ECLI:NL:RBZWB:2015:9012
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot terugbetaling van teveel ontvangen invaliditeitspensioen door Stichting Pensioenfonds ABP
In deze zaak vorderde de Stichting Pensioenfonds ABP (hierna: ABP) van de gedaagde, die een WAO-uitkering ontving, de terugbetaling van een bedrag van € 15.428,91 wegens teveel ontvangen invaliditeitspensioen (IP). De gedaagde had in het verleden een WAO-uitkering ontvangen die door het UWV was beëindigd, maar na een herkeuring werd vastgesteld dat zij recht had op deze uitkering. Dit leidde tot een nabetaling van de WAO-uitkering, waar ABP niet van op de hoogte was en daardoor teveel IP had betaald. De gedaagde voerde verweer en stelde dat ABP niet-ontvankelijk verklaard moest worden op basis van het beginsel 'ne bis in idem', omdat er eerder een vonnis was gewezen over een vergelijkbare vordering. De kantonrechter oordeelde echter dat dit beginsel niet van toepassing is in het civiele recht en dat ABP ontvankelijk was in haar vordering. De rechter besloot dat de herhaalde vordering van ABP niet in strijd was met het gezag van gewijsde van het eerdere vonnis, omdat de grondslag van de vordering niet voldoende was onderbouwd in de eerdere procedure. De kantonrechter wees het verzoek van de gedaagde om tussentijds hoger beroep toe te staan toe, om proceseconomische redenen, en hield verdere beslissingen aan. Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter ABP ontvankelijk in haar vordering en stond tussentijds hoger beroep toe.