ECLI:NL:RBZWB:2015:8813

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 februari 2015
Publicatiedatum
3 mei 2016
Zaaknummer
3576392-OV-14-8631
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over terugbetaling en wijziging van geldleningsovereenkomst binnen een golfclub

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gaat het om een geschil tussen een golfclub en haar ex-leden over de terugbetaling van een geldlening. De leden waren verplicht een lening aan de golfclub te verstrekken, die opeisbaar werd bij beëindiging van het lidmaatschap. De golfclub heeft haar beleid gewijzigd, waardoor nieuwe leden niet langer verplicht zijn een lening aan te gaan. Dit heeft geleid tot vragen van de ex-leden over hun recht op terugbetaling en de voorwaarden van de lening. De kantonrechter heeft de vragen van de partijen beantwoord, waarbij werd vastgesteld dat de terugbetaling van de lening pas plaatsvindt zodra de golfclub een lening van een nieuw lid heeft ontvangen. De rechter oordeelde dat de wijziging van de voorwaarden niet onrechtmatig was, gezien de financiële situatie van de golfclub en de noodzaak om nieuwe leden aan te trekken. De ex-leden hebben geen recht op terugbetaling uit de extra contributie die nieuwe leden betalen, aangezien deze bedoeld is voor de reguliere exploitatie van de club. De rechter concludeerde dat de golfclub legitieme redenen had om haar beleid te wijzigen en dat de ex-leden zich bewust moesten zijn van de risico's verbonden aan hun lening.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Tilburg
zaak/rolnr.: 3576392-OV-14-8631
beschikking d.d. 16 februari 2015 op een gezamenlijk verzoek ex artikel 96 Rv
van
[verzoekster]
,
gevestigd te [adres 1] ,
gemachtigde: mr. [gemachtigde 1] ,
tegen:

1.[verzoeker 1]wonende te [adres 2] ,

2.
[verzoeker 2] ,wonende te [adres 3] ,
gemachtigde: mr. [gemachtigde 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
a. het gezamenlijke verzoekschrift met producties;
b. de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling d.d. 12 januari 2015.
1.2
Partijen worden hierna aangeduid als respectievelijk “ [verzoekster] ”, “ [verzoeker 1] ” en “ [verzoeker 2] ”.

2.Het verzoek

2.1
Partijen verzoeken de kantonrechter een uitspraak te doen over de navolgende rechtsvragen die hen verdeeld houden:
A aangaande de terugbetaling van de geldlening:
Welke uitleg, de grammaticale (standpunt [verzoeker 1] en [verzoeker 2] ) of de uitleg met toepassing van de Haviltex-norm (standpunt [verzoekster] ) van de leningsvoorwaarden, is in de in het verzoekschrift beschreven omstandigheden, de juiste?
Is de weigering van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] – voor het geval hun uitleg van de leningsvoorwaarden de juiste is, – om zich neer te leggen bij het besluit van de ALV tot het facultatief maken van de verplichting om een lening aan te gaan, resulterend in de opschorting van de terugbetaling door [verzoekster] van de door hen verstrekte lening, gelet op de door [verzoekster] gestelde onvoorziene omstandigheden, maar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (art. 6:258 BW)?
B aangaande het overdraagbaar maken van de geldlening:
Is het overdraagbaar maken door [verzoekster] van de schuldbekentenis aan partner dan wel erfgenaam in rechte lijn alsmede aan de gehuwde of geregistreerde partner van een erfgenaam in rechte lijn onder diens verplichting om lid te worden van de vereniging, gelet op alle omstandigheden, een onrechtmatige eenzijdige wijziging van de met [verzoeker 1] en [verzoeker 2] gesloten overeenkomst van geldlening?
C aangaande de contributieverhoging voor leningloze leden:
In hoeverre is [verzoekster] gehouden om, gelet op alle in het verzoekschrift omschreven omstandigheden, met de van de leningloze nieuwe leden ontvangen contributieverhogingen de schuld aan de uitgestroomde leden op de wachtlijst (waaronder [verzoeker 1] en [verzoeker 2] ) te voldoen?
2.2
Partijen hebben de mogelijkheid van hoger beroep uitgesloten.

3.De beoordeling

3.1
Tussen partijen staan de volgende feiten vast.
[verzoekster] is een rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging van leden die de golfsport beoefenen. De vereniging is in 1985 opgericht onder de naam “ [naam] ;
in de beginjaren moest [naam] , door wijzigingen in bestemmingsplannen van de gemeente Tilburg, voor het beoefenen van de golfsport uitwijken naar een provisorische golfbaan op de bestaande hockey- en voetbalvelden in Goirle;
na het doorlopen van de nodige procedures beschikte [naam] in 1992 over de benodigde vergunningen voor het aanleggen van een golfbaan met alle bijbehorende faciliteiten op “Landgoed [verzoekster] ”. Met de eigenaar van dat landgoed sloot [naam] een huurovereenkomst;
e naam van de vereniging is gewijzigd in “Golfclub Landgoed [verzoekster] ”;
om de aanleg van de nieuwe golfbaan te financieren werd in een algemene ledenvergadering (hierna: ALV) van 1992 besloten dat zittende en nieuwe leden verplicht waren om aan de vereniging een renteloze lening te verstrekken van
f. 3.750,00, later € 1.702,00;
de overeenkomst van geldlening met ieder van de leden is vastgelegd in een schuldbekentenis van de vereniging aan het lid voor het geleende bedrag. De leningsvoorwaarden zijn vermeld op de achterzijde en luiden, voor zover hier relevant, als volgt:
“3.1 De lening is opeisbaar zodra schuldeiser ophoudt lid van de vereniging “ [naam] Landgoed [verzoekster] ” te zijn, zoals overeenkomstig is bepaald in artikel 7 van de statuten van voormelde vereniging. Opeising zal alsdan dienen te geschieden door middel van een aangetekend schrijven gericht aan de schuldenaar en met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste drie maanden.3.2 Na opeising door de schuldeiser van de lening op grond van beëindiging van voormeld lidmaatschap is de vereniging verplicht het alsdan uit hoofde van voormelde geldlening verschuldigde aan schuldeiser te voldoen, zodra de vereniging de beschikking heeft over de gelden, welke een alsdan tot de vereniging toetredend lid aan de vereniging moet voldoen uit hoofde van zijn lidmaatschap aan de vereniging.3.3 Mochten meerdere opzeggingen van het lidmaatschap van de vereniging gedaan worden, zo is de volgorde van de ontvangst van de opeising van de lening, mits gedaan na de beëindiging van het lidmaatschap, bepalend voor de volgorde waarop de schuldeiser recht heeft op aflossing van de lening, zulks in verband met het hiervoor vermelde terzake het ter beschikking hebben van de gelden van een alsdan toetredend lid.”
mede dankzij het door de leden aldus aan de vereniging geleende geld is een 9-holes golfbaan gerealiseerd met alle bijbehorende faciliteiten. De vereniging is uitgegroeid tot een golfclub met de A-status van de Nederlandse Golf Federatie;
sinds 2009 daalt het aantal leden van de vereniging, doordat er structureel minder leden instromen dan uitstromen. In december 2011 bedroeg het ledenaantal nog 511, op 1 januari 2014 nog slechts 424. De aan het lidmaatschap van [verzoekster] verbonden financiële verplichtingen, bestaande in het verstrekken van de lening, betaling van een eenmalig opgeld en entreegeld, alsmede de jaarlijkse contributie en cateringbijdrage, waren hoger dan bij andere golfclubs in de regio;
sinds het verplicht stellen van de lening, heeft [verzoekster] , met toepassing van artikel 3.2 van de geldleningsovereenkomst, aan vertrekkende leden die het leningsbedrag opeisten, steeds het geleende bedrag terugbetaald zodra zij van een nieuw lid het door deze ter leen te verstrekken bedrag had ontvangen. Lange tijd was er een wachtlijst van golfers die lid wilden worden, zodat vertrekkende leden direct konden worden terugbetaald. Sinds er meer leden uit- dan instromen is een wachtlijst ontstaan van vertrekkende leden die wachten op terugbetaling van de door hen verstrekte lening. Inmiddels staan circa 75 oud-leden op die wachtlijst;
door het verlies aan inkomsten (contributie en sponsoring) is de financiële positie van [verzoekster] verslechterd;
om de toetreding van nieuwe leden te bevorderen heeft de ALV in een vergadering van 26 juni 2014 besloten een aantal maatregelen te nemen. In de notulen is daarover – voor zover in het kader van dit verzoek relevant– het volgende vermeld:
“1. Nieuwe leden krijgen vanaf 1.7.2014 de keus tussen een lidmaatschap met of zonder ledenlening, waarbij de contributie wordt verhoogd met € 100 indien niet gekozen wordt voor een lidmaatschap met een ledenlening. Hiermee wordt ingestemd onder het voorbehoud dat dit wordt herzien, indien uit een uit te entameren nader juridisch onderzoek zou komen vast te staan dat dit een ongeoorloofde inbreuk is op de rechten van de bestaande houders van een ledenlening.2. Het opgeld wordt met ingang van 1.7.2014 afgeschaft. Hiermee wordt ingestemd. Het bestuur wordt verzocht het entreegeld aan te passen aan het gebruikelijke niveau bij andere verenigingen.3. Vanaf 1.7.2014 zal bij overlijden van leden worden gehandeld cf. de overeenkomst, d.w.z. er zal geen onmiddellijke terugbetaling van de ledenlening meer plaatsvinden. Hiermee wordt ingestemd.4. Personen die op of na 1 januari 2013 lid zijn geworden én een ledenlening hebben moeten nemen, krijgen de gelegenheid om een keus te maken overeenkomstig punt 1. Verrekening van verschuldigde en reeds betaalde bedragen vindt plaats met terugwerkende kracht tot 1.1.2013. Hiermee wordt ingestemd.5. De vereniging heeft haar volledige medewerking aan het, al dan niet in de vorm van een fiscaal-aftrekbare schenking, prijsgeven van de ledenlening. Hiermee wordt ingestemd. Het bestuur wordt wel gevraagd na te gaan op welke wijze meer zekerheid over de aftrekbaarheid kan worden verkregen, resp. of schenking onder voorbehoud van aftrekbaarheid een optie kan zijn.6. (…)7. Ledenlening wordt overdraagbaar aan partner dan wel erfgenamen in de rechte lijn, alsmede aan de gehuwde of geregistreerde partner van een erfgenaam in de rechte lijn, mits de overnemende partij toetreedt als lid van de vereniging. Hiermee wordt ingestemd.8. (…)”
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] zijn beiden lid geweest van [verzoekster] en hebben als zodanig ieder een bedrag van € 1.702,00 aan de vereniging geleend. Het lidmaatschap van [verzoeker 2] is geëindigd per 1 januari 2012 en dat van [verzoeker 1] per 1 januari 2014. Beiden hebben aanspraak gemaakt op terugbetaling van de lening. Tot op heden staan zij op de wachtlijst en heeft geen terugbetaling plaatsgevonden.
3.2
Het standpunt van [verzoeker 1] en [verzoeker 2]
Ad A Uitleg leningsvoorwaarden en weigering [verzoeker 1] en Smeer is onrechtmatig
3.2.1
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] stellen zich op het standpunt dat artikel 3.2 van de geldleningsovereenkomst zo moet worden uitgelegd dat, nu per 1 juli 2014 het verstrekken van een geldlening aan de vereniging voor nieuwe leden facultatief is gemaakt, de vereniging gehouden is tot terugbetaling van de lening aan een vertrekkend lid, zodra een nieuw lid zijn (verhoogde) contributie, entreegeld en cateringbijdrage heeft voldaan. Of het nieuwe lid er al dan niet voor kiest een lening te verstrekken is volgens hen voor het ontstaan van de terugbetalingsverplichting niet relevant, nu het verstrekken van de lening niet meer behoort tot de “gelden, welke een alsdan tot de vereniging toetredend lid aan de vereniging
moetvoldoen uit hoofde van zijn lidmaatschap van de vereniging” zoals in artikel 3.2 bepaald.
3.2.2.
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] achten deze door hen voorgestane grammaticale uitleg van de leningsvoorwaarden temeer gerechtvaardigd, omdat zij als ex-leden van [verzoekster] geen enkele stem hebben gehad in het besluit van de ALV om de lidmaatschapsvoorwaarden te wijzigen zoals in de vergadering van 26 juni 2014 besloten. De grammaticale uitleg is naar hun mening bovendien het meest in overeenstemming met de bedoeling die partijen voor ogen stond bij het aangaan van de lening, te weten dat het geleende bedrag kort na beëindiging van het lidmaatschap zou worden terugbetaald. Het besluit van de ALV om het aangaan van een lening facultatief te maken leidt er, in de uitleg die [verzoekster] voorstaat, toe dat niet of nauwelijks nog aflossing van leningen aan ex-leden zal plaatsvinden. Daarmee maakt het besluit van de ALV om de lening facultatief te maken naar de mening van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] ernstig inbreuk op hun recht op (tijdige) terugbetaling van het door hen geleende bedrag. De facto leidt dat ertoe dat zij het geleende bedrag schenken, temeer omdat zij bij gebreke van daarvoor in aanmerking komende personen geen gebruik kunnen maken van de mogelijkheid om de lening over te dragen.
3.2.3.
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] stellen zich op het standpunt dat sprake is van een ernstige toerekenbare tekortkoming van [verzoekster] , nu [verzoekster] weigert hen het opgeëiste bedrag van hun lening te betalen, terwijl zich wel nieuwe leden hebben aangemeld die aan de lidmaatschapsvoorwaarden (exclusief het aangaan van een lening) hebben voldaan.
Ad B Overdraagbaarheid is onrechtmatig
3.2.4.
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] zijn van mening dat het overdraagbaar maken van de geldlening een onrechtmatige eenzijdige wijziging inhoudt van de met hen gesloten geldlening. Net als het facultatief maken van de lening, leidt het overdraagbaar maken van de lening er toe dat minder nieuwe leden een lening aan zullen gaan met de vereniging, waardoor zij langer moeten wachten op terugbetaling van hun lening.
Ad C Contributieverhoging voor aflossing
3.2.5.
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] zijn van mening dat de ontvangen verhoging van de contributie van alle nieuwe leden die geen lening aangaan buiten de exploitatie moeten blijven en dat deze verhogingen moeten worden aangewend om de leningen van de ex-leden terug te betalen. Het zou naar hun mening onredelijk zijn om de extra inkomsten die de vereniging ontvangt door de lening facultatief te maken, niet gebruikt zouden worden om de ex-leden, die door die facultatiefstelling (nog) langer op terugbetaling moeten wachten, niet te gebruiken ter aflossing van de leningen van de ex-leden.
3.2.6
[verzoeker 1] heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het verzoek aanvullend ondermeer opgemerkt dat hij ook op komt voor de leden die niet op de ALV zijn geweest en nu worden geconfronteerd met de gewijzigde situatie. Hij wijst er in dat verband op dat van de ruim 400 leden er slechts 40 op de ALV aanwezig waren zodat het maar de vraag is of daadwerkelijk alle leden met de wijzigingen hebben ingestemd.
3.3
Standpunt van [verzoekster]
Ad A Uitleg leningsvoorwaarden en weigering [verzoeker 1] en [verzoeker 2] is onrechtmatig
3.3.1.
[verzoekster] stelt dat artikel 3.2 van de leningsvoorwaarden moet worden uitgelegd uitgaande van hetgeen partijen bij het aangaan van de geldleningsovereenkomst voor ogen stond. De uitleg van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] strookt daarmee in de visie van [verzoekster] niet. Voor zover de letterlijke tekst van de voorwaarden niet meer aansluit bij die partijbedoeling dient deze aan de hand van de Haviltexnorm te worden uitgelegd, aldus [verzoekster] . Daarvan uitgaande stelt zij zich op het standpunt dat voormelde bepaling zo moet worden uitgelegd dat zij, ook nu sinds 1 juli 2014 het verstrekken van een geldlening aan de vereniging voor nieuwe leden niet meer verplicht is, pas dan gehouden is tot terugbetaling (in volgorde van uittreding) aan een ex-lid van het door hem/haar aan de vereniging geleende bedrag, zodra zij van een nieuw lid dat bereid is met de vereniging een geldleningsovereenkomst aan te gaan, het leningsbedrag heeft ontvangen.
3.3.2.
Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst [verzoekster] onder meer naar de tekst van de brief die steeds aan nieuwe leden werd gestuurd bij het aanbieden van de schuldbekentenis en waarin staat:
“Het is ons een genoegen u hierbij de schuldbekentenis te sturen van uw participatie bij Golfclub Landgoed [verzoekster] .Wanneer u geen lid meer bent van onze vereniging kunt u dit certificaat te koop aanbieden aan onze club. Wij zullen tot uitbetaling van het nominale bedrag van€ 1.702,00 overgaan als wij van een nieuw lid de desbetreffende koopsom hebben ontvangen.”
[verzoekster] stelt dat weliswaar de aanduiding
“participatie”niet in overeenstemming is met de feitelijke juridische grondslag van de schuldbekentenis, te weten de geldleningsovereenkomst, en dat de term
“koopsom”in dit kader ook niet past, maar dat uit de brief wel duidelijk blijkt dat de terugbetaling van het geleende bedrag eerst plaatsvindt nadat [verzoekster] eenzelfde bedrag van een nieuw lid heeft ontvangen. Dat is van meet af aan ook de praktijk geweest, ook nadat het aantal uitstromende leden aanzienlijk groter was dan het aantal nieuwe leden en uitstromende leden derhalve op een wachtlijst werden geplaatst en, in volgorde van opzegging, moesten wachten op terugbetaling van het geleende bedrag. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] hebben daartegen tot aan het besluit van 26 juni 2014 geen bezwaar gemaakt.
3.3.3.
[verzoekster] stelt dat de maatregelen waartoe in de ALV van 26 juni 2014 is besloten noodzakelijk zijn om de continuïteit van de vereniging te garanderen. De inkomsten van [verzoekster] werden door de structurele vermindering van het ledenaantal te laag, bij gelijkblijvende kosten. De ALV is op grond van artikel 8 lid 2 van de Statuten bevoegd de door de leden te betalen bijdragen vast te stellen. De besluiten zijn genomen met inachtneming van de op grond van de Statuten en het Huishoudelijk Reglement geldende regels. Zonder dergelijke maatregelen zou de vereniging binnen een paar jaar moeten liquideren. Of dan terugbetaling van de geleende gelden zou kunnen plaatsvinden is zeer de vraag nu het geleende geld voornamelijk is aangewend voor de aanleg van de golfbaan, die bij liquidatie mogelijk geen grote waarde vertegenwoordigt. De genomen maatregelen lijken inmiddels de noodzakelijke positieve impuls te geven aan de groei van het ledenbestand.
3.3.4.
Ook naar de mening van [verzoekster] is de verwachting gewettigd dat door nieuwe leden, in elk geval voorlopig, nauwelijks nog leningen zullen worden aangegaan, waardoor verdere stagnatie optreedt in het terugbetalen van ex-leden. [verzoekster] heeft zich rekenschap gegeven van die negatieve gevolgen, en heeft geprobeerd die voor zover mogelijk enigszins te beperken door het overdraagbaar maken van de lening en de mogelijkheid open te stellen de lening om te zetten in een schenking die mogelijk fiscaal aftrekbaar is.
Ad B Overdraagbaarheid is onrechtmatig
3.3.5.
[verzoekster] stelt zich op het standpunt dat door het overdraagbaar maken van de verplichte geldlening de instroom van nieuwe leden wordt vergemakkelijkt, terwijl het tevens een positief effect heeft op de wachtlijst. Immers, indien een uitstromend of reeds uitgestroomd lid zijn lening overdraagt komt hij niet respectievelijk staat hij niet meer op de wachtlijst, ondanks het feit dat [verzoekster] de lening niet heeft afgelost.
Ad C Contributieverhoging voor aflossing
3.3.6.
[verzoekster] stelt dat de leden die een lening van € 1.702,00 hebben verstrekt, de vereniging een rentevoordeel opleveren van ongeveer 100,00 per lid per jaar (6% van € 1.702), aangezien de vereniging dat bedrag niet hoeft te lenen. Zij leveren op die manier een bijdrage aan de exploitatie van de vereniging. Nieuwe leden die ervoor kiezen geen lening aan te gaan leveren eenzelfde bijdrage door € 100,00 per jaar extra aan contributie te voldoen. Er is geen reden die gelden anders aan te wenden dan het rentevoordeel dat de leden die wel een lening hebben verstrekt, namelijk ter dekking van de reguliere exploitatiekosten.
3.4
De kantonrechter overweegt als volgt.
Ad A Uitleg leningsvoorwaarden en weigering [verzoeker 1] en [verzoeker 2] is onrechtmatig
3.4.1.
Uit de leningsvoorwaarden, met name artikel 3.1 voor wat betreft het moment van opeisbaarheid van het geleende bedrag door een uittredend lid, en artikel 3.2 voor wat betreft het ontstaan van de verplichting tot terugbetaling door de vereniging, blijkt dat sprake is, althans kan zijn van enig tijdsverloop tussen die twee momenten. Dat doet juridisch wat merkwaardig aan, maar daaruit blijkt wel duidelijk de bedoeling van partijen, namelijk dat de van een nieuw lid ontvangen lening wordt aangewend om een uittredend lid terug te betalen, en dat de verplichting tot terugbetaling ook pas ontstaat zodra eenzelfde bedrag van een nieuw lid is ontvangen. Tussen partijen is ook niet in geschil dat, vanaf het moment dat de ALV heeft besloten de ledenlening verplicht te stellen, steeds op die wijze uitvoering is gegeven aan de geldleningsovereenkomst.
3.4.2.
De door partijen beoogde directe koppeling tussen het ontvangen van de lening van een nieuw lid en het terugbetalen van een uittredend lid blijkt eveneens uit de in alinea 3.3.2. geciteerde passage uit de brief waarmee de schuldbekentenis van de vereniging aan een nieuw lid werd aangeboden.
3.4.3.
Voorts blijkt die partijbedoeling uit artikel 3.3 van de geldleningsovereenkomst, waarin is bepaald dat wanneer meerdere leden opzeggen, zij het door hen geleende bedrag terugbetaald krijgen in volgorde van opeising van de lening,
“zulks in verband met het hiervoor vermelde terzake hetter beschikking hebben(onderstreping kantonrechter)
van de gelden van een alsdan toetredend lid.”
Uit deze bepaling blijkt verder nog eens duidelijk dat er sprake kan zijn van een zekere wachttijd voor een uittredend lid, alvorens het zijn “beurt” is om zijn geleende bedrag terugbetaald te krijgen. Zo lang er een wachtlijst was van mensen die graag lid wilden worden van [verzoekster] was die wachttijd in de praktijk niet of nauwelijks aanwezig, maar het moet de leden duidelijk zijn geweest dat er uiteraard geen enkele garantie was dat dit in de toekomst niet anders zou zijn. De leden moeten geacht worden zich te hebben kunnen realiseren dat er een kans was dat de lening bij uittreden niet op korte termijn, of zelfs helemaal niet, zou worden terugbetaald.
3.4.4.
Naar onweersproken is gesteld hebben [verzoeker 1] en [verzoeker 2] tot 26 juni 2014 geen bezwaar gemaakt tegen hun plaatsing op de wachtlijst en tegen voormelde gang van zaken.
Aan [verzoeker 1] en [verzoeker 2] kan worden toegegeven dat, nu per 1 juli 2014 het aangaan van een lening voor nieuwe leden niet langer verplicht is en het opgeld is afgeschaft, aan de letter van artikel 3.2 is voldaan op het moment dat een nieuw lid zijn verplichte entreegeld, cateringbijdrage en jaarlijkse contributie heeft betaald. Echter in de van meet af aan door partijen beoogde koppeling tussen het ontvangen van de lening van een nieuw lid en de terugbetaling aan een uittredend lid, is door het facultatief maken van de ledenlening geen verandering gebracht. Uitgaande van de door [verzoekster] geschetste historische aanleiding tot het invoeren van de ledenlening en de financieringsstructuur van de vereniging – die niet zijn weersproken –, kan dat ook niet anders.
3.4.5.
Het is evident dat [verzoeker 1] en [verzoeker 2] door het besluit om de ledenlening facultatief te maken nadeel ondervinden, doordat de kans dat hun lening ooit wordt terugbetaald (nog verder) is gedaald of zelfs helemaal illusoir is geworden. De kantonrechter is echter van oordeel dat [verzoekster] , uitgaande van de door haar gestelde en niet weersproken verslechterde financiële positie als gevolg van de forse, structurele afname van het ledenaantal, legitieme redenen had om tot dit besluit te komen. De ALV is ingevolge het bepaalde in artikel 8 lid 2 van de statuten ook bevoegd tot het nemen van dergelijke besluiten. Voorts is onweersproken gesteld dat die besluiten met inachtneming van de daarvoor geldende procedureregels zijn genomen. Dat slechts een klein deel van de leden op de ALV is verschenen, neemt niet weg dat het besluit aan de procedureregels voldoet. Juist is aat [verzoeker 1] en [verzoeker 2] daarop geen invloed hebben kunnen uitoefenen, maar dat is het onvermijdelijke gevolg van het feit dat zij geen lid meer zijn van de vereniging. Dat neemt niet weg dat het naar het oordeel van de kantonrechter aanbeveling had verdiend, indien [verzoekster] de ex-leden reeds voordat het besluit genomen was had geïnformeerd over de plannen en de aanleiding daartoe, al was het alleen al uit tactische overwegingen en als blijk van erkentelijkheid en van respect voor hun belangen.
3.4.6.
Uit vorenstaande overwegingen volgt dat de kantonrechter van oordeel is dat de door [verzoekster] voorgestane uitleg van de leningsvoorwaarden de juiste is.
Daarvan uitgaande behoeft de onder A 2 gestelde vraag geen bespreking meer, aangezien die is gesteld voor het geval de uitleg van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] zou worden gevolgd.
Ad B Overdraagbaarheid is onrechtmatig
3.4.7.
Met betrekking tot de overdraagbaarheid van de ledenlening is in de ALV van 26 juni 2014 besloten als hiervoor in alinea 3.1 sub k. vermeld. [verzoekster] heeft toegelicht dat met dat besluit is beoogd uittredende leden enigszins tegemoet te komen. Het besluit en de vraagstelling zijn kennelijk gebaseerd op de gedachte dat de geldlening zonder deze bepaling niet overdraagbaar zou zijn. Het is echter de vraag of dat zo is. Ingevolge het bepaalde in artikel 3:83 lid 1 BW is de vordering uit de geldleningsovereenkomst overdraagbaar, tenzij de wet of de aard van het recht zich daartegen verzet. Er is geen wettelijke bepaling die zich in dit geval tegen overdraagbaarheid verzet. Van niet-overdraagbaarheid in verband met de aard van een vorderingsrecht kan sprake zijn indien het vorderingsrecht verband houdt met persoonlijke eigenschappen van de schuldeiser of de aan de vordering ten grondslag liggende rechtsverhouding zich tegen overdracht verzet. Met betrekking tot de onderhavige geldleningsovereenkomst valt niet zonder meer in te zien dat het recht van de schuldeiser tot terugbetaling niet overdraagbaar zou zijn vanwege de aard ervan. Weliswaar is de schuldeiser de lening aangegaan in verband met het lidmaatschap van de vereniging, maar de leningsovereenkomst kan ook zonder lidmaatschap bestaan. Lid 2 van voormeld artikel 3:83 BW bepaalt nog dat de overdraagbaarheid door een beding tussen schuldeiser en schuldenaar kan worden uitgesloten, maar dat is hier niet gebeurd: noch in de leningsovereenkomst zelf, noch in de begeleidende brief is bepaald dat de geldlening niet overdraagbaar is.
3.4.8.
Op grond van vorenstaande overwegingen is de kantonrechter dan ook van oordeel dat de geldleningsovereenkomst overdraagbaar is. Door het besluit van de ALV wordt dus niet een overdraagbaarheid mogelijk gemaakt die zonder dat besluit niet mogelijk was. In zoverre is derhalve geen sprake van een wijziging in de voorwaarden van de overeenkomst. Indien en voorzover met het besluit bedoeld zou zijn de bestaande onbeperkte mogelijkheden tot overdracht van de geldlening alsnog te beperken tot de in het besluit genoemde personen zou dat een ontoelaatbare eenzijdige wijziging van de geldleningsovereenkomst zijn. Gesteld noch gebleken is echter dat dit beoogd is.
Ad C Contributieverhoging voor aflossing
3.4.9.
Uit hetgeen hiervoor met betrekking tot vraag A 1 is overwogen over de directe koppeling tussen het ontvangen van de lening van een nieuw lid en het ontstaan van de terugbetalingsverplichting aan een uittredend lid, vloeit voort dat [verzoekster] op grond van de overeenkomst niet gehouden is om de extra contributie van € 100,00 per jaar, die zij ingevolge het besluit van de ALV van 26 juni 2014 ontvangt van nieuwe leden die ervoor kiezen geen lening met de vereniging aan te gaan, aan te wenden voor de terugbetaling van de lening van ex-leden. Daarbij gaat de kantonrechter ervan uit dat die extra contributie nodig is ter dekking van de reguliere exploitatiekosten, zoals onweersproken door [verzoekster] betoogd.
3.4.10
Denkbaar is dat, indien zich een situatie voordoet dat [verzoekster] een substantieel exploitatieoverschot heeft en over meer dan redelijkerwijs noodzakelijke reserves beschikt, de regel dat de geldleningsovereenkomst te goeder trouw ten uitvoer moet worden gelegd er toe leidt dat van [verzoekster] kan worden gevergd dat zij aan een ex-lid zijn geleende bedrag terugbetaalt, ook zonder dat een nieuw lid een zelfde bedrag ter leen heeft verstrekt. Niet gesteld of gebleken is echter dat dit thans aan de orde is.
3.4.11
Aanvullend merkt de kantonrechter nog het volgende op. De vragen die ter beantwoording aan de kantonrechter zijn voorgelegd, vloeien voort uit de notulen van de ALV van 26 juni 2014. Daarbij heeft de kantonrechter geconstateerd dat niet aan hem met zoveel woorden is voorgelegd de vraag of het een ongeoorloofde inbreuk is op de rechten van de bestaande houders van een ledenlening door nieuwe leden de keuze te laten wel of geen lening aan te gaan en de verhoging van de contributie van € 100,00 voor leden die geen lening aangaan. Voor zover partijen wel hebben beoogd die vraag voor te leggen, maar dat abusievelijk niet hebben gedaan, althans hebben gemeend dat die vraag onderdeel uit maakt van de wèl gestelde vragen, - en in het andere geval: ten overvloede - overweegt de kantonrechter nog het volgende. Uit het voorgaande moet worden afgeleid dat naar het oordeel van de kantonrechter [verzoekster] zich op goede gronden genoodzaakt zag de voorwaarden voor lidmaatschap te wijzigen op de voorgestelde wijze. Het enkele feit dat deze wijziging een inbreuk maakt op de rechten van bestaande houders van een ledenlening, maakt niet dat deze inbreuk ongeoorloofd is nu naar het oordeel van de kantonrechter [verzoekster] zich van de gevolgen voldoende bewust is geweest, alternatieven heeft proberen te bedenken en heeft overwogen met het resultaat dat zij gekozen heeft voor de voorgelegde wijzigingen. Mede in het licht van hetgeen hiervoor omtrent de vragen is gezegd, brengt dat de kantonrechter tot de conclusie dat de inbreuk onder deze omstandigheden niet ongeoorloofd is.

3.De beslissing

De kantonrechter:
beantwoordt de in het verzoekschrift gestelde vragen als volgt:
vraag A 1
De leningsvoorwaarden dienen te worden uitgelegd, zoals door [verzoekster] betoogd, namelijk zodanig dat, ook indien het verstrekken van een lening aan de vereniging voor nieuwe leden niet (meer) verplicht is, [verzoekster] eerst dan gehouden is aan een ex-lid zijn door hem opgeëiste lening terug te betalen, indien en zodra een nieuw lid aan de vereniging een lening heeft verstrekt.
vraag A 2
Deze vraag is, gelet op het antwoord op vraag A 1, niet meer aan de orde.
vraag B
Ervan uitgaande dat met het besluit zoals opgenomen in de notulen van de ALV van 26 juni 2014, betreffende de overdraagbaarheid van de lening, niet beoogd is de bestaande mogelijkheden tot overdracht te beperken, wordt deze vraag ontkennend beantwoord: het besluit brengt geen wijziging in de bestaande mogelijkheden tot overdracht.
vraag C
[verzoekster] is niet gehouden om met de extra contributie die zij ontvangt van leden die geen lening met de vereniging aangaan, de leningen van ex-leden terug te betalen.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van de procedure draagt;
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J.M. Rouwen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 februari 2015.