Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het op 3 december 2014 ter griffie ontvangen verzoekschrift, met producties 1 tot en met 34;
- het op 3 maart 2015 ter griffie ontvangen verweerschrift, met producties 1 tot en met 5;
- het proces verbaal van de mondelinge behandeling van het verzoekschrift en de descente, gehouden op 28 mei 2015.
2.Het verzoek
3.De beoordeling
en 2 reden in een groepje van 8 wielrenners over de Hulteneindsestraat, komende uit de richting Bredaseweg richting Wagenbroek. Betr. 1 en 2 en [getuige] reden achteraan in de groep. Ter hoogte van huisnummer [nr.] is de wegbreedte aan de oostelijke zijde over een strooklengte van ongeveer 40 meter 40 centimeter breder gemaakt. Betr.1 reed over dat bredere stuk. Na 40 meter hield dit bredere stuk dus op. Betr. 1 zag dit te laat, mede doordat er voor hem andere wielrenners reden. Betr. 1 reed in de zachte berm en verloor de macht over de sturing van zijn voertuig. Betr. 1 kwam ten val en viel tegen betr. 2 die vlak links naast hem reed. Beiden kwamen ten val. [getuige] reed er kort achter en wist zelf een val te voorkomen. Ten gevolge van de val had betr. 1 uitval van zijn bewegingen (mogelijk dwarslaesie). Betr. 2 had oa een vleeswond aan zijn linker-jukbeen. Beiden zijn met een ambulance vervoerd naar het Elisabethziekenhuis te Tilburg.
.Met betrekking tot de berm geldt, dat vast staat dat deze onverhard was. Onvoldoende gebleken is dat er sprake was van een zachte berm. Ter zitting heeft de raadsman van [verzoeker] aangegeven dat met de bewoordingen “zachte berm” als opgenomen in het proces-verbaal van de politie zal zijn bedoeld niet verhard als het asfalt, maar dat niet kan worden gesteld dat er sprake was van rul zand. Vast staat voorts, dat ter hoogte van de Hulteneindsestraat [nr.] (destijds) sprake was van enig niveauverschil tussen de berm en het wegdek. Partijen verschillen van mening hoeveel centimeter dit hoogteverschil destijds omvatte: in het verzoekschrift wordt dit geschat op 10 centimeter (pagina 2) en in het verweerschrift wordt in alinea 34 aangegeven dat het hoogteverschil niet meer bedroeg dan enkele centimeters. Nu op de door partijen overgelegde foto’s evenmin duidelijk waarneembaar is wat de omvang van het niveauverschil was en ten tijde van de descente niet kon worden geconstateerd van welk hoogteverschil sprake was ten tijde van het ongeval, zal de rechtbank bij de beantwoording van de aansprakelijkheidsvraag er veronderstellenderwijs vanuit gaan, dat dit niveauverschil niet meer bedroeg dan 10 centimeter. Vast staat dat dit niveauverschil tussen berm en wegdek op het einde van de strook niet abrupt is (in die zin dat er sprake is van een steile/loodrechte rand) maar enigszins geleidelijk, zoals ook waarneembaar is op de overgelegde foto’s en ter zitting door de raadsman van [verzoeker] ook is bevestigd.
.Bovendien geldt dat het hoogteverschil tussen de berm en het wegdek enigszins geleidelijk is en niet zodanig abrupt/steil, dat de weg (inclusief berm) reeds om die reden als gebrekkig moet worden beschouwd. Verder geldt, dat tijdens de descente is geconstateerd, dat zowel het begin als het einde van de strook (wegverbreding en wegversmalling) goed waarneembaar is voor fietsers. Hetzelfde geldt voor het hoogteverschil tussen de berm en het wegdek aan het einde van de strook. Bij in achtneming van de in het algemeen van fietsers te vergen oplettendheid, zal voornoemd hoogteverschil derhalve geen gevaar opleveren voor fietsers.