ECLI:NL:RBZWB:2015:8699

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 oktober 2015
Publicatiedatum
11 februari 2016
Zaaknummer
C/02/291621 / HA ZA 14-906
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering uit onrechtmatige daad met betrekking tot bedreiging en openbaar geweld tussen twee families op een woonwagencentrum

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, hebben twee families elkaar beschuldigd van onrechtmatige daden, waaronder bedreiging en openbaar geweld. De eisers, bestaande uit twee broers, hebben schadevergoeding geëist van de gedaagden, die ook familieleden zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat er op 11 november 2013 een gewelddadig voorval heeft plaatsgevonden op een woonwagencentrum, waarbij de gedaagden de woonwagen van de eisers hebben beschadigd en hen hebben bedreigd. De eisers hebben verklaard dat zij als gevolg van deze gebeurtenissen psychische schade hebben geleden, en dat zij niet meer terug kunnen keren naar het kamp. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eisers voldoende bewijs hebben geleverd van de onrechtmatige daden van de gedaagden, en heeft hen hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding toegewezen, maar de vordering tot een voorschot op de schadevergoeding afgewezen, omdat deze niet aan de vereisten voldeed. In reconventie hebben de gedaagden ook schadevergoeding geëist van de eisers, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagden onvoldoende bewijs hebben geleverd van hun schade. De zaak is complex en heeft geleid tot een aantal juridische overwegingen met betrekking tot groepsaansprakelijkheid en de bewijsvoering van schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/291621 / HA ZA 14-906
Vonnis van 7 oktober 2015
in de zaak van

1.[eiser sub 1]

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2]
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. A.I. Cambier te Axel, gemeente Terneuzen,
tegen

1.[gedaagde sub 1]

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. R.M.A. Lensen te Terneuzen.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] worden genoemd. Individueel worden zij gemakshalve aangeduid met hun voornaam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 februari 2015 en de daarin genoemde stukken,
- de waardebepalingen [adressen] van de zijde van
[eisers] ,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- het proces-verbaal van comparitie van 26 maart 2016,
- de akte van 22 april 2015 van de zijde van [eisers] ,
- de akte na comparitie van partijen van 22 april 2015 met productie 1 van de zijde
van [gedaagden] ,
- de antwoordakte van 6 mei 2015 van de zijde van [eisers] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] zijn broers. [naam vader] is hun vader.
2.2.
[gedaagde sub 1] is de vader van [gedaagde sub 2] .
2.3.
[adres] is een woonwagencentrum (hierna: het kamp), dat is ingedeeld in percelen waarop woonwagens, ook caravans genoemd, zijn geplaatst.
2.4.
[eiser sub 1] heeft van de gemeente Terneuzen (hierna: de gemeente) voor een prijs van € 24.363,-- gekocht [eiser sub 1] , dat op 15 oktober 2010 is geleverd. Tevoren heeft hij genoemd perceel enige jaren in huur gehad.
2.5.
[eiser sub 2] heeft van de gemeente voor een prijs van € 36.000,-- gekocht perceel [perceelnummer] dat op 1 maart 2012 is geleverd. Voorts is hij mede-eigenaar van perceel [perceelnummer] .
2.6.
De woonwagens van [eisers] zijn hun eigendom.
2.7.
[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] huren ieder een perceel van de gemeente.
2.8.
[eisers] hebben het kamp op 11 november 2013 verlaten.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eisers] vorderen samengevat - dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
I. zal verklaren voor recht dat [gedaagden] zich jegens hen onrechtmatig hebben
gedragen in de zin van artikel 6:162 jo 6:166 BW en dat zij daardoor schade
hebben geleden waarvoor [gedaagden] hoofdelijk aansprakelijk zijn en tot vergoeding daarvan gehouden,
II. [gedaagden] zal veroordelen tot het betalen van schadevergoeding als bedoeld
onder I, op te maken bij staat,
III. [gedaagden] hoofdelijk zal veroordelen aan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] te betalen een
voorschot op de definitieve schade van € 10.000,-- elk,
IV. [gedaagden] hoofdelijk zal veroordelen in de kosten van de procedure met inbegrip
van de beslagkosten.
3.2.
[gedaagden] voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagden] vorderen samengevat - dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
Ia. zal verklaren voor recht dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] ieder voor zich onrechtmatig jegens
[gedaagde sub 2] hebben gehandeld in de zin van artikel 6:162 en/of 6:166 BW en dat zij
jegens [gedaagde sub 2] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de daaruit voortvloeiende schade, met hoofdelijke veroordeling van [eisers] tot vergoeding van de schade, op te maken bij staat,
Ib. zal verklaren voor recht dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] ieder voor zich onrechtmatig jegens
[gedaagde sub 1] hebben gehandeld in de zin van artikel 6:162 en/of 6:166 en/of 6:179 BW, al
dan niet in samenhang met artikel 6:166 BW, en dat zij jegens [gedaagde sub 1] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de daaruit voortvloeiende schade, met hoofdelijke veroordeling tot vergoeding van de schade, op te maken bij staat,
met veroordeling in de kosten van het geding.
3.5.
[eisers] voeren verweer.
in conventie en reconventie
3.6.
[eisers] leggen aan hun vordering ten grondslag dat zij schade hebben geleden als gevolg van bedreigingen en openbaar geweld van de zijde van [gedaagden] Nadat vanaf april 2013 spanningen tussen partijen waren ontstaan, is de zaak op 11 november 2013 geëscaleerd. [gedaagde sub 1] is met een stalen pijp naar [vader eisers] gegaan, die zich op dat moment bevond in de woonwagen van [eiser sub 1] . [vader eisers] voelde zich bedreigd en heeft [gedaagde sub 1] bespoten met pepperspray. [gedaagden] en door hen opgetrommelde derden, circa 40 man onder wie [dochter gedaagde sub 1] , de dochter van [gedaagde sub 1] , hebben die dag alle ruiten van de woonwagen van [eiser sub 1] ingeslagen alsmede de ruiten van zijn auto. [gedaagde sub 1] is nadien nog komen opdagen met een pistool. Bij dit alles was [zoon eiser sub 1] , het toen 5-jarige zoontje van [eiser sub 1] , aanwezig die als gevolg van de gebeurtenissen psychisch trauma heeft opgelopen en ter zake wordt behandeld door Juvent. [gedaagden] hebben gezamenlijk en in goed overleg gehandeld. [eiser sub 2] heeft alles vanuit zijn woonwagen gadeslagen en hem is door [gedaagden] aangezegd dat hem niets zou gebeuren, zolang hij in zijn woonwagen zou blijven. De inmiddels gearriveerde politie heeft [eiser sub 1] , diens gezin, [vader eisers] en [eiser sub 2] weten te ontzetten en hen meegenomen. Op haar advies is men niet meer naar het kamp weergekeerd teneinde verdere escalaties te voorkomen.
3.7.
De als gevolg van voornoemde gebeurtenissen ontstane schade, die ten minste
€ 25.000,-- beloopt, komt vooreerst voort uit het feit dat [eiser sub 1] , diens gezin en [eiser sub 2] niet meer kunnen terugkeren naar het kamp, waardoor sprake is van dubbele kosten, te weten de hypotheeklasten ad € 326,64 ( [eiser sub 1] ) en € 518,-- ( [eiser sub 2] ) alsmede de extra huurkosten ad € 525,-- ( [eiser sub 1] ) en € 400,-- ( [eiser sub 2] ). Blijven op het kamp is, gelet op de bedreigingen en mogelijk hernieuwd geweld, geen optie. Verkoop van de woonwagens zal leiden tot verlies, terwijl voorts in dat geval kosten moeten worden gemaakt om de woonwagens te verwijderen. Potentiële gegadigden voor de woonwagens zullen niet tot koop overgaan met het oog op de bedenkelijke reputatie van [gedaagden] De gemeente biedt weliswaar standplaatsen aan in Westdorpe, maar de facto gaat het slechts om één plaats.
3.8.
[gedaagden] betogen vooreerst dat [eisers] niet hebben voldaan aan hun stelplicht wat betreft de onderbouwing van de vermeende onrechtmatige daden ex artikelen 6:162 en 6:166 BW. Voorts beroepen [gedaagden] zich gemotiveerd erop dat niet is voldaan aan de vereisten van de artikelen 6:166 BW en 6:162 BW. Vergoeding van mogelijke door [zoon eiser sub 1] geleden schade is niet aan de orde nu deze geen partij is in de onderhavige procedure.
3.9.
Afgezien van het bovenstaande beroepen [gedaagden] zich erop dat sprake is van eigen schuld van de zijde van [eisers] nu de schade wegens gederfd woongenot en/of dubbele lasten mede een gevolg is van omstandigheden die [eisers] zelf kunnen worden toegerekend, te weten het creëren van een sfeer van intimidatie en bedreigingen die tot het voorval van 11 november 2013 hebben geleid, de eigen keuze niet meer op het kamp te wonen en het afslaan van aanbiedingen van de gemeente voor vervangende huisvesting. Voorts verzetten de redelijk en billijkheid zich tegen het betalen van enige schade. [gedaagden] heeft zelf schade geleden door onrechtmatig handelen van de zijde van [eisers] , ook in groepsverband. Ten slotte zijn er geen gronden voor verwijzing naar de schadestaatprocedure en toewijzing van enig voorschot, aldus [gedaagden]
3.10.
Ter onderbouwing van hun verweer in conventie en hun stellingen in reconventie voeren [gedaagden] - samengevat - aan dat [vader eisers] en [eiser sub 2] tezamen [gedaagde sub 2] op 13 april 2013 hebben uitgedaagd, toen deze in zijn caravan aan het werk was. [vader eisers] heeft [gedaagde sub 2] geslagen die daarop terugsloeg. [vader eisers] heeft [gedaagde sub 2] vervolgens bedreigd met een mes, waarna [gedaagde sub 1] en [eiser sub 1] (met honden) ten tonele zijn verschenen. [eiser sub 1] heeft [gedaagde sub 2] geslagen en geschopt, terwijl [vader eisers] hem tegen zijn knieën heeft getrapt. Als gevolg hiervan heeft [gedaagde sub 2] gescheurde kruisbanden opgelopen, waaraan hij tweemaal is geopereerd. Hij is twee weken arbeidsongeschikt geweest en ondervindt nu nog beperkingen en pijn. Om zijn werk te kunnen uitoefenen, heeft hij een nieuwe vrachtauto met automatische transmissie moeten aanschaffen nu hij niet meer in staat was een handgeschakelde vrachtauto te bedienen. Ook afzeilen lukt niet meer, nu hij door het letsel niet meer vast ter been is en zich dus op de vrachtwagen niet meer goed staande kan houden. [gedaagde sub 1] is door de honden in zijn rechterbovenarm en linkeronderbeen gebeten, met als gevolg littekens. Daarnaast is hij minder inzetbaar in de eigen onderneming door hoofdpijn na een schop van [eiser sub 1] in zijn gezicht.
3.11.
Op 11 november 2013 is [gedaagde sub 1] , nadat [gedaagde sub 2] door [vader eisers] en [eiser sub 1] was uitgedaagd, naar de wagen van [eiser sub 1] gegaan teneinde te trachten de betrekkingen tussen partijen te normaliseren. Resultaat was dat hij door [vader eisers] met pepperspray in zijn gezicht is gespoten. [dochter gedaagde sub 1] is opgekomen voor haar vader. Een aantal familieleden, opgetrommeld door andere bewoners van het kamp, is uit bezorgdheid langsgekomen. [gedaagde sub 1] heeft geen vuurwapen gebruikt. Voor de kwestie met de stalen pijp heeft hij een taakstraf gekregen. De daaruit voortvloeiende ruitschade is door de verzekering vergoed.
3.12.
Afgezien van dit alles betogen [gedaagden] dat zij veel overlast hebben ondervonden van de blaffende honden van [eisers] , dat zij bedreigd zijn met honden, auto’s alsmede via social media en per post, waarbij tevens familieleden werden betrokken.
3.13.
[eisers] betwisten dat zij [gedaagden] in april 2013 alleen of in groepsverband hebben mishandeld en dat door hen schade is geleden. [gedaagde sub 2] is die dag begonnen met een kopstoot waardoor [vader eisers] een bloedneus heeft opgelopen. De kopstoot was geen reactie op een klap van [vader eisers] . [gedaagde sub 2] zelf is daarop, toen hij zich omdraaide, gevallen. Met enige schade van [gedaagden] zijn [eisers] niet bekend. Nooit is ter zake iets vanwege [gedaagden] aan hen kenbaar gemaakt, laat staan dat zij aansprakelijk zijn gesteld. [eiser sub 2] is in april 2013 in het geheel nergens bij betrokken geweest. Het inzetten van honden en het veroorzaken van hoofdpijnklachten bij [gedaagde sub 1] wordt eveneens door [eisers] betwist, waarbij zij opmerken dat [gedaagden] ter zake niet aan hun stelplicht hebben voldaan. Subsidiair betogen [eisers] dat sprake is van eigen schuld, nu [gedaagden] hun daden hebben uitgelokt onder meer door het uitdelen van een kopstoot. Voor het geval al sprake van schade mocht zijn, dient deze derhalve volledig door [gedaagden] te worden gedragen, doch in ieder geval voor 75%, aldus [eisers]

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagden] is dat [eisers] niet hebben voldaan aan hun stelplicht ter onderbouwing van de vermeende onrechtmatige daden, al dan niet in groepsverband.
4.2.
Dit verweer slaagt ten aanzien van [eiser sub 2] . Door [eisers] is slechts aangevoerd dat [eiser sub 2] op 11 november 2013 - via de politie - is aangezegd dat er niets zou gebeuren zolang hij in zijn caravan zou blijven. Nu deze stelling zijn vordering op grond van onrechtmatige daad niet kan dragen, komt de rechtbank aan een bewijsopdracht ter zake niet toe.
4.3.
De rechtbank verwerpt het in r.o. 4.1. genoemde verweer ten aanzien van de vorderingen van [eiser sub 1] nu naar haar oordeel [eisers] met hun in de processtukken en tijdens de comparitie aangedragen feitelijke stellingen inzake de gang van zaken op
11 november 2013 een voldoende onderbouwing daaraan hebben gegeven.
4.4.
Gelet op het beroep dat door [eisers] is gedaan op artikel 6:166 BW overweegt de rechtbank dat de aansprakelijkheid uit hoofde van dit artikel berust op de deelneming aan gedragingen in groepsverband, waarvan de kans op het aldus toebrengen van schade de deelnemers had behoren te weerhouden van het deelnemen aan die gedragingen in dat groepsverband. Van deelneming is sprake indien een betrokkene op een of andere manier door zijn gedragingen een bijdrage heeft geleverd aan het geheel van de gedragingen in groepsverband die het gevaar voor toebrenging van schade hebben doen ontstaan. Voorts dient tussen die bijdrage en de bijdragen van andere deelnemers aan die gedragingen een zodanige mate van samenhang te bestaan dat de gedragingen van betrokkene en die anderen als gedragingen in groepsverband kunnen worden aangemerkt. Verder is nodig dat de gezamenlijkheid van het handelen de kans op de schade zoals die zich voordoet verhoogt, met name door het ontstaan van een sfeer die het gevaar oproept of vergroot, en dat de deelnemers deze kans bewust aanvaarden. Niet is vereist dat het aangesproken groepslid (de) schade heeft veroorzaakt.
4.5.
De door [eisers] overgelegde processen-verbaal over 11 november 2013 bevatten de navolgende relevante passages:
- [eiser sub 1] (pv 11 november 2013)
Op dat moment zag ik en hoorde ik dat er raam van de voordeur werd ingeslagen. (…) heb ik geprobeerd te zien wie er voor mijn caravan stond. Ik heb toen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voor mijn caravan stonden. Ik heb verder nog een heleboel mensen bij mijn caravan gezien, die ik niet ken. Ik zag dat alle ruiten van mijn caravan werden ingeslagen. Op een gegeven moment werd het fietsje van [zoon eiser sub 1] door een ruit de caravan ingeslagen. (…) Op het moment dat wij in onze caravan waren en de ruiten werden ingeslagen, hoorde ik [dochter gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] roepen naar ons dat we naar buiten moesten komen en dat ze ons kapot zouden maken. Ik hoorde ook onbekenden dit roepen.
- [vader eisers] (pv 11 november 2013)
Ik zag door het raam dat [gedaagde sub 2] buiten nabij de woning van [eiser sub 1] het kinderfietsje van mijn kleinkind oppakte en dit door het voorraam naar binnen gooide. De ruit ging daardoor geheel kapot. (…) Vervolgens kwamen steeds meer kennissen en vrienden van de familie [familienaam] aan. [partner eiser sub 1] , de kleine en ik zijn vervolgens binnen in de woning van [eiser sub 1] gebleven. (…) Ik hoorde wel nog dat er meerdere ramen uit de woning van [eiser sub 1] stuk gingen. Daarvan kan ik niet precies zeggen wie van de beide [familienaam] dit gedaan heeft.
- [partner eiser sub 1] , de partner van [eiser sub 1] (pv 11 november 2013)
Ik hoorde op dat moment dat alle ruiten van de caravan achter elkaar werden ingeslagen. Ik zag dat [broer gedaagde sub 1] voor de voorzijde van onze caravan stond en dat hij een stalen pijp in zijn handen droeg. Ik zag dat [naam x] met die stalen pijp een raam insloeg en (…). Ik zag toen ook dat [gedaagde sub 2] de ruit daarnaast insloeg. Ik zag dat hij het fietsje van [zoon eiser sub 1] in zijn handen had en dit door de ruit naar binnen gooide. (…) Toen [dochter gedaagde sub 1] was buitengewerkt heeft [eiser sub 1] de deur dichtgehouden om te zorgen dat er niemand naar binnen kon komen. Op dat moment hoorde en zag ik dat er nog steeds ruiten van de caravan werden ingeslagen. Ik zag dat, op het moment dat [eiser sub 1] de voordeur dicht hield, het ruitje van de voordeur werd ingeslagen. Op dat moment stond [dochter gedaagde sub 1] voor de voordeur. Op dat moment kwam er ook politie op het kamp. Ik zag dat voor ons huis een heleboel mensen stonden. Ik had hier onder anderen [naam y] bij zien staan, [naam z] , [naam a] , [vriendin gedaagde sub 2] een nog een heleboel. Er waren in zeer korte tijd wel heel erg veel mensen het kamp opgekomen die [familienaam] hielpen en die zich allemaal tegen ons keerden.
- [vriendin gedaagde sub 2] , de vriendin van [gedaagde sub 2] (pv 11 november 2013)
Ik weet niet hoe al die mensen van de familie [familienaam] ineens naar het kamp waren gekomen. (…)
- [eiser sub 2] (pv 11 november 2013)
Ik zag dat [gedaagde sub 2] een knuppel en [gedaagde sub 1] een ijzeren staaf in hun handen hadden. (…) Ik ben niet naar buiten gegaan omdat er op dat moment heel veel auto’s het kamp opreden. De eerste auto was een Mercedes (…). Er stapten vier of vijf personen uit de auto. Ik kende hen niet. Ik zag dat zij allemaal een knuppel of ijzeren staaf in hun handen hadden. Het waren allemaal mannen. Toen zij waren uitgestapt zijn zij samen met [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] naar de auto’s van [eiser sub 1] en [vader eisers] gelopen en hebben deze helemaal vernield. (…) Ondertussen kwamen er steeds meer auto’s het kamp oprijden. Ik weet niet precies hoe veel auto’s, maar het waren in totaal rond de 38 man. Ik heb de volgende personen op het kamp gezien; de broer van [vrouw gedaagde sub 1] , de vrouw van [gedaagde sub 1] (…) samen met zijn zoon. Verder heb ik nog de broer van [gedaagde sub 1] gezien, [broer gedaagde sub 1] . Ook heb ik [broer gedaagde sub 1] , de dochter van [gedaagde sub 1] , nog gezien. Al deze personen waren binnen twee minuten op het kamp.
- Verbalisant [naam verbalisant] (pv 11 november 2013)
Ik zag dat een groep van ongeveer 10 personen midden op het kamp aanwezig was. Zij waren opgefokt. Voor zover ik kon overzien, betroffen dit alleen leden van de familie Netten. (…) Ik zag dat een aantal ruiten van die woonwagen waren ingegooid. Aan de voorzijde in ieder geval twee ruiten. In het midden van de ene ruit stak een steen uit, in de andere ruit een kinderfietsje. Ook stonden er twee auto’s nabij die woonwagen, waaronder een Mercedes, met ingeslagen ruiten. (...) Zowel [gedaagde sub 1] als zijn zoon [gedaagde sub 2] eisten (…). Tevens sprak ik een man, waarschijnlijk de broer van [gedaagde sub 1] : genaamd [broer gedaagde sub 1] (…). Ik zag dat een vrouw steeds opgefokt heen en weer liep. Steeds hard roepend en heen en weer lopend had zij een negatieve invloed op de rest van de groep, overwegend mannen. Naderhand heb ik de naam van die vrouw genoteerd. Zij bleek de dochter te zijn van [dochter gedaagde sub 1] , namelijk: [dochter gedaagde sub 1] .
- Verbalisant [naam verbalisant] (pv 11 november 2013)
Op 11 november 2013 kwam ik na een melding van openlijke geweldpleging omstreeks 19.05 uur op het woonwagenkamp, [adres] . Ik zag daar een aantal zeer opgewonden mannen en enkele vrouwen. Ik hoorde dat een van die vrouwen, naar ik later vernam, genaamd [dochter gedaagde sub 1] opgewonden (…). Ik zag dat een viertal grote ruiten (….) waren vernield. Ik zag dat er in een van die ruiten een kinderfietsje lag.
- [gedaagde sub 1] (pv 18 november 2013)
Ik heb wel ruiten ingeslagen maar weet niet hoeveel en welke.
4.6.
De rechtbank stelt vooreerst vast dat [gedaagde sub 1] heeft erkend ruiten van de caravan van [eiser sub 1] te hebben ingeslagen, waarmee zijn onrechtmatig handelen vaststaat. Volgens [vader eisers] , [eiser sub 2] en [partner eiser sub 1] heeft [gedaagde sub 2] ook ruiten vernield. [gedaagde sub 2] zelf beperkt zich tot en niet gemotiveerde betwisting. De rechtbank acht het derhalve aannemelijk dat [gedaagde sub 2] eveneens ruiten beschadigd heeft. Diverse personen meldden dat hij het fietsje van [zoon eiser sub 1] door de ruit heeft gegooid, welk fietsje door beide verbalisanten is waargenomen. Daarenboven is [gedaagde sub 2] , zoals na de comparitie is gebleken, veroordeeld tot een werkstraf van 50 uur voor openbare geweldpleging op 11 november 2013.
4.7.
Uit vrijwel alle in r.o. 4.5. genoemde verklaringen kan worden geconcludeerd dat de onrechtmatige gedragingen in groepsverband hebben plaatsgehad. Zowel [gedaagde sub 1] als [gedaagde sub 2] heeft door voormeld gedrag een bijdrage daaraan geleverd. De rechtbank is voorts van oordeel dat het groepsoptreden gevaar heeft geschapen voor de schade zoals die in concreto is toegebracht en dat [gedaagden] dit gevaar door zich niet aan de, steeds groter wordende, groep te onttrekken bewust hebben aanvaard. Diverse getuigen hebben mensen met staven gezien en opgewonden, opgefokte familieleden, hetgeen, zoals uit de verklaring van verbalisant [naam verbalisant] blijkt, een escalerende werking op de gebeurtenissen heeft gehad. De rechtbank is derhalve van oordeel dat, wat de vordering van [eiser sub 1] jegens [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] betreft, is voldaan aan de vereisten van artikel 6:166 BW. Zij passeert als ongeloofwaardig het verweer van [gedaagde sub 2] dat de groep is opgekomen, louter uit bezorgdheid.
4.8.
Ten aanzien van de door [eiser sub 1] gepretendeerde schade overweegt de rechtbank dat voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure niet alleen is vereist dat zijn stellingen worden bewezen, doch ook dat hij de mogelijkheid dat door hem schade is geleden aannemelijk heeft gemaakt, waarvoor de rechtbank verwijst naar HR 8 april 2005, LJN AX6246. Door [eiser sub 1] is gesteld dat hij schade heeft geleden omdat hij niet meer kan terugkomen naar het kamp. Gelet op de ernst van hetgeen zich op 11 november 2013 heeft voorgedaan, acht de rechtbank aannemelijk dat [eiser sub 1] ’s verblijf elders, in ieder geval gedurende een zekere tijd, noodzakelijk was, waarbij zij tevens de stelling van [eiser sub 1] volgt dat het voor de ontwikkeling van [zoon eiser sub 1] ongewenst was op dat moment op het kamp te blijven wonen. De rechtbank acht voorts aannemelijk dat [eiser sub 1] als gevolg van de verhuizing schade heeft geleden en oordeelt zijn vordering tot verwijzing naar de schadestaatprocedure dan ook toewijsbaar. Aan [gedaagden] kan worden toegegeven dat [eiser sub 1] niet inzichtelijk heeft gemaakt wat de exacte aard en omvang van de schade is. Dit kan in het kader van de schadestaatprocedure nader aan de orde komen, evenals de mogelijke gevolgen van de schadebeperkingsplicht van [eiser sub 1] en het eigenschuldverweer van [gedaagden]
4.9.
De vordering tot verlening van een voorschot, die door de rechtbank niet bij voorrang is behandeld, nu zij verpakt zat in de dagvaarding en niet bij incidentele conclusie is aangebracht, wijst de rechtbank af. De onderhavige vordering strekt ertoe een voorschot op de schadestaatprocedure te verkrijgen en heeft geen betrekking op een zuiver voorschot in de hoofdzaak. Voor zover de vordering desalniettemin aan de vereisten van artikel 223 Rv zou voldoen, is zij niet voor toewijzing vatbaar nu gesteld noch gebleken is dat [eiser sub 1] in die zin belang bij zijn vordering heeft dat van hem niet kan worden gevergd dat hij de afloop van de bodemzaak, in casu schadestaatprocedure, afwacht.
4.10.
Afgezien van haar oordeel over het door [eisers] gevraagde voorschot, houdt de rechtbank iedere verdere beslissing in conventie aan.
in reconventie
4.11.
Door [gedaagden] wordt gesteld dat, wat de gebeurtenissen van april 2013 betreft, [eiser sub 2] [gedaagde sub 2] heeft vastgehouden en geslagen, terwijl [eiser sub 1] hem heeft geslagen en geschopt. Deze lezing klopt niet met de verklaringen die [gedaagde sub 2] op 18 november en
3 december 2013 bij de politie heeft afgelegd, waar hij stelde dat [vader eisers] de trap heeft gegeven (die dat overigens zelf ontkent). Twijfelachtig is dan ook of de vermeende schade als gevolg van de vermeende schop een rechtstreeks gevolg is van een zelfstandige onrechtmatige daad van [eiser sub 1] en/of [eiser sub 2] . Dit neemt evenwel niet weg dat dezen op de voet van artikel 6:166 BW toch hoofdelijk aansprakelijk voor schade door de beweerdelijke schop kunnen zijn wanneer het beroep van [gedaagde sub 2] op groepsoptreden slaagt en het een van de groepsleden is, die heeft getrapt.
4.12.
De rechtbank acht gegeven dat sprake was van een groep, nu vaststaat dat drie personen van de familie [familienaam] aan de schermutselingen in april 2013 deelnamen. De rechtbank verwijst in dit verband naar de volgende bij de politie ter zake afgelegde verklaringen:
[eiser sub 1] (pv 11 november 2013)
Ik zag dat [gedaagde sub 2] direct zijn vader kwam helpen en mijn vader kwam mij direct te hulp. We lagen toen met z’n vieren op de grond te vechten. (…)
[vader eisers] (pv 11 november 2013)
(…) [gedaagde sub 2] stond toen tegenover mij en gaf mij zonder enige aanleiding een kopstoot. Ik heb hem toen een paar klappen teruggeven. (…)
[eiser sub 2] (pv 19 november 2013)
(…) Mijn vader heeft toen [gedaagde sub 2] gezegd dat hij hierover loog waarop er gevochten is tussen mijn vader en ik en [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] .
4.13.
De rechtbank concludeert dat op 13 april in groepsverband door [eisers] en [vader eisers] met [gedaagden] is gevochten. [eisers] hebben naar eigen zeggen daaraan een bijdrage geleverd. De rechtbank is van oordeel dat het groepsoptreden gevaar heeft geschapen voor schade nu ervan uitgegaan mag worden dat een gezamenlijke aanval meer letsel zal opleveren dan in het geval slechts één persoon een ander attaqueert. [eisers] hebben dit gevaar, door hun bemoeienissen niet te staken, bewust aanvaard. Door [eisers] is evenwel betwist dat er is geschopt en, voor het geval dat wel zo mocht zijn, dat daardoor schade is kunnen ontstaan. Gelet op het bepaalde in artikel 150 Rv en het door hem gedane bewijsaanbod, zal [gedaagde sub 2] tot bewijslevering worden toegelaten als in het dictum omschreven. Het eigenschuldverweer van [eisers] en de omvang van de schade kunnen vervolgens aan de orde komen in het kader van de schadestaatprocedure.
4.14.
Ten aanzien van [gedaagde sub 1] is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat hij schade heeft geleden waar hij zonder enige nadere toelichting slechts heeft aangevoerd dat hij littekens heeft en door hoofdpijn minder inzetbaar is in zijn onderneming. Dit brengt met zich dat de vordering tot verwijzing naar de schadestaatprocedure dient te worden afgewezen. Nu [gedaagde sub 1] derhalve geen belang meer heeft bij zijn vordering strekkende tot het verkrijgen van een verklaring voor recht, ondergaat deze vordering hetzelfde lot en kan de vraag of al dan niet, eventueel in groepsverband, onrechtmatig jegens hem is gehandeld, buiten beschouwing blijven.
4.15.
In afwachting van de bewijslevering houdt de rechtbank iedere beslissing aan.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
wijst de vordering strekkende tot het door [gedaagden] betalen van een voorschot als omschreven onder III. van het petitum af,
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
laat eiser sub 2 toe te bewijzen dat hij op 13 april 2013 door een van gedaagden dan wel door [naam vader] is getrapt, waardoor hij mogelijk schade heeft geleden,
beveelt, indien eiser sub 2 dit bewijs door middel van getuigen wil leveren, een getuigenverhoor en bepaalt dat het verhoor zal plaatshebben voor het lid van deze rechtbank
mr. E.A.M. Raaijmaakers-Rottier, die daartoe zitting zal houden in een van de kamers van het gerechtsgebouw aan de Kousteensedijk nr. 2 te Middelburg op een op verzoek van partijen nog nader te bepalen dag en uur,
bepaalt, dat de advocaten van partijen binnen veertien dagen na heden, bij brief overeenkomstig bijlage B bij het landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken, aan de griffie van de sector civiel recht, team handelsrecht opgave zullen doen van de verhinderdagen aan hun zijde op alle werkdagen voor de periode van vijf maanden vanaf de dagtekening van die brief en bepaalt verder dat de advocaat van eiser sub 2 opgave zal doen van het aantal en zo mogelijk de namen van de te horen getuigen,
verstaat, dat bij de oproeping van de getuigen de in artikel 170 Rv voorgeschreven formaliteiten in acht zullen worden genomen, waarbij de in dat artikel bedoelde oproepingsbrieven aangetekend zullen worden verzonden,
houdt iedere verdere beslissing aan,
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.M. Raaijmaakers-Rottier en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2015.