ECLI:NL:RBZWB:2016:1099

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 januari 2016
Publicatiedatum
1 maart 2016
Zaaknummer
C/02/284930 / HA ZA 14-522
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over eigendom van perceel en verjaring in faillissementscontext

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, gaat het om een geschil over de eigendom van een perceel grond en de vraag of er sprake is van verjaring. Eiseres, Du Puy Beheer B.V., stelt dat zij te goeder trouw bezitter is van het perceel, maar de rechtbank verwerpt deze stelling. De rechtbank oordeelt dat de naam van de verkrijgende partij in de notariële akte onjuist was en dat er geen verklaring van naamswijziging in het openbare register was ingeschreven. Hierdoor blijft het perceel op papier eigendom van de oorspronkelijke rechtspersoon, Constructiebedrijf du Puy B.V. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van extinctieve verjaring, omdat de termijn van twintig jaar niet is verstreken. De rechtbank wijst de vorderingen van Du Puy Beheer af en veroordeelt haar in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 13 januari 2016.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/284930 / HA ZA 14-522
Vonnis van 13 januari 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DU PUY BEHEER B.V.,
gevestigd te Sas van Gent,
eiseres,
advocaat mr. I.P. de Groot,
tegen

1.F. T. HIEMSTRA

handelend in de hoedanigheid van curator in het faillissement van
CONSTRUCTIEBEDRIJF DU PUY SLUISKIL B.V.,
kantoorhoudende te Middelburg,
gedaagde,
advocaat mr. J.B. de Meester,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen.
Eiseres en gedaagde sub 1 zullen hierna Du Puy Beheer en de curator genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 26 producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek tevens houdende verandering van eis met twee producties;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Du Puy Beheer had de onderhavige vordering aanvankelijk ook ingesteld tegen ABN AMRO Bank N.V. Na dupliek heeft zij evenwel bij brief van 11 augustus 2015 haar vordering, voor zover gericht tegen ABN AMRO Bank N.V. ingetrokken.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij aktes van levering van 19 augustus 1985 en 28 oktober 1986 heeft Constructiebedrijf du Puy B.V. de eigendom verworven van een perceel grond te Sas van Gent (gemeente Terneuzen) met het huidige perceelnummer [perceelnummer] (hierna: [perceelnummer] ), gelegen aan de [adres] . Op een deel van dit perceel heeft Constructiebedrijf du Puy B.V. in 1985 een bedrijfsloods gebouwd. Bij notariële akte van 20 april 1988 is de naam van Constructiebedrijf du Puy B.V. gewijzigd in Du Puy Beheer B.V. (Du Puy Beheer). Hierbij is ten aanzien van [perceelnummer] geen verklaring van naamswijziging in het openbare register in geschreven, zodat op papier [perceelnummer] eigendom bleef van Constructiebedrijf du Puy B.V.
Bij notariële akte van diezelfde datum heeft Du Puy Beheer een 100 %-dochtermaatschappij opgericht met de naam Constructiebedrijf du Puy Sluiskil B.V (hierna: Constructiebedrijf du Puy Sluiskil).
Constructiebedrijf du Puy Sluiskil heeft op 15 februari 1989 ten aanzien van het naastgelegen [perceelnummer 2] een koopovereenkomst gesloten met de (toenmalige) eigenaar van dat perceel, [eigenaar perceel] ). Bij notariële akte van 19 april 1989 heeft de levering van [perceelnummer 2] plaatsgevonden. In de leveringsakte is als verkrijgende partij de niet-bestaande rechtspersoon Du Puy Sluiskil B.V. opgenomen. Deze is vervolgens als eigenaar van [perceelnummer 2] in de openbare registers ingeschreven. Voornoemde leveringsakte is getekend door de heer A.C.A. du Puy in zijn hoedanigheid van directeur van Du Puy Beheer, op haar beurt weer bestuurder van Constructiebedrijf du Puy Sluiskil.
Constructiebedrijf du Puy Sluiskil heeft in 1990 op [perceelnummer 2] een loods gebouwd die aansluit op de loods op [perceelnummer] en zich deels ook op [perceelnummer] bevindt.
Bij brief van 26 oktober 2001, gericht aan Constructiebedrijf Du Puy B.V., heeft haar accountant, Ernst & Young, medegedeeld de notaris te hebben verzocht een conceptakte op te stellen in verband met de overdracht van het onroerend goed van Constructiebedrijf Du Puy B.V. aan Du Puy Beheer (de rechtbank gaat ervan uit dat in voornoemde brief, gelet op de inhoud van de brief van de accountant aan Constructiebedrijf du Puy Sluiskil van 1 juni 2001, met ‘Constructiebedrijf Du Puy B.V. wordt bedoeld Constructiebedrijf du Puy Sluiskil).
Op 12 november 2001 heeft notaris mr. Borgers ten aanzien van Du Puy Beheer alsnog een verklaring van naamswijziging in het openbare register doen inschrijven. Hierbij heeft hij tevens het verzoek gedaan de tenaamstelling van alle registergoederen die ten name van Constructiebedrijf du Puy Sluiskil B.V. stonden zodanig te wijzigen dat deze ten name werden gesteld van Du Puy Beheer. Vanaf dat moment staat [perceelnummer] ook in het openbare register vermeld als zijnde eigendom van Du Puy Beheer.
Du Puy Beheer heeft op 1 januari 2002 een huurovereenkomst gesloten met Constructiebedrijf du Puy Sluiskil B.V. op grond waarvan Du Puy Beheer
‘het bedrijfspand met aanbehoren en erf, staande en gelegen aan de [adres] , kadastraal bekend als [kadasternummer]verhuurt aan Constructiebedrijf du Puy Sluiskil.
Bij notariële aktes van 14 februari 2007 en 26 april 2011 hebben Du Puy Beheer en Constructiebedrijf du Puy Sluiskil B.V. ten gunste van de ABN AMRO Bank N.V. een recht van hypotheek en een pandrecht gevestigd op:
‘a. bedrijfsgebouwen met verder aanbehoren, staande en gelegen aan de [adres] , kadastraal bekend [kadasternummer] (…);
b. bedrijfsgebouwen met verder aanbehoren, staande en gelegen aan de [adres] , kadastraal bekend [kadasternummer] , (…)’.
De hypotheekaktes zijn namens beide vennootschappen getekend door de heer A.C.A. du Puy in zijn hoedanigheid van directeur van Du Puy Beheer, die op haar beurt bestuurder is van Constructiebedrijf du Puy Sluiskil B.V.
In de hypotheekaktes staat onder het kopje ‘Eigendomsverkrijging’, voor zover thans van belang, vermeld:
‘Constructiebedrijf du Puy Sluiskil B.V., destijds ten onrechte vermeld als du Puy Sluiskil B.V., heeft de eigendom van het Verbondene onder b. genoemd verkregen:
door de overschrijving ten hypotheekkantore op twintig april negentienhonderd negenentachtig (…) van een afschrift van een akte van verkoop en koop, (…), op negentien april negentienhonderd negenentachtig verleden (…).’
2.1.
Bij vonnis van deze rechtbank van 4 februari 2014 is Constructiebedrijf du Puy Sluiskil B.V. in staat van faillissement verklaard. Hierbij is mr. F.T. Hiemstra tot curator in het faillissement benoemd.

3.Het geschil

3.1.
Du Puy Beheer vordert, na wijziging van eis, kort gezegd:
  • primair: een verklaring voor recht dat [perceelnummer 2] en het daarop gebouwde deel van de bedrijfshal in eigendom door verjaring ex artikel 3:99 BW toebehoort aan Du Puy Beheer;
  • subsidiair: een verklaring voor recht dat voornoemd perceel en het daarop gebouwde deel van de bedrijfshal in eigendom door verjaring ex artikel 3:105 BW jo 3:306 BW toebehoort aan Du Puy Beheer;
  • meer subsidiair: een verklaring voor recht dat voornoemd perceel en het daarop gebouwde deel van de bedrijfshal op grond van de redelijkheid en billijkheid in eigendom toebehoort aan Du Puy Beheer,
althans een verklaring voor recht dat de rechtsgevolgen van het standpunt van de curator – inhoudende dat de boedel rechthebbende c.q. eigenaar is van perceel [perceelnummer] – in casu naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn en – in dat geval – veroordeling van de curator om binnen drie weken na betekening van het te wijzen vonnis het perceel daadwerkelijk aan Du Puy Beheer terug te leveren, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat de curator hiermee in gebreke blijft,
althans een verklaring voor recht dat de curator maatschappelijk onbetamelijk handelt indien hij – voor het geval in rechte komt vast te staan dat [perceelnummer 2] aan de boedel toebehoort – [perceelnummer 2] niet om niet aan Du Puy Beheer (terug)levert en – in dat geval – veroordeling van de curator om binnen drie weken na betekening van het te wijzen vonnis voornoemd perceel daadwerkelijk aan Du Puy Beheer terug te leveren, zulks op verbeurte van een dwangsom van een dwangom van € 1.000,00 per dag dat de curator hiermee in gebreke blijft,
althans een verklaring voor recht dat Du Puy Beheer bezitter is van [perceelnummer 2] en dat aan de curator niet het recht toekomt, althans dat hem dit recht moet worden ontzegd om het bezit van Du Puy op te vorderen;
-
meest subsidiair:veroordeling van de curator tot betaling van de waarde van de strook grond, waarop overbouw heeft plaatsgevonden, en het daarop gebouwde, voor zover deze strook grond zich bevindt binnen de grenzen van [perceelnummer] , tegen een door een door de rechtbank te benoemen deskundige bindend vast te stellen waarde binnen veertien dagen na deze waardevaststelling tegen levering van de strook grond door Du Puy Beheer aan de curator;
met veroordeling van de curator in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.1.
Du Puy Beheer legt aan haar primaire vordering, kort gezegd, het navolgende ten grondslag.
Du Puy Beheer is vanaf november 2001 bezitter te goeder trouw van [perceelnummer 2] . Zij dacht eigenaar/bezitter te zijn van het perceel en mocht dat redelijkerwijs ook denken, gelet op de aan de notaris gegeven opdracht om [perceelnummer 2] te leveren aan Du Puy Beheer, de daaruit voortvloeiende notariële verklaring inzake naamswijziging, het feit dat Du Puy Beheer aan Constructiebedrijf du Puy Sluiskil B.V. ter zake van de koop van [perceelnummer 2] een bedrag van € 997.667,- heeft voldaan, Du Puy Beheer [perceelnummer 2] in haar boeken had staan en zij het perceel met loods verhuurde aan Constructiebedrijf du Puy Sluiskil B.V. en dientengevolge de huurpenningen incasseerde en de kosten voor haar rekening nam. Dit bezit te goeder trouw heeft meer dan tien jaar onafgebroken geduurd met als gevolg dat Du Puy Beheer op grond van artikel 3:99 BW eigenaar is geworden van [perceelnummer 2] . Het bepaalde in artikel 3:23 BW staat niet aan deze verkrijging middels verjaring in de weg.
3.2.2.
De curator voert hiertegen, kort gezegd, het navolgende verweer.
Er is ten eerste geen sprake geweest van ononderbroken bezit gedurende een periode van tien jaar, nu in 2007 en 2011 door Constructiebedrijf Du Puy Sluiskil een hypotheekrecht is gevestigd op [perceelnummer 2] . Daarnaast was er geen sprake van goede trouw aan de zijde van Du Puy Beheer, nu zij nimmer een leveringsakte heeft getekend met betrekking tot de levering van het perceel door Constructiebedrijf Du Puy Sluiskil B.V. aan Du Puy Beheer. Voorts heeft Du Puy Beheer uit het kadaster kunnen opmaken dat zij geen eigenares was van perceel L 277, zodat ook om die reden geen sprake kan zijn van bezit te goeder trouw.
3.3.1.
Aan haar subsidiaire vordering legt Du Puy, kort gezegd, het navolgende ten grondslag.
De levering van [perceelnummer 2] aan de niet-bestaande rechtspersoon Du Puy Sluiskil B.V. is zonder rechtsgevolg gebleven. Dit betekent dat Constructiebedrijf du Puy Sluiskil nooit de eigendom van het perceel heeft verkregen en dat [eigenaar perceel] eigenaar is gebleven van [perceelnummer 2] . [eigenaar perceel] is echter al vanaf 19 april 1999 geen bezitter meer. Nu op 20 april 2009, twintig jaar na het verlies door [eigenaar perceel] van het bezit van [perceelnummer 2] , Du Puy bezitter van het perceel was, is hij op dat moment op grond van artikel 3:105 jo 3:306 BW door middel van extinctieve verjaring eigenaar geworden van het perceel, ongeacht hoe lang het perceel op dat moment in zijn bezit was en of hij al dan niet bezitter te goeder trouw was.
3.3.2.
De curator voert hiertegen, kort gezegd, het navolgende verweer.
De overdracht van [perceelnummer 2] door [eigenaar perceel] aan Constructiebedrijf du Puy Sluiskil heeft rechtsgeldig plaatsgevonden. De onjuiste vermelding van de naam van laatstgenoemde in de notariële leveringsakte doet daaraan niet af. Het was immers de bedoeling van de desbetreffende partijen om het perceel aan Constructiebedrijf du Puy Sluiskil over te dragen. Dit blijkt uit de door de desbetreffende partijen gesloten koopovereenkomst, de betaling van de koopsom door Constructiebedrijf du Puy Sluiskil aan [eigenaar perceel] en tevens uit de akte zelf, gelet op het feit dat in de akte bij Du Puy Sluiskil B.V. het adres van Constructiebedrijf du Puy Sluiskil vermeld staat. Constructiebedrijf du Puy Sluiskil heeft zich ook na 1989 als eigenares gedragen: zo heeft zij een loods laten bouwen op [perceelnummer 2] en heeft zij in 2007 en 2011 een recht van hypotheek ten gunste van ABN AMRO bank gevestigd op het uitgebreide deel van de bedrijfshal op L277.
3.4.1.
Aan haar meer subsidiaire vordering legt Du Puy Beheer ten grondslag dat het honoreren van het standpunt van de curator, inhoudende dat [perceelnummer 2] in eigendom toebehoort aan Constructiebedrijf du Puy Sluiskil, leidt tot rechtsgevolgen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. Het perceel zou dan vallen in de failliete boedel, terwijl Du Puy Beheer feitelijk aangemerkt dient te worden als rechthebbende op het perceel. Du Puy Beheer heeft de koopprijs van [perceelnummer 2] middels verrekening betaald aan Constructiebedrijf du Puy Sluiskil, zij heeft vanaf 2001 alle kosten en belastingen van het perceel voor haar rekening heeft genomen, Constructiebedrijf du Puy Sluiskil huurde al vanaf 2002 [perceelnummer 2] van Du Puy Beheer en de verkoop- of verhuuropbrengst van [perceelnummer 2] vormt een zeer belangrijk onderdeel van de pensioenvoorziening van de directeur van Du Puy Beheer, de heer A.C.A. du Puy. Van de curator mag in redelijkheid worden verwacht dat hij eraan meewerkt om de juridische realiteit te laten aansluiten bij de maatschappelijke en economische realiteit.
In het geval [perceelnummer 2] in eigendom toebehoort aan Du Puy Beheer, handelt de curator onrechtmatig door dit perceel voor de boedel te behouden.
3.4.2.
De curator voert, kort gezegd, het navolgende verweer.
De curator moet bij de uitoefening bij zijn wettelijke taak zowel kijken naar de belangen van de crediteuren als naar de belangen van de gefailleerde. Niet Du Puy Beheer maar Constructiebedrijf du Puy Sluiskil is de gefailleerde. De curator kan geen afstand doen van substantiële activa die binnen de boedel vallen. Zou hij dat wel doen, dan worden de crediteuren benadeeld.
Van onrechtmatig handelen van de curator kan geen sprake zijn, nu hij handelt conform artikel 35 Fw.
3.5.1.
Du Puy Beheer legt aan haar meest subsidiaire vordering, die zij instelt voor het geval de rechtbank tot het oordeel komt dat het [perceelnummer 2] en de daarop gebouwde bedrijfsloods in eigendom toebehoort aan Constructiebedrijf du Puy Sluiskil en dus valt in de failliete boedel, het navolgende ten grondslag. Aangezien de door Constructiebedrijf op [perceelnummer] gebouwde loods zich deels tevens bevindt op [perceelnummer 2] , is sprake van overbouw. Deze overbouw levert een onrechtmatige toestand op die Du Puy Beheer niet hoeft te dulden en die gelegaliseerd dient te worden. Aan Du Puy Beheer komt in beginsel een recht op amotie toe. Zij kiest er evenwel voor om in eerste instantie vergoeding door de curator te vorderen van de waarde van het gedeelte van [perceelnummer] waarop de overbouw zich bevindt.
3.5.2.
De curator voert, kort gezegd, als verweer dat onduidelijk is op welke grondslag Du Puy Beheer recht meent te hebben op de waarde van het deel van de loods dat zich op [perceelnummer 2] bevindt, nu artikel 5:54 BW slechts spreekt over de waarde van het erf waarop, boven of onder de overbouw zich bevindt. Artikel 5:54 BW kan sowieso geen grondslag vormen voor de vordering van Du Puy Beheer, nu niet de eigenaar van het erf waarop de overbouw zich bevindt, maar de eigenaar van het gebouw op grond van dat artikel verlening van een erfdienstbaarheid of overdracht van het betreffende deel van het erf waarop de overbouw zich bevindt kan vorderen.

4.De beoordeling

4.1.1.
Voor verkrijgende verjaring van registergoederen is op grond van artikel 3:99 lid 1 BW onafgebroken bezit te goeder trouw gedurende tien jaar vereist. De bezitter van een goed is te goeder trouw wanneer hij zich redelijkerwijze als rechthebbende op dat goed mocht beschouwen. Du Puy Beheer stelt dat zij, gezien de opdracht van haar accountant aan de notaris om [perceelnummer 2] aan haar over te dragen, ervan mocht uitgaan dat zij eigenares van dat perceel was geworden. Dat is echter onvoldoende om als “te goeder trouw” te worden aangemerkt. Du Puy Beheer moet ook hebben geweten dat voor de verkrijging van een registergoed meer nodig is dan een opdracht van haar accountant aan de notaris. Gesteld noch gebleken is dat Du Puy Beheer een notariële akte tot levering van [perceelnummer 2] aan haar heeft getekend of dat er een notariële akte tot levering aan Du Puy Beheer is gepasseerd en is ingeschreven in de openbare registers.
Voorts kan, anders dan Du Puy Beheer meent, wel degelijk het bepaalde in artikel 3:23 BW aan haar worden tegengeworpen. Du Puy Beheer had uit raadpleging van het openbaar register bekend kunnen zijn met het feit dat (ook na 2001) Du Puy Sluiskil B.V. (en niet zij) geregistreerd stond als eigenares van [perceelnummer 2] .
4.1.2.
Op grond van het bovenstaande oordeelt de rechtbank dat Du Puy Beheer niet kan worden aangemerkt als bezitter te goeder trouw in de zin van artikel 3:118 lid 1 BW. Aldus kan geen sprake zijn van eigendomsverkrijging door Du Puy Beheer van [perceelnummer 2] door middel van verkrijgende verjaring ex artikel 3:99 BW.
De primaire vordering komt dus niet voor toewijzing in aanmerking.
4.2.1
De rechtbank overweegt ten aanzien van de subsidiaire vordering van Du Puy Beheer, gegrond op bevrijdende verjaring ex artikel 3:105 jo 3:306 BW, het volgende.
Voor bevrijdende of extinctieve verjaring is vereist dat vast staat dat een niet-rechthebbende bezitter is geworden, dat de rechtsvordering van de eigenaar strekkende tot beëindiging van dat bezit sindsdien is verjaard, waarbij een verjaringstermijn van twintig jaar geldt, en dat degene die het beroep op extinctieve verjaring doet bezitter was op het moment van verjaring van deze vordering (artikelen 3:105 lid 1 jo 3:14 lid 2 jo 3:306 BW). Bezit te goeder trouw is geen vereiste.
4.2.2
Tussen partijen is niet in geschil dat Constructiebedrijf du Puy Sluiskil op of omstreeks 19 april 1989 bezitter is geworden van [perceelnummer 2] . Beslissend voor het antwoord op de vraag of Du Puy Beheer op 20 april 2009 als gevolg van extinctieve verjaring de eigendom van het perceel heeft verworven, daarbij ervan uitgaande dat zij op die datum het perceel in haar bezit had, is of Constructiebedrijf du Puy Sluiskil op 19 april 1989 door het passeren van de notariële leveringsakte rechthebbende op het perceel was geworden.
Het feit dat in de leveringsakte van 19 april 1989 een onjuiste naam aan de zijde van de verkrijgende partij staat vermeld, heeft niet in de weg gestaan aan de eigendomsverkrijging van het [perceelnummer 2] door Constructiebedrijf du Puy Sluiskil. Vast staat dat het de bedoeling van [eigenaar perceel] en Constructiebedrijf du Puy Sluiskil was door het passeren van de leveringsakte van 19 april 1989 [perceelnummer 2] in eigendom over te dragen aan laatstgenoemde. Dit was ook kenbaar voor Du Puy Beheer, niet in de laatste plaats doordat de heer du Puy in zijn hoedanigheid van directeur van Du Puy Beheer, die op haar beurt weer bestuurder was van Constructiebedrijf du Puy Sluiskil, de leveringsakte voor de verkrijgende partij heeft getekend. Voorts lag er aan de leveringsakte van 19 april 1989 een koopovereenkomst tussen [eigenaar perceel] en Constructiebedrijf du Puy Sluiskil ten grondslag. Constructiebedrijf du Puy Sluiskil heeft de koopsom aan [eigenaar perceel] voldaan voor [perceelnummer 2] en heeft het perceel ook op of omstreeks 19 april 1989 in bezit gekregen. De onjuiste vermelding van de naam van de verkrijgende partij in de leveringsakte van 19 april 1989 laat dus voor partijen, ondanks de gemaakte fout, geen ruimte voor een misverstand omtrent de identiteit van de verkrijger. Dit geldt temeer omdat vast staat dat de in de leveringsakte vermelde verkrijgende partij Du Puy Sluiskil B.V. een niet bestaande vennootschap is. Zij kan dus niet de verkrijger van [perceelnummer 2] zijn geweest.
Weliswaar eist de rechtszekerheid dat derden op de inschrijving in het openbare register, waarvoor de notariële leveringsakte de basis vormt, moeten kunnen vertrouwen, maar derden bescherming speelt tussen de onderhavige partijen geen rol. Du Puy Beheer kan, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet als derde worden beschouwd. De – overigens niet nader onderbouwde – stelling van Du Puy Beheer dat een vermelding van een niet bestaande vennootschap als verkrijgende partij in een leveringsakte nietigheid van die akte tot gevolg heeft, vindt geen steun in het recht.
4.2.3.
Nu ervan uitgegaan moet worden dat Constructiebedrijf du Puy Sluiskil op of omstreeks 19 april 1989 niet alleen de bezitter van [perceelnummer 2] maar ook de rechthebbende op [perceelnummer 2] is geworden, is de verjaringstermijn op zijn vroegst gaan lopen op het door Du Puy Beheer gestelde moment waarop het bezit van het perceel van Constructiebedrijf du Puy Sluiskil op haar is overgegaan, november 2001. Sedertdien zijn geen twintig jaar verstreken zodat er geen eigendomsverkrijging is van [perceelnummer 2] door Du Puy Beheer door middel van extinctieve verjaring. De subsidiaire vordering komt evenmin voor toewijzing in aanmerking.
4.3.1.
Het beroep van Du Puy Beheer op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid en haar stelling dat de curator onrechtmatig jegens Du Puy Beheer handelt door het perceel te behouden voor de boedel kunnen haar niet baten.
4.3.2.
Bij de uitoefening van zijn wettelijke taak, het beheer en de vereffening van de failliete boedel, dient de curator (onder meer) rekening te houden met de belangen van de gefailleerde en met die van de crediteuren. Met het oog op deze belangen dient de curator bij de vereffening van de boedel te streven naar een zo hoog mogelijke opbrengst. Hierbij past niet dat de curator afstand doet van een substantieel actief dat aan de gefailleerde (Constructiebedrijf du Puy Sluiskil in dit geval) in eigendom toebehoort.
4.3.3.
Uit het voorgaande vloeit tevens voort dat er geen sprake kan zijn van onrechtmatig handelen van de curator jegens Du Puy Beheer. Immers, Du Puy Beheer is geen rechthebbende op het perceel, zodat de curator door het opeisen van [perceelnummer 2] als eigendom van Constructiebedrijf du Puy Sluiskil niet in strijd handelt met een eigendomsrecht van Du Puy Beheer.
Overigens kan de curator ook niet meewerken aan de levering aan Du Puy Beheer. Op grond artikel 35 Fw kan de levering niet meer geldig geschieden, indien op de dag van de faillietverklaring nog niet alle handelingen die voor een levering door de schuldenaar nodig zijn, hebben plaatsgevonden. Dat op de dag waarop Constructiebedrijf du Puy Sluiskil in staat van faillissement is verklaard, nog niet alle voor een levering vereiste handelingen waren verricht, staat vast.
4.4.
Ten slotte komt de rechtbank toe aan de beoordeling van de meest subsidiaire vordering van Du Puy Beheer om, in het geval dat [perceelnummer 2] in eigendom toebehoort aan Constructiebedrijf du Puy Sluiskil, de curator te veroordelen tot aankoop van het gedeelte van [perceelnummer] waarop overbouw heeft plaatsgevonden. Het is de rechtbank niet duidelijk op welke grondslag zij dit vordert. Voor zover haar vordering is gegrond op artikel 5:54 BW strandt deze. Artikel 5:54 BW geeft juist de eigenaar van het gebouw – in dit geval Constructiebedrijf du Puy Sluiskil – de bevoegdheid om te vorderen dat hem tegen schadeloosstelling een erfdienstbaarheid tot het handhaven van de bestaande toestand wordt verleend of, ter keuze van de eigenaar van het ‘overgebouwde’ erf, een daartoe benodigd gedeelte van het erf wordt overgedragen (mits voldaan is aan de in het eerste lid van artikel 5:54 BW genoemde criterium).
Bij gebreke van een andere grondslag voor de subsidiaire vordering komt deze evenmin voor toewijzing in aanmerking.
4.5.
Uit het bovenstaande volgt dat de vorderingen van Du Puy Beheer zullen worden afgewezen. Du Puy Beheer zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van de curator begroot op:
- griffierecht € 282,00
- salaris advocaat
€ 904,00(2 punten maal € 452,00)
Totaal € 1.186,00.
De door de curator gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zullen eveneens worden toegewezen op na te melden wijze.De door de curator gevorderde nakosten zullen worden toegewezen op na te melden wijze.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van Du Puy Beheer af;
5.2.
veroordeelt Du Puy Beheer in de proceskosten, aan de zijde van de curator tot op heden begroot op € 1.186,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van veertien dagen na de dag van dit vonnis tot aan de voldoening;
5.3.
veroordeelt Du Puy Beheer in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Du Puy Beheer niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2016