In deze zaak vordert eiser, [eiser], een schadevergoeding van € 10.021,71 van gedaagden, die zich bezighouden met de stalling, training en verkoop van paarden. Eiser heeft medio november 2013 via bemiddeling van gedaagden een paard gekocht voor € 7.000,00 en heeft daarnaast een pup ter waarde van € 750,00 als bemiddelingsvergoeding gegeven. Eiser heeft het paard bij gedaagden ondergebracht voor stalling, waarvoor hij € 500,00 per maand betaalde. Echter, vanaf maart 2014 heeft eiser de betaling van de stallingskosten opgeschort. Eiser stelt dat gedaagden hebben gegarandeerd dat het paard minimaal € 15.000,00 zou opleveren bij verkoop, maar na enkele maanden bleek dit bedrag niet haalbaar. Eiser heeft in november 2014 aangifte van oplichting gedaan tegen gedaagden en vordert nu schadevergoeding omdat gedaagden de afspraak niet zijn nagekomen om het paard met winst door te verkopen.
Gedaagden betwisten de garantie en stellen dat zij enkel het paard hebben gestald en getraind. De kantonrechter oordeelt dat eiser zijn vordering niet voldoende heeft onderbouwd. Er is geen schriftelijke overeenkomst of correspondentie over de beweerdelijke afspraak en eiser heeft niet kunnen aantonen dat gedaagden de afspraak hebben geschonden. De kantonrechter wijst de vordering van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten van gedaagden, die zijn begroot op € 600,00.