5.2Verder heeft eiseres er op gewezen dat een m.e.r.-beoordelingsbesluit van vijf jaar oud niet meer als actueel kan worden beschouwd. Het college heeft ontwikkelingen van de afgelopen jaren in de omgeving van de inrichting niet bij zijn afweging kunnen betrekken. Bovendien stelt eiseres dat de aanmeldnotitie en daarmee ook het beoordelingsbesluit ziet op een ander plan en andere dieraantallen.
De rechtbank is van oordeel dat tijdens een langdurige procedure het niet ondenkbaar is dat de plannen op onderdelen wijzigen. Gelet hierop is vooral van belang of het m.e.r.-beoordelingsbesluit gebaseerd is op een initiatiefplan dat op wezenlijke onderdelen overeenkomt met de uiteindelijke aanvraag, waarbij zich voorts geen ingrijpende ontwikkelingen in de directe omgeving van het project hebben voorgedaan. In het onderhavige geval is de rechtbank van oordeel dat het initiatiefplan dat de basis voor de m.e.r.-beoordeling is geweest te zeer afwijkt van de aanvraag en dat voorts het college onvoldoende heeft onderzocht of de ontwikkelingen in de directe omgeving van de inrichting een nieuwe beoordeling nodig maken. Gelet hierop slaagt deze beroepsgrond.
6. In de tweede plaats heeft eiseres aangevoerd dat het college geen omgevingsvergunning voor de activiteit “strijd met het bestemmingsplan” heeft mogen verlenen, nu daarvoor een goede ruimtelijke onderbouwing ontbreekt.
De rechtbank stelt vast dat het college ter zitting heeft bevestigd dat het bestemmingsplan “Buitengebied” en het bestemmingsplan “Buitengebied – partiële herziening 1994” van kracht zijn. Hiermee staat vast dat met het bestreden besluit, anders dan in de ruimtelijke onderbouwing, in ieder geval van het juiste bestemmingsplan wordt afgeweken.
De rechtbank is echter van oordeel dat bij het bestreden besluit ten onrechte niet is onderzocht van welke voorschriften van het bestemmingsplan wordt afgeweken. Nu dit niet is onderzocht, heeft het college ook de mate van afwijking van deze planvoorschriften niet kunnen vaststellen en daardoor evenmin kunnen vaststellen welke belangen door de afwijking worden getroffen. Van een dergelijk onderzoek blijkt ook niet uit de ruimtelijke onderbouwing. Ook deze beroepsgrond slaagt.
7. Gelet op het bovenstaande komt het bestreden besluit reeds hierom voor vernietiging in aanmerking en behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking.
8. Het beroep zal gegrond worden verklaard en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien omdat aanvullend onderzoek noodzakelijk is. Ook lenen de geconstateerde gebreken zich niet voor toepassing van een bestuurlijke lus. Het college zal daarom een nieuw besluit op de aanvraag om omgevingsvergunning moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes maanden.
9. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed.
10. De rechtbank zal het college veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 496, en wegingsfactor 1).