ECLI:NL:RBZWB:2015:9015

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 november 2015
Publicatiedatum
17 maart 2020
Zaaknummer
4216116 CV EXPL 15-3501
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van advocaatkosten en tegenvordering wegens overschrijding kostenmaximum

In deze zaak vorderden eisers, handelend onder de naam [h.o.d.n.], betaling van € 2.724,68 van gedaagde, die in persoon procedeerde. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst van opdracht tussen eisers en gedaagde, waarbij gedaagde via zijn rechtsbijstandsverzekering (SRK Rechtsbijstand) juridische bijstand had gevraagd in een erfrechtkwestie. De kosten waren gemaximeerd tot € 20.000,-, maar eisers overschreden dit bedrag met € 2.332,74. Gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat hij niet op de hoogte was gesteld van de overschrijding van het budget en dat de algemene voorwaarden niet aan hem waren kenbaar gemaakt. Gedaagde voerde ook een tegenvordering in, bestaande uit extra advocaatkosten, teveel gefactureerd uurtarief en emotionele schade.

De kantonrechter oordeelde dat eisers niet redelijkerwijs konden verwachten dat gedaagde akkoord ging met de overschrijding van het kostenmaximum, gezien de herhaalde gesprekken hierover. De kantonrechter wees de vordering van eisers af, omdat gedaagde niet gehouden kon worden om de overschrijding te vergoeden. De tegenvordering van gedaagde werd eveneens afgewezen, omdat de gevraagde schadevergoeding niet onderbouwd was en emotionele schade niet voor vergoeding in aanmerking kwam. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten diende te dragen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Kanton
Breda
zaak/rolnr.: 4216116 CV EXPL 15-3501
vonnis d.d. 11 november 2015
inzake
[eiser 1]
en
[eiseres 2]
beiden handelend onder de naam [h.o.d.n.] ,
gevestigd te [woonplaats] ,
eisers,
gemachtigde: mr. R.A.J. [eisers] (voornoemd) in persoon,
tegen
[gedaagde],
wonende te [adres] ,
gedaagde,
procederend in persoon.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding van 2 juni 2015 met producties;
b. het extract audiëntieblad van de rolzitting van 24 juni 2015, waarin gedaagde zegt voor antwoord;
c. het aanvullend schriftelijk antwoord tevens houdende eis in reconventie van 13 juli 2015;
d. de conclusie van antwoord in reconventie van 7 oktober 2015.

2.Het geschil

2.1
Eisers (verder te noemen [eisers] , in mannelijk enkelvoud) vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde (verder te noemen [gedaagde] ) te veroordelen tot betaling
van € 2.724,68, vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom van € 2.332,74, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
[eisers] legt aan zijn vordering, kort gezegd, het volgende ten grondslag.
[gedaagde] en zijn broer [voornaam] hebben zich tot [eisers] gewend met het verzoek hen bij te staan in een erfrechtgeschil tussen [gedaagde] , zijn broer [voornaam] en zijn zus [naam 1] en de jongste broer [naam 2] . Tussen [eisers] en [gedaagde] is een overeenkomst van opdracht tot stand gekomen in de zin van artikel 7:400 BW. Zowel [gedaagde] als zijn broer [voornaam] beschikten over een rechtsbijstandsverzekering. [gedaagde] was verzekerd bij SRK Rechtsbijstand (SRK) en [voornaam] bij Klaverblad Rechtsbijstand (Klaverblad). In de ten behoeve van [gedaagde] door SRK per brief van 13 april 2011 aan [eisers] verstrekte opdracht werd een gemaximeerde kostendekking opgenomen van € 20.000,-. [gedaagde] zou namelijk samen met zijn broer [voornaam] gaan procederen en Klaverblad zou als rechtsbijstandsverzekeraar van [voornaam] verantwoordelijk zijn voor de andere 50% van de kosten. SRK heeft [gedaagde] per brief van eveneens 13 april 2011 de opdracht aan [eisers] bevestigd, alsmede aan [gedaagde] medegedeeld dat de limiet voor geschillen met betrekking tot erfrechtzaken € 20.000,- bedraagt en dat dit tot gevolg heeft dat de advocaatkosten voor deze zaak die dit bedrag overschrijden, rechtstreeks voor rekening van [gedaagde] komen.
Op de overeenkomst van opdracht zijn de algemene voorwaarden van [eisers] van toepassing verklaard. Deze stonden afgedrukt op de achterzijde van de opdrachtbevestiging van 10 mei 2011 van [eisers] aan SRK. [eisers] heeft gedurende 4 jaar werkzaamheden verricht voor [gedaagde] . Als gevolg van de complexiteit van de zaak, de vele zittingen en het tijdsverloop, is het dossier uit het budget van [gedaagde] gelopen. Van de laatste declaratie van [eisers] heeft SRK slechts een deel betaald. Van die declaratie is een bedrag van € 2.332,72 overgebleven om te betalen. Dit restant komt, blijkens de brief van SRK van 13 april 2011 en 16 februari 2015 (producties 2 en 6) voor rekening van [gedaagde] . Ondanks aanmaning daartoe weigert [gedaagde] dit bedrag te betalen, zodat hij naast de hoofdsom ook buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente verschuldigd is.
2.2
[gedaagde] betwist de vordering en voert, kort gezegd, het volgende verweer.
De overeenkomst van opdracht is gesloten met SRK Rechtsbijstand. [gedaagde] heeft zelf geen factuuropdracht verstrekt door middel van een ondertekend document. Ook de algemene voorwaarden zijn niet aan [gedaagde] kenbaar gemaakt, zodat die niet van toepassing zijn. Met SRK is afgesproken dat zij een maximaal budget zou vergoeden van
€ 20.000,-. [gedaagde] heeft [eisers] herhaaldelijk medegedeeld dat het maximum van
€ 20.000,- niet mocht worden overschreden en dat het na het bereiken van het maximum absoluut ophoudt en dat hij geen factuur van [eisers] aan zijn privéadres wilde zien. Als hij geen rechtsbijstandsverzekering had gehad was hij er niet eens aan begonnen. Ingevolge de Advocatenwet was [eisers] verplicht om [gedaagde] tijdig te informeren bij het bereiken van het budget en nieuwe afspraken te maken. Dit heeft [eisers] niet gedaan. [eisers] heeft daarmee ook tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld op grond van artikel 46 Advocatenwet. Daarbij is in strijd gehandeld met de opdrachtvoorwaarden van opdrachtgever SRK omdat was afgesproken een uurtarief van € 200,- exclusief BTW en 5% kantoorkosten. [eisers] heeft echter een uurtarief van € 235,- gehanteerd waardoor 17,5% teveel is gedeclareerd. Een budget van totaal € 40.000,- (budget van SRK en Klaverblad) zou voor het erfrechtgeschil voldoende moeten zijn geweest. Ook het gebrek aan kennis, ervaring, kunde bij [eisers] en fouten van [eisers] hebben kostenverhogend gewerkt. [eisers] heeft bewust niet voldaan aan zijn wettelijke plicht om [gedaagde] uit te nodigen voor een gesprek zoals bedoeld in de sinds 1 januari 2015 geldende klachtenregeling. De vordering dient te worden afgewezen.
2.3
[gedaagde] verbindt aan zijn verweer een tegenvordering bestaande uit:
- € 2.500,- in verband met extra nieuwe advocaatkosten (huidige + resterende)
- € 3.500,- in verband met het teveel gefactureerde hoger uurtarief (de helft van € 7.000,- totaal)
- € 5.000,- emotionele schade.
[gedaagde] legt aan zijn tegenvordering naast hetgeen hij in conventie heeft aangevoerd ten grondslag dat [eisers] willens en wetens verkeerd heeft gehandeld en dat een correctie noodzakelijk is zodat er niet nog meer slachtoffers worden gemaakt.
2.4
[eisers] heeft de vordering gemotiveerd weersproken.
2.5
De overige standpunten van partijen zullen, voor zover van belang, onder de beoordeling worden besproken.

3.De beoordeling

3.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist, staat tussen partijen het volgende vast.
- [gedaagde] heeft via zijn rechtsbijstandverzekering (SRK Rechtsbijstand) [eisers] benaderd om zijn belangen te behartigen in een erfrechtkwestie.
- SRK heeft de opdracht aan [eisers] verstrekt bij schrijven van 13 april 2011 (productie 1 bij dagvaarding), waarbij [eisers] is gewezen op een gemaximeerde kostendekking van € 20.000,- per gebeurtenis.
- Bij brief van 13 april 2011 (productie 2 bij dagvaarding) wordt ook [gedaagde] over de opdracht geïnformeerd.
- [eisers] heeft de opdracht bij schrijven van 10 mei 2011 (productie 3 bij dagvaarding) aan SRK bevestigd, waarbij [eisers] onder andere het uurtarief van € 200,- exclusief 19% BTW en 5% bureaukosten heeft bevestigd en voor het overige nadrukkelijk heeft verwezen naar de algemene voorwaarden van [eisers] .
- [eisers] heeft zo’n 4 jaar juridische werkzaamheden verricht voor [gedaagde] .
- [eisers] heeft daarbij het door SRK gegeven kostenmaximum van € 20.000,- overschreden.
- [eisers] heeft op 13 februari 2015 een factuur gezonden aan SRK van € 2.890,44, waarvan SRK een bedrag van € 557,20 heeft betaald (productie 6 bij dagvaarding).
- [eisers] heeft het restantbedrag van € 2.332,74 bij [gedaagde] in rekening gebracht.
- [gedaagde] weigert de factuur te betalen.
3.2
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] gehouden kan worden de factuur van [eisers] ten bedrage van € 2.332,74 te betalen. Vast staat dat tussen [gedaagde] en [eisers] herhaaldelijk is gesproken over het kostenmaximum van € 20.000,- en het feit dat [eisers] niet boven dit kostenmaximum mocht uitkomen. De kantonrechter wijst in dit verband op de navolgende emailberichten.
Emailberichten van 14 april 2011 van [gedaagde] aan [eisers] (productie 1 bij conclusie van antwoord in conventie):
“Ik heb inmiddels de bevestiging per post van het SRK ook binnen. Ze gaan tot een maximum van € 20.000,= euro voor deze case. Als de rvb van [voornaam] dit ook doet dan is er mijn inziens ruimte voldoende met totaal 40k”.
(…)“Ik ga dus geen rekeningen tnv mijn privé adres krijgen ”.
Emailbericht van 30 maart 2014 van [eisers] aan [gedaagde] (productie 3 bij conclusie van antwoord in conventie):
“Bijgaand tref jij een staatje aan van de tot heden aan SRK doorberekende kosten. Je hebt nog 3,5k x 2 te gaan. Een eventueel hoger beroep moet dus nog uitkunnen”.
Emailbericht van 11 augustus 2014 van [gedaagde] aan [eisers] (productie 3 bij conclusie van antwoord in conventie):
“De SRK heeft mij bericht dat er voor mijn deel nog +/- 2850 resteert (x2 want zal van [voornaam] ook zo zijn) derhalve goed uitkijken waar je tijd aan besteed, dus svp geen redundanties”.
3.3
Ter zitting heeft [gedaagde] desgevraagd aangegeven dat indien het budget op was, [eisers] had moeten stoppen met de zaak. [eisers] heeft daarover ter zitting verklaard:
“Ik wist dat het budget heel belangrijk voor hem was. Maar overschrijding zou voor zijn rekening komen. Ik heb prioriteit gegeven aan zijn zaak. Het is een geringe overschrijding. Dat we hiervoor zitten vind ik kwalijk”.
Verder heeft [eisers] ter zitting opgemerkt:
“Ik heb het budget in de gaten gehouden. Ik wilde het niet in het midden afbreken. Dan had ik moeten stoppen en was hij gedwongen een andere advocaat te nemen. Dat is niet realistisch. Ik heb gedacht met Klaverblad te kunnen meezeilen, maar dat ging niet door procesvertegenwoordiging. Ik zat midden in het voorbereiden van het pleidooi. Dat was belangrijk. Ik [voornaam] geen taxichauffeur”
[eisers] heeft ten aanzien van de budgetbewaking op 17 februari 2015 aan [gedaagde] bericht (productie 3 bij conclusie van antwoord):
“Jij hebt zelf alle facturen gehad en had zelf jouw budget kunnen bewaken. Ik houd mij bewust niet met het budget bezig als ik aan de zaak werk. Dit vind ik belangrijker. Als ik tijdens mijn werk telkens uitdraaien moet maken en kosteninschattingen moet maken, dan [voornaam] ik mijn focus kwijt. Bij een overschrijding zou ik dan het dossier uit mijn handen moeten laten vallen, erg onverstandig. Ik laat mij bovendien niet verantwoordelijk houden voor het feit dat jij een verzekering hebt afgesloten met een beperkt budget. Dat laatste is toch echt voor jouw rekening en risico”.
3.4
Gezien het vorenstaande concludeert de kantonrechter dat partijen herhaaldelijk over het kostenmaximum hebben gesproken en dat dit niet mocht worden overschreden, althans dat [gedaagde] niet wilde dat die meerdere kosten bij hem in rekening zouden worden gebracht. [eisers] wist ook dat dit voor [gedaagde] belangrijk was. [eisers] mocht er redelijkerwijs niet op vertrouwen dat [gedaagde] akkoord zou gaan met het overschrijden van het kostenmaximum. Daarbij komt dat wanneer een advocaat een opdracht aanvaardt, los van de vraag wie de opdrachtgever is, hij de financiële consequenties daarvan met zijn cliënt behoort te bespreken. Dit geldt eveneens indien de kosten van rechtsbijstand worden vergoed door een rechtsbijstandsverzekering. De advocaat dient zijn cliënt vooraf te informeren over het maximum bedrag dat door de rechtsbijstandsverzekeraar vergoed wordt en de financiële consequenties van overschrijding van deze limiet. De advocaat dient zijn cliënt voorts tussentijds te informeren over de door hem bij de rechtsbijstandsverzekeraar in rekening gebrachte declaraties en zijn cliënt er tijdig op te wijzen indien het er naar uitziet dat het limietbedrag wordt bereikt. (zie hiervoor de tuchtrechtelijke beslissing van 2 februari 2015 in de zaak ZWB 89-2014)
Ook al zou komen vast te staan dat [eisers] deze eerste op hem rustende verplichtingen heeft nageleefd, dan had [eisers] [gedaagde] in ieder geval ook moeten informeren over het budget toen dat dreigde op te raken, zodat [gedaagde] de keuze had gehad om de zaak af te breken, dan wel een andere of goedkopere advocaat in te schakelen. Het afbreken van de rechtsbijstand in hoger beroep en de gevolgen daarvan, waar [eisers] in dit verband op wijst, waren alsdan voor [gedaagde] zijn eigen rekening en risico gekomen. [eisers] had deze keuze niet voor [gedaagde] mogen maken.
3.5
Nu is vast komen te staan dat [eisers] willens en wetens het kostenmaximum van € 20.000,- met een bedrag van € 2.332,74 heeft overschreden terwijl hij wist dat [gedaagde] hier niet mee instemde, kan van [gedaagde] redelijkerwijs niet worden gevergd dat hij deze kosten aan [eisers] vergoedt. De vordering ter zake de hoofdsom, en de daarmee samenhangende vorderingen, zullen worden afgewezen.
Gelet op het vorenstaande kunnen de overige geschilpunten in conventie onbesproken blijven.
In reconventie
3.6
[gedaagde] vordert, kort gezegd, een bedrag van € 2.500,- schade wegens nieuwe advocaatkosten, € 3.500,- wegens teveel gefactureerd uurtarief, € 5.000,- wegens emotionele schade, excuses van [eisers] en betaling van buitengerechtelijke kosten met een veroordeling van [eisers] in de proceskosten. [eisers] heeft de vordering gemotiveerd weersproken.
3.7
Ter zake de schade wegens nieuwe advocaatkosten overweegt de kantonrechter als volgt. Ter zitting heeft [gedaagde] expliciet aangegeven dat hij wilde stoppen met de rechtsbijstand van [eisers] op het moment dat het kostenmaximum van € 20.000,- zou zijn bereikt. Daarbij heeft [gedaagde] tevens aangegeven dat hij zonder zijn rechtsbijstandsverzekering niet eens aan de procedure zou zijn begonnen. [gedaagde] had kennelijk niet de intentie om verder te procederen na het bereiken van het kostenmaximum. Ondanks het vorenstaande heeft [gedaagde] toch een nieuwe advocaat ingeschakeld. Niet valt in te zien dat de kosten voor deze nieuwe advocaat - die voor [gedaagde] vanaf 7 mei 2015 (productie 5 bij conclusie van antwoord in conventie) werkzaamheden heeft verricht - voor rekening van [eisers] dienen te komen. Iedere grondslag voor deze vordering ontbreekt en zal derhalve worden afgewezen.
3.8
Ter zake het eventueel teveel gefactureerde uurtarief geldt dat, zoals reeds ter zitting aan [gedaagde] uiteengezet dat dit kosten betreft die niet door hem maar door SRK zijn voldaan, zodat dit geen vordering voor [gedaagde] oplevert. [gedaagde] heeft aangegeven zich hierin te kunnen vinden. De kantonrechter beschouwt dit deel van de vordering derhalve als ingetrokken.
3.9
[gedaagde] vordert voorts een bedrag van € 5.000,- wegens emotionele schade. De kantonrechter begrijpt dat de hele situatie [gedaagde] mogelijk stress, pijn en verdriet heeft opgeleverd, maar - nog daargelaten het feit dat dit deel van de vordering niet is onderbouwd - komt dergelijke schade in ons burgerlijk wetboek niet voor vergoeding in aanmerking. Dit deel van de vordering zal derhalve worden afgewezen.
3.1
Het burgerlijk wetboek biedt de kantonrechter geen mogelijkheden tot het afdwingen van - welgemeende - excuses. Ook dit deel van de vordering zal derhalve worden afgewezen.
3.11
Daargelaten het feit dat [gedaagde] procedeert in persoon en geen buitengerechtelijke kosten heeft hoeven maken, heeft hij zijn vordering ter zake dit punt ook niet onderbouwd. Dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
In conventie en in reconventie
3.12
Omdat partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen.

4.4. De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
wijst de vordering af.
In reconventie
wijst de vordering af.
In conventie en in reconventie
bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten dient te dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.G.M. Zander, en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2015.