning zandpaden te verharden.
Artikel 1.150 van de planregels definieert “Verhard” als een verharding bestaande uit baksteen, tegels, beton en/of asfalt, alsmede daarmede vergelijkbare vaste/gesloten materialen.
6. Vast staat dat inmiddels werkzaamheden zijn verricht aan de paden met nummers 58 en 51 zonder dat daarvoor een omgevingsvergunning is verleend. De werkzaamheden aan het pad met nummer 58 zijn afgerond en de werkzaamheden aan het pad met nummer 51 zijn nagenoeg gereed. De werkzaamheden aan de paden met nummers 96 en 97 en 100 en 104 zouden zijn aangevangen na de kerstvakantie, maar [naam belanghebbende] heeft deze werkzaamheden opgeschort in afwachting van de behandeling ter zitting van het verzoek om voorlopige voorziening. Ook voor de werkzaamheden aan deze paden is geen omgevingsvergunning verleend. De werkzaamheden aan de voormelde paden bestaan uit het aanbrengen van granulaat.
Ook aan het pad met nummer 46 zullen werkzaamheden worden verricht. Tijdens de zitting is door [naam belanghebbende] naar voren gebracht dat op dat pad geen granulaat zal worden aangebracht, maar dat dat pad alleen zal worden geherprofileerd. Nu is gesteld, noch gebleken dat deze herprofilering zal leiden tot verharding in de zin van het bestemmingsplan en evenmin is gebleken dat het uitvoeren van deze werkzaamheden zonder dat daarvoor een omgevingsvergunning is verleend, anderszins zal leiden tot een overtreding, ontbreekt voor het college de bevoegdheid om daartegen handhavend op te treden. Het college heeft met betrekking tot pad nummer 46 dan ook terecht geweigerd handhavend op te treden.
Tussen partijen is niet in geschil en ook de voorzieningenrechter is van oordeel dat, nu het bestemmingsplan voor de bestemmingen “Agrarisch – Agrarisch bedrijf” en “Verkeer” geen planregel bevat inhoudende dat het verboden is zonder omgevingsvergunning zandpaden te verharden, geen sprake kan zijn van een overtreding voor zover op de paden waaraan de werkzaamheden plaatsvinden één van deze bestemmingen rust. Partijen verschillen van mening over de vraag of op de paden de bestemming “Agrarisch – Agrarisch bedrijf” of “Verkeer” rust. Volgens het college rust op het pad nummer 100 de bestemming “Verkeer”.
[naam verzoekers] bestrijdt dat. Gelet op het hierna volgende behoeft de vraag welke bestemming ter plaatse rust naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter geen beoordeling.
Voor zover op de paden de bestemming “Agrarisch”, “Agrarisch - AHS plus”, “Agrarisch -Boomteeltontwikkelingsgebied”, “Agrarisch met waarden - Blauwgroene mantel” of “Natuur” rust is het verboden om deze zonder omgevingsvergunning te verharden. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat er in het bestemmingsplan voor is gekozen een definitie van “verhard” op te nemen, voor de beoordeling van de vraag of sprake is van verharding bij die definitie moet worden aangesloten. Niet uitgesloten kan worden dat werkzaamheden die in het spraakgebruik zouden kunnen worden aangemerkt als verharden, niet als verharden in de zin van het bestemmingsplan kunnen worden aangemerkt.
Volgens de definitie in het bestemmingsplan is slechts sprake van verharding als een pad wordt aangelegd met baksteen, tegels, beton en/of asfalt, alsmede daarmede vergelijkbare vaste/gesloten materialen.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan het aanbrengen van het granulaat in dit geval niet worden aangemerkt als “verharden” in de zin van het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter neemt daarbij in aanmerking dat ter zitting is gebleken dat het overgrote deel van het gebruikte granulaat een fractiegrootte heeft tussen 0 en 32 millimeter. Daarnaast heeft [naam belanghebbende] gesteld dat het granulaat geen bindmiddel bevat. Hoewel [naam verzoekers] op zichzelf terecht heeft gesteld dat een onderbouwing van dat standpunt ontbreekt, heeft zij niet weersproken dat het granulaat geen bindmiddel bevat. De voorzieningenrechter acht op grond van de overgelegde foto’s ook niet aannemelijk dat het granulaat een zodanig percentage bindmiddel bevat dat het granulaat zal verkleven tot een vaste/gesloten laag. Er kan dan ook niet worden geoordeeld dat het granulaat een met baksteen, tegels, beton en/of asfalt vergelijkbaar vast/gesloten materiaal betreft. Anders dan [naam verzoekers] heeft aangevoerd betekent het feit dat het granulaat vermorzeld baksteen en beton bevat, niet dat daarmee per definitie ook sprake is van een verharding in de zin van het bestemmingsplan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter vormen baksteen, tegels, beton en asfalt uitsluitend een verharding in de zin van het bestemmingsplan als zij als vaste/gesloten materialen worden gebruikt.
Nu het aanbrengen van het granulaat niet kan worden aangemerkt als “verharden” in de zin van het bestemmingsplan, is in dit geval geen sprake van een overtreding wanneer het granulaat zonder omgevingsvergunning wordt aangebracht. Bij gebrek aan een overtreding was het college niet bevoegd handhavend op te treden. Het college heeft het verzoek tot handhavend optreden ten aanzien van de paden met nummers 51, 58, 96, 97, 100 en 104 dan ook terecht afgewezen.
7. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Nu het beroep ongegrond wordt verklaard, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.