In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst over de kwalificatie van een sociaal plan. De belanghebbende, een B.V., had een reorganisatie aangekondigd waarbij 230 arbeidsplaatsen zouden vervallen. In het kader van deze reorganisatie was een sociaal plan overeengekomen met vakbonden, waarin boventallige werknemers volgens het afspiegelingsbeginsel waren aangewezen. Het sociaal plan bevatte ook een vrijwilligers- en plaatsmakersregeling. De inspecteur stelde dat het sociaal plan kwalificeerde als een regeling voor vervroegde uittreding, wat door de rechtbank werd betwist. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur niet had aangetoond dat de intentie van de B.V. was om nagenoeg alleen oudere werknemers te laten afvloeien. De rechtbank concludeerde dat het sociaal plan niet als een regeling voor vervroegde uittreding kon worden aangemerkt, en vernietigde de beschikking van de inspecteur. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en veroordeelde de inspecteur in de proceskosten van de belanghebbende.