4.4Het bewijs.
Inzake parketnummer 02/800537-15:
Feit 1 en feit 3:
[slachtoffer]heeft aangifte gedaan dat zij op 11 juni 2015 liep over de Lovense Kanaaldijk te Tilburg. Er kwam een man haar tegemoet gefietst en vlakbij haar stuurde de man zijn fiets naar haar toe. Zij zag en voelde dat de man haar vol in het gezicht spuwde. [slachtoffer] draaide zich en riep de man na. Zij rende de man na die van haar wegfietste. Toen zij ongeveer tien meter achter hem aanrende zag ze dat de man een voorwerp over zijn linkerschouder haar kant opgooide. Zij moest het voorwerp ontwijken. [slachtoffer] pakte het voorwerp op en zag dat het een accu van een schroefmachine was.
Verdachteheeft verklaard dat hij op 11 juni 2015 over de Lovense Kanaaldijk te Tilburg fietste en een tegemoetkomende hardloopster in het gezicht spuugde. Toen de vrouw achter hem aanrende heeft hij een accu van een handschroefmachine naar haar gegooid om te zorgen dat ze hem niet langer achterna kwam.
Feit 1:
De rechtbank acht op grond hiervan wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de accu naar [slachtoffer] heeft gegooid. Gelet op de manier waarop verdachte dit deed, te weten door deze, op een afstand van 10 meter, al fietsend met zijn rechterhand over zijn linkerschouder naar achteren te gooien, kan de rechtbank daaruit niet destilleren dat verdachte het voornemen had om te proberen om [slachtoffer] te doden, danwel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Zij zal verdachte daarom van de primaire ten laste gelegde poging tot zware mishandeling vrijspreken. Maar verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank door het gooien van de accu naar [slachtoffer] , teneinde haar te stoppen, haar wél bedreigd met zware mishandeling. Die bedreiging is van dien aard en gelet op de omstandigheden van het geval zodanig dat bij [slachtoffer] de redelijke vrees kon ontstaan dat haar zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht. Een dergelijke zware accu had immers – in andere omstandigheden - ernstig letsel kunnen veroorzaken. Aldus verklaart de rechtbank de onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 en 3:
[slachtoffer 2]heeft verklaard dat zij op 10 juli 2015 fietste over de Reeshofdijk te Tilburg. Een fietser kwam haar tegemoet rijden en spuugde haar recht in haar nek. [slachtoffer 2] ging eerst achter de man aan, probeerde een foto van hem te maken, maar fietste uiteindelijk verder, toen de man naast haar kwam fietsen, haar tot stoppen dwong en de man haar tegen haar rechterbeen schopte. Ze had een blauwe plek op haar been en voelde pijn.
Verdachteheeft verklaard dat hij op 10 juli 2015 op de Reeshofdijk te Tilburg naar een tegemoetkomende vrouw op een fiets heeft gespuugd. De vrouw kwam hem achterna fietsen en later zag hij die vrouw. Zij stopten en toen heeft verdachte haar tegen haar been geschopt.
Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen de onder feit 2 ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 2] en het onder feit 3 ten laste gelegde bespugen van [slachtoffer 2] .
Feit 3:
[slachtoffer 3]heeft verklaard dat zij op 10 juli 2015 om 08.20 uur fietste op de Reeshofdijk te Tilburg. Een zwerverachtig type man met de capuchon op zijn hoofd kwam haar tegemoet fietsen. De man kwam steeds meer op haar weghelft, ze hoorde hem gorgelen en de man spuugde haar richting op. Ze bukte en voelde dat de spuug op haar achterhoofd kwam.
[slachtoffer 4]heeft verklaard dat zij op 10 juli 2015 om 07.35 uur fietste over de Burgemeester van Voorst tot Voorstweg te Tilburg, richting de Reeshof. Er kwam een man haar tegemoet fietsen. Deze zag er guur, onverzorgd uit en had een capuchon over zijn hoofd. Toen [slachtoffer 4] de man naderde zag zij dat hij een grote fluim in zijn mond had liggen. Met fluim bedoelde zij speeksel. Toen de man haar naderde ging hij steeds verder naar links fietsen en bij het passeren hoorde zij de man spugen en voelde zij dat ze in haar gezicht en op haar bril werd geraakt.
[slachtoffer 5]heeft verklaard dat zij op 1 juli 2015 op de IJsclubweg te Tilburg fietste, naast [slachtoffer 6] . Een man fietste haar tegemoet en spuugde haar in haar gezicht.
[slachtoffer 6]heeft verklaard dat zij naast [slachtoffer 5] fietste, toen een man hen slingerend tegemoet kwam fietsen. Ze zag de man in haar richting spugen en voelde spuug in haar gezicht.
Verdachteheeft verklaard dat hij de dames [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] in het gezicht heeft gespuugd. Hij kan zich niet herinneren dat hij ook [slachtoffer 3] zou hebben bespuugd.
In het geval van [slachtoffer 3] betrof het echter een identieke modus operandi, de omschrijving die de andere slachtoffers gaven van de spuger kwam overeen met de door [slachtoffer 3] gegeven omschrijving én zowel [slachtoffer 3] als [slachtoffer 4] werden op dezelfde dag, rond hetzelfde tijdstip en beiden in de Reeshof bespuugd.
Op grond van bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de dames [slachtoffer] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft bespuugd.
Inzake parketnummer 02/800039-14:
Feit 1:
[slachtoffer 7]heeft aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat op 10 januari 2014 rond 14.05 uur zijn vriendin [naam vriendin] via de intercom meldde dat ze was bespuugd en dat ze achter de spuger aanging. [slachtoffer 7] rende naar buiten de Van Anrooylaan te Tilburg op. Zijn vriendin zag de fiets van de spuger voor de Lidl staan en ze hebben daar staan wachten. [slachtoffer 7] sprak de man aan toen die naar zijn fiets kwam. De man rukte zich los en rende weg. [slachtoffer 7] wachtte bij zijn fiets. De man kwam terug en ging er op zijn fiets vandoor. [slachtoffer 7] rende achter hem aan. De man stopte even verderop op de Van Tetterodestraat in Tilburg, maakte een snijdende beweging langs zijn keel en zei: “Ik maak je af, ik snij je keel door”. De man schold riep ook “ik maak je dood”.
De vriendin van [slachtoffer 7] , [naam vriendin]bevestigde dat zij was bespuugd en haar vriend erbij had geroepen. Deze ging de man achterna en [naam vriendin] hoorde de man roepen “ik maak je dood”, waarbij de man een snijdende beweging met zijn vinger langs zijn keel maakte.
Verdachteheeft verklaard dat hij op de Van Anrooylaan te Tilburg op 10 januari 2014 een meisje had gespuugd, waarna de vriend van dat meisje hem achterna kwam. Verdachte kon loskomen maar ging later terug om zijn fiets op te halen. Hij had enkele woorden naar de man geroepen.
De rechtbank acht op grond hiervan wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. Zij neemt de zwaaiende bewegingen met het blikje drinken als zodanig niet aan als een strafrechtelijke bedreiging van [slachtoffer 7] , maar de beweging langs zijn keel en de woorden die verdachte vervolgens volgens zowel de aangever als diens vriendin uitriep kunnen wel degelijk – gelet op de voorafgaande schermutseling tussen verdachte en [slachtoffer 7] - bij [slachtoffer 7] de redelijke vrees hebben doen ontstaan dat het misdrijf waarmee verdachte dreigde ook gepleegd zou kunnen worden
De rechtbank acht feit 1 daarom wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2:
Verbalisant [verbalisant 1]surveilleerde op 27 september 2013 met anderen op plaatsen waar op 15 en 16 september 2013 vrouwen en kinderen waren bespuugd bij de basisscholen aan de Gondelstraat en de Galjoenstraat in Tilburg. Zij zien een man op de fiets slingeren naar links naar een vrouw en haar in het gezicht spugen. Daarna fietste de man naar een meisje, trapte tegen haar fiets en iets verderop weer bij een ander. Op de Van Sonstraat week de man al fietsend weer uit naar links en verbalisanten zagen hem een vrouw spugen.
Om 10.45 uur zagen verbalisanten de man fietsen in de Zernikelaan en werd de man aangehouden. De man bleek verdachte te zijn.
[slachtoffer 8] heeft vanaf pagina 75 aangifte gedaan dat haar dochter [naam dochter] fietste en van een man spuug in haar gezicht kreeg. Nu de officier van justitie kennelijk abusievelijk verdachte heeft verweten dat deze [slachtoffer 8] zou hebben bespuugd dient verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
[slachtoffer 9]heeft aangifte gedaan dat zij op 27 september 2013 fietste over de Korvelseweg in Tilburg en door een tegemoetkomende fietser werd gespuugd in haar gezicht, op haar zonnebril en jas.
[slachtoffer 10]heeft aangifte gedaan dat zij op 27 september 2013 fietste over de Capucijnenstraat in Tilburg en door een tegemoetkomende fietser werd gespuugd links in haar gezicht.
Verdachteheeft op de zitting toegegeven dat hij die dag in het centrum van Tilburg enkele vrouwen in het gezicht heeft gespuugd.
De rechtbank acht, uitgezonderd hetgeen hiervoor met betrekking tot [slachtoffer 8] is overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] bespuugd heeft .
Feit 3:
[slachtoffer 11] heeft op 27 september 2013 aangifte gedaan dat zij op 17 september 2013 op de Katterug te Tilburg door een man in haar gezicht is bespuugd. Aan verdachte wordt onder feit 3 verweten dat hij diverse vrouwen heeft bespuugd in de periode tussen 1 oktober 2013 en 9 oktober 2013. Nu de bespuging van [slachtoffer 11] zich heeft voorgedaan op 17 september 2013 valt deze niet onder de in de tenlastelegging opgenomen periode en dient er vrijspraak voor dit incident te volgen.
[slachtoffer 12]heeft aangifte gedaan dat zij op 1 oktober 2013 om 06.37 uur over de Heuvelring in Tilburg fietste. Een man fietste haar tegemoet en spuugde haar in haar gezicht.
[slachtoffer 13]heeft verklaard dat zij op 2 oktober 2013 op de Veldhovenring stond met haar fiets aan de hand. Een man fietste langs haar, spuugde en zij had een grote klodder in haar linkeroog.
[slachtoffer 14]heeft verklaard dat zij op 2 oktober 2013 fietste over de Elzenstraat in Tilburg. Een man kwam haar op de fiets tegemoet en spuugde haar op haar haar en links op gezicht.
[slachtoffer 15]heeft verklaard dat zij op 6 oktober 2013 fietste over de St. Josephstraat te Tilburg. Een man fietste haar tegemoet en spuugde haar in haar op gezicht en op haar haar en schouder.
Bij [slachtoffer 16] (pag 73) komt de rechtbank tot een vrijspraak. [slachtoffer 16] verklaarde immers dat zij met de kinderwagen op 9 oktober 13 over de Spoorlaan liep en een fietser in de kinderwagen spuugde, waardoor er speeksel op de kap van de kinderwagen kwam. [slachtoffer 16] noch de baby zijn derhalve geraakt.
In de aangifte van [naam moeder] (pag 80) namens haar dochter [slachtoffer 17] (geb [geboortedatum 4] ) komt de rechtbank eveneens tot een vrijspraak. Weliswaar kwam in dit geval speeksel op het jasje van de baby, maar naar het oordeel van de rechtbank is bij een baby van 1 ½ jaar oud geen sprake van een hevig onlust veroorzakende gewaarwording zoals de officier van justitie tot uitgangspunt neemt.
[slachtoffer 18]heeft verklaard dat zij op 9 oktober 2013 fietste over de Willem 2 straat te Tilburg. Een haar tegemoetkomende fietser spuugde op de linkerkant van haar gezicht en haar haar.
[slachtoffer 19]heeft verklaard dat zij op 9 oktober 2013 fietste over de Kloosterstraat in Tilburg. Een fietser haalde haar in en spuugde een grote fluim links op haar gezicht.
[slachtoffer 20]heeft verklaard dat zij fietste in de Korte Schijfstraat te Tilburg op 9 oktober 2013. Een fietser kwam haar tegemoet, maakte zijn wangen bol, helde naar haar over en spuugde een klodder in haar gezicht.
[slachtoffer 21]heeft verklaard dat zij fietste over de Korte Tuinstraat te Tilburg op 9 oktober 2013. Een fietser kwam haar tegemoet en spuugde links in haar gezicht.
Verdachteheeft verklaard dat deze feiten kloppen. Hij kan zich niet alle incidenten meer herinneren, maar hij heeft in die periode in het centrum van Tilburg veelvuldig vrouwen bespuugd, ook wel eens naar een kinderwagen. Verdachte kreeg dan een rot gevoel van binnen en ging dan uit woede kort langs iemand fietsen om op haar en gezicht te spugen.
Op grond hiervan acht de rechtbank bij dit feit wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 12] , [slachtoffer 13] , [slachtoffer 14] , [slachtoffer 15] , [slachtoffer 18] , [slachtoffer 19] , [slachtoffer 20] en [slachtoffer 21] heeft bespuugd.
Feit 4 en feit 5:
[slachtoffer 22]heeft aangifte gedaan dat hij op 30 juni 2014 aan de Lovense Kanaaldijk te Tilburg omstreeks 16.00 uur op een bankje zijn portemonnee en mobiele telefoon, een Samsung Galaxy S4, had gelegd en verder was gefietst. Na circa een kilometer ontdekte hij dat hij zijn spullen had achtergelaten, maar bij terugkomst waren portemonnee en telefoon weg. Omdat er bankpasjes in de portemonnee zaten belde [slachtoffer 22] meteen bij thuiskomst de bank en hem werd verteld dat er bij het Wilhelminapark geprobeerd was geld te pinnen met een van zijn pasjes. De bank heeft de beelden van die bewuste pintransactie aan de politie beschikbaar gesteld.
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3]houden op 30 juli 2014 om 21.07 uur verdachte staande en zien in zijn rechter borstzakje een Samsung Galaxy S4. Op het politiebureau controleerde verbalisant [verbalisant 2] aan de hand van het aangetroffen Imeinummer 358904059177049 de politiesystemen en hieruit bleek dit het Imeinummer van de telefoon van [slachtoffer 22] te zijn.
Verbalisant [verbalisant 4]heeft de beelden van de pinautomaat aan het Wilhelminapark te Tilburg bekeken en gezien dat om 16.22 uur iemand bij de pinautomaat verscheen.
Deze persoon droeg een jas met eenzelfde opvallende epaulet als [verbalisant 4] op de jas van verdachte heeft gezien.
Verbalisant [verbalisant 5]heeft de telefoon van [slachtoffer 22] onderzocht en geconstateerd dat de simkaart van verdachte in dat toestel heeft gezeten.
Verdachteheeft op de zitting toegegeven dat hij in het bezit was van de Samsung Galaxy S4 welke de politie bij hem in beslag had genomen.
Weliswaar heeft verdachte verklaard dat ene [naam] deze aan hem wilde verkopen, maar de rechtbank acht deze verklaring van verdachte onaannemelijk. Verdachte heeft desgevraagd geen nadere gegevens over [naam] willen of kunnen geven, waardoor de verklaring van verdachte niet is te verifiëren. De omstandigheid dat kort na het verlies van portemonnee en telefoon een persoon die een jas droeg die een opvallende gelijkenis heeft met de jas van verdachte en het feit dat nog geen zes uur later onder verdachte de telefoon werd aangetroffen, leiden bij de rechtbank tot het oordeel dat het verdachte is geweest die de portemonnee en mobiele telefoon heeft gevonden en zich heeft toegeëigend. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt bewijs voor het stelen van de goederen van [slachtoffer 22] , waarvan hij wordt vrijgesproken, maar kon hij wel meteen weten dat hij deze goederen anders dan door misdrijf onder zich had en derhalve heeft hij deze verduisterd.
De rechtbank acht gelet op het bovenstaande de onder feit 4 ten laste gelegde verduistering en de onder feit 5 ten laste gelegde poging tot diefstal wettig en overtuigend bewezen.
Feit 6:
Vooraleer de rechtbank de bewijsmiddelen van dit feit gaat behandelen stelt de rechtbank vast dat de tenlastegelegde periode betreft de periode van 20 mei 2014 tot en met 9 juli 2014. De aangiftes van [slachtoffer 35] en [slachtoffer 36] betreffen echter incidenten die plaats hebben gevonden op respectievelijk 17 juli 2014 en 24 juli 2014. Om die reden dient in ieder geval in deze twee zaken een vrijspraak te volgen, zodat de rechtbank deze incidenten niet verder zal behandelen.
[slachtoffer 23]heeft verklaard dat zij op 9 juli 2014 fietste over de Melis Stokestraat te Tilburg. Een fietser kwam haar tegemoet, stuurde naar haar, ging met zijn hoofd eerst naar achter en spuugde haar links op haar gezicht. Ze riep hem na en de man riep iets van “Poessie, poessie”. [slachtoffer 23] fietste verder en zag een vrouw wrijvende bewegingen over gezicht en armen maken.
[slachtoffer 24]heeft verklaard dat zij op 9 juli 2014 fietste vanaf het Wilhelminakanaal in Tilburg naar school. Een man fietste haar tegemoet en lachte. De man stuurde naar links, [slachtoffer 24] hoorde een rochelend geluid en de man spuugde haar links op voorhoofd en gezicht. Ze riep hem achterna en hij riep “Mietje, poessie”. Aan de andere kant van de brug stond een jonge vrouw die zei dat ze ook bespuugd was.
[slachtoffer 25]heeft verklaard dat zij op 13 juni 2014 fietste over het Vijverpad te Tilburg bij Boerke Mutsaers. Er stond een fietser stil op het fietspad. De man draaide om en toen zij hem voorbij was kwam de man langs haar fietsen en voelde zij een grote klodder spuug op haar linkerwang.
[slachtoffer 26]fietste op 13 juni 2014 door Tilburg en zag bij Boerke Mutsaers een vrouw staan die was bespuugd. [slachtoffer 26] fietste door en een man op de fiets kwam haar tegemoet. Hij haalde spuug op en spuugde, maar doordat ze bukte kwam de spuug op haar hand.
[slachtoffer 27]fietste op 23 juni 2014 over de Brugstraat te Tilburg toen een fietser haar tegemoet kwam rijden. Ze hoorde de man rochelen en kreeg links spuug in haar oor, op haar haar en haar bril.
[slachtoffer 28]fietste op 13 juni 2014 over de Reeshofdijk te Tilburg toen er een fietser recht op haar afkwam waardoor zij met haar voorwiel in de bosjes kwam. Ze hoorde een gorgelend geluid en voelde spuug op haar linkeroog.
[slachtoffer 29]fietste op 20 mei 2014 over De Werf te Tilburg. Een fietser kwam haar tegemoet en spuugde vol in haar gezicht en op haar schouder.
[slachtoffer 30]fietste op 24 juni 2014 over de Europalaan te Tilburg. Een haar tegemoetkomende fietser draaide, kwam naast haar fietsen en spuugde haar recht in haar gezicht op haar linkerwang (en deels haar capuchon).
[slachtoffer 43] fietste op 9 juli 2014 over de Jac van Vollenhovenstraat te Tilburg en een haar tegemoetkomende fietser spuugde haar op haar jas. In dat geval is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een hevige onlust veroorzakende gewaarwording zoals de officier van justitie tot uitgangspunt neemt, zodat verdachte hiervan wordt vrijgesproken.
Datzelfde is het geval bij [slachtoffer 32] die op 4 juni 2014 in de Tuinstraat in Tilburg werd bespuugd, maar niet werd geraakt.
[slachtoffer 33]fietste op 20 juni 2014 over de Postelse Hoeflaan te Tilburg, toen een haar tegemoetkomende fietser op haar kant van de weg kwam fietsen en op de linkerkant van haar gezicht spuugde.
[slachtoffer 34]liep op 23 juni 2014 over de Rueckertbaan te Tilburg toen er een fietser in het zwart met de capuchon over zijn hoofd (terwijl het mooi weer was) langs haar fietste. Ze hoorde hem een flinke rochel bovenhalen en hij spuugde op haar linkerwang.
Verdachteheeft op de zitting verklaard dat het zou kunnen dat hij deze vrouwen heeft bespuugd, omdat hij in die periode door heel Tilburg fietste en vaker vrouwen bespuugde, maar hij kon zich niet meer herinneren waar en wanneer dat precies is geweest. Hij hield ook bij mooi weer zijn capuchon op om herkenning te voorkomen.
Op grond hiervan acht de rechtbank bij feit 6 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 23] , [slachtoffer 24] , [slachtoffer 25] , [slachtoffer 26] , [slachtoffer 27] , [slachtoffer 28] , [slachtoffer 29] , [slachtoffer 30] , [slachtoffer 33] en [slachtoffer 34] heeft bespuugd.
Feit 7:
Vooraleer de rechtbank de bewijsmiddelen van dit feit gaat behandelen stelt de rechtbank vast dat de tenlastegelegde periode na de op de zitting toegestane vordering wijziging tenlastelegging betreft de periode van 26 april 2014 tot en met 19 juni 2014. De aangiftes van [slachtoffer 37] , [slachtoffer 41] en [slachtoffer 42] betreffen echter incidenten die plaats hebben gevonden op respectievelijk 22 april 2014, 3 juli 2014 en 21 juli 2014. Om die reden dient in ieder geval in deze drie zaken een vrijspraak te volgen, zodat de rechtbank deze incidenten niet verder zal behandelen.
[slachtoffer 38]wandelde 19-6-2014 over de Goirkekanaaldijk. Er kwam een onverzorgde man met een matrasje om zijn stuur gebonden aanfietsen en die stuurde haar kant op.
Ze dacht dat hij iets in zijn mond had, ze hoorde wat en voelde een flats. Hij had een rochel gespuugd en deze kwam op haar sjaal, nek en jas terecht.
[slachtoffer 39]fietste op 8 mei 2014 over de Hoevenseweg te Tilburg en zag een man op haar af fietsen en zijn neus ophalen. Ze keek naar rechts en zag hem naar haar spugen, waarbij zij in haar nek werd geraakt.
[slachtoffer 40]fietste op 15 juni 2014 over de Jac van Vollenhovenstraat te Tilburg. Een tegemoetkomende fietser reed recht op haar af en spuugde gericht naar haar gezicht.
Verdachteheeft op de zitting verklaard dat het zou kunnen dat hij deze vrouwen heeft bespuugd omdat hij in die periode door heel Tilburg fietste en vaker vrouwen bespuugde, maar hij kon zich niet meer herinneren waar en wanneer dat precies is geweest. Verdachte gaf toe dat hij wel eens een matras op het stuur van zijn fiets vervoerde.
Op grond hiervan acht de rechtbank bij feit 7 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 38] , [slachtoffer 39] en [slachtoffer 40] heeft bespuugd.
De rechtbank heeft hiervoor een groot aantal keren bewezen verklaard dat verdachte personen heeft bespuugd. De rechtbank ziet zich bij die feiten gesteld voor de vraag welke kwalificatie dit handelen oplevert. Mishandeling of belediging? De Hoge Raad heeft beslist dat onder mishandeling mede is te verstaan elke onlust opwekkende gewaarwording in of aan het lichaam. Van belediging is sprake wanneer iemands eer of goede naam wordt aangetast, hetgeen blijkens jurisprudentie ook kan door handelen zoals spugen. Wanneer iemand wordt bespuugd, wekt dit naar het oordeel van de rechtbank zonder twijfel een gevoel van onlust op door de lichamelijke gewaarwording van spuug op het lichaam. Dat zou in gevallen van bespugen dan steeds tot het oordeel kunnen of moeten leiden dat er sprake is van mishandeling. De praktijk tot nu toe laat echter zien dat bespugen steeds als belediging ten laste werd gelegd. In het spraakgebruik en in vele culturen lijkt bespugen ook vooral als een belediging te worden opgevat.
Naar het oordeel van de rechtbank is er evenwel ook een andere component van belang bij de beantwoording van de kwalificatievraag. Naar het oordeel van de rechtbank is dat de intentie waarmee wordt bespuugd en dan met name hoe die intentie door degene die werd bespuugd in redelijkheid kon worden opgevat. Spugen kan een daad van agressie zijn of een daad van minachting. Wanneer zoals in deze zaak willekeurige personen worden bespuugd uit onvrede met de wijze waarop volgens verdachte ten aanzien van hem wordt gehandeld en die onvrede uit zich door spugen tegen willekeurige personen dan zal zo'n handelen door die personen ook als mishandeling kunnen worden ervaren, omdat zij geen relatie hebben met de spuger en niet begrijpen waarom hen dit wordt aangedaan. In dat geval kan het spugen ook als mishandeling bewezen worden verklaard. Wanneer echter wordt gespuugd uit onvrede met de wijze waarop een specifiek persoon tegenover de spuger heeft gehandeld, zoals zich voordoet tijdens ruzies, meningsverschillen of geschillen op straat, hetgeen zich bijvoorbeeld vaak voordoet bij geschillen met agenten, dan lijkt vooral de minachting voor de andere persoon aanleiding te zijn geweest en staat daarmee het aspect van belediging voorop. Het spugen zal in die gevallen vrijwel steeds ook door degene die bespuugd wordt als een blijk van minachting, als belediging worden ervaren. Niet elk bespugen zal dan ook als mishandeling kunnen worden gekwalificeerd.
In het geval van verdachte komt de rechtbank op grond van voornoemde overwegingen tot het oordeel dat er sprake is van mishandeling. Het gaat bij de feiten die verdachte heeft gepleegd echter zowel om spugen op het lichaam als pogingen daartoe die niet zijn voltooid doordat de spuug op kleding terecht is gekomen of doordat de bespuugde in het geheel niet geraakt is. Voor zover van dat laatste sprake is, is aan het criterium dat de onlust moet zijn opgewekt op of in het lichaam niet voldaan en kan mishandeling niet worden bewezen verklaard.