ECLI:NL:RBZWB:2015:8697

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 september 2015
Publicatiedatum
11 februari 2016
Zaaknummer
C/02/286123 / HA ZA 14-589
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële ontbinding van een vennootschap onder firma en voorwaarden aan de ontbinding

In deze zaak vorderden eisers de partiële ontbinding van hun vennootschap onder firma, de Westbeer, ten aanzien van gedaagde. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen sinds 1 april 2010 een vennootschap onder firma hadden, maar dat gedaagde sinds 22 november 2013 geen inbreng meer had in de onderneming. Eisers voerden aan dat gedaagde disfunctioneerde en dat dit een gewichtige reden was voor de ontbinding. De rechtbank oordeelde dat er geen ruimte is voor partiële ontbinding met terugwerkende kracht, maar dat de ontbinding per heden zou worden uitgesproken. De rechtbank verbond voorwaarden aan de ontbinding, zoals het vaststellen van de waarde van overbedeling per 1 januari 2014 en het vrijwaren van gedaagde van aansprakelijkheid voor vorderingen die na deze datum ontstaan. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 30 september 2015.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/286123 / HA ZA 14-589
Vonnis van 30 september 2015
in de zaak van

1.[eiseres 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. E. Bregonje te Middelburg,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.I. Cambier te Axel.
Partijen zullen hierna eisers en gedaagde worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 24 december 2014;
  • het proces-verbaal van comparitie van 3 maart 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met ingang van 1 april 2010 een vennootschap onder firma aangegaan. In die vennootschap onder firma werd de onderneming “Brasserie Westbeer” (hierna: de Westbeer) voortgezet.
2.2.
Artikel 15 van de overeenkomst van vennootschap onder firma (hierna: de overeenkomst) luidt, voor zover van belang, als volgt:
“2.
In geval van voortzetting als in het vorige lid bedoeld is de uittredend vennoot c.q. diens vertegenwoordiger of rechtsverkrijgenden, indien en voor zover de voortzettende venno(o)t(en) binnen een periode van drie maanden na het tijdstip van uittreden de wens daartoe te kennen geven, jegens de voortzettende vennoot verplicht mee te werken aan een zodanige verdeling van het vermogen van de vennootschap dat alle bestanddelen die mede toebehoren aan de gewezen vennoot c.q. diens rechtsverkrijgenden, worden toegedeeld aan de voortzettende venno(o)t(en) onder de verplichting hunnerzijds om alle tot voormeld aandeel behorende schulden per de dag van toedeling voor hun rekening te nemen.
3. De vennoten verlenen elkaar over en weer onherroepelijk volmacht tot het verrichten van alle feitelijke en rechtshandelingen, zowel goederenrechtelijk als obligatoire, welke tot nakoming van hun eventuele uit het bepaalde in het vorige lid voortvloeiende verplichting jegens de voortzettende venno(o)t(en), dienstig dan wel noodzakelijk mochten zijn.
4. Vaststelling van de waarde van het wegens overbedeling verschuldigde zal geschieden in onderling overleg tussen de vennoten en bij gebreke van overeenstemming door een groep deskundigen waarvan één door de voortzettende venno(o)t(en), één door de uittredende vennoot en één door de aldus aangewezen deskundigen wordt aangewezen.
5. Het ter zake van overbedeling door één of meer vennoten aan de andere vennoot verschuldigde moet aan deze worden voldaan binnen één jaar na de ontbinding van de vennootschap met bijberekening van de wettelijke rente vanaf die ontbindingsdatum.”
2.3.
De teksten uit de, voor zover van belang zijnde, e-mails van maart 2014 van gedaagde aan eisers luiden als volgt:

Beste [eisers] ,
Graag wil ik jullie namens mij via deze weg op de hoogte brengen van onze plannen.
Zoals jullie wellicht al hebben vernomen zijn wij vanaf morgen 05-03-2014 de nieuwe ondernemers van Hotel/Restaurant de Korenbeurs te Hulst. Het is ons op het pad gekomen en hebben het geluk gehad dat het ons is gegund, waardoor ook wij een nieuwe en ook zeker mooie start kunnen maken na de Westbeer. Mijn vraag aan jullie is, hoe nu verder.
Zoals jullie zullen begrijpen heb ik niet zo heel veel tijd meer over voor andere zaken dan de Korenbeurs. Heb ondertussen wel contact met [X] van ESJ over eventuele gesprekken wanneer mijn boekhouder zijn berekeningen klaar heeft. Mijn vraag is daarbij: Gaan wij dat onderling regelen met een vertegenwoordiger van de boekhouder erbij? Of hoe zien jullie dat? Zou dit graag willen weten van jullie zelf, aangezien ik jullie niet meer heb gesproken sinds 8 januari j.l.
Hoor het graag.
Met vriendelijke groet,
[gedaagde]

[X] ,
Allereerst heeft onze eigen zaak nu voorrang boven alles, laat dat duidelijk zijn! Heb mijn andere afspraak kunnen verzetten, dus je zal mij rond 9 uur zien!
[gedaagde]

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen dat de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad,
1. de overeenkomst partieel ontbindt en wel in die zin dat deze ten aanzien van gedaagde eindigt onder de volgende voorwaarden:
Ι. dat partijen uitvoering geven aan het in artikel 15 lid 2 en lid 3 van de overeenkomst;
ΙΙ. dat de binnen de vennootschap onder firma gedreven onderneming primair vanaf 1 januari 2014 wordt gedreven voor rekening en risico van eisers;
ΙΙΙ. dat vaststelling van de waarde van het wegens overbedeling verschuldigde geschiedt door een door de rechtbank aan te wijzen deskundige tegen de hiervoor onder ΙΙ. bedoelde datum en dat het wegens overbedeling verschuldigde, overeenkomstig artikel 15 lid 5 van de overeenkomst, binnen een jaar na het ten deze te wijzen vonnis wordt voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de eerste dag nadat dat vonnis is gewezen tot en met de dag der algehele voldoening.
2. gedaagde veroordeelt in de kosten van het geding.
3.2.
Ter onderbouwing van hun vorderingen voeren eisers het navolgende aan.
Gedaagde disfunctioneert in zijn functie, hetgeen een gewichtige reden vormt voor partiële ontbinding van de overeenkomst. Eisers zijn hierdoor het vertrouwen in gedaagde verloren en hebben daarom op 23 november 2013 besloten gedaagde vrij te stellen van de inbreng van zijn arbeid, kennis en vlijt binnen de Westbeer. Vervolgens hebben partijen op 8 januari 2014 gezamenlijk besloten dat gedaagde zou uittreden als vennoot. Op 5 maart 2014 is gedaagde hotel-restaurant De Korenbeurs te Hulst gaan uitbaten. Sinds die tijd is hij feitelijk niet meer beschikbaar voor de Westbeer en kan hij niet meer voldoen aan artikel 4 lid 1 van de overeenkomst, waarin volledige inzet van de vennoot wordt gevraagd. Eisers verwijzen naar de e-mails van gedaagde, van maart 2014, waarin hij aangeeft niet zoveel tijd meer te hebben voor andere zaken dan De Korenbeurs. Verder voeren eisers aan dat bij partiële ontbinding van de overeenkomst uitvoering dient te worden gegeven aan de leden 2, 3, 4 en 5 van artikel 15 van de overeenkomst. Vermogensbestanddelen van de Westbeer dienen te worden toebedeeld aan de voortzettende vennoten. De waarde van overbedeling moet worden vastgesteld per 1 januari 2014, met behulp van een door de rechtbank te benoemen deskundige, omdat de Westbeer sinds die datum feitelijk door eisers is gedreven en voor hun rekening en risico komt. Er hoeft dan geen tussentijdse jaarrekening te worden opgesteld. De datum waartegen de waarde van overbedeling wordt vastgesteld, is dan gelijk aan het einde van het boekjaar van de Westbeer.
3.3.
Gedaagde voert verweer strekkende tot afwijzing van het gevorderde. Gedaagde erkent dat er spanningen waren, maar die waren niet alleen aan hem te wijten. Hij betwist dat de vertrouwensbreuk alleen door hem is veroorzaakt. Hij wilde als medevennoot inzicht in de administratie, maar kreeg die niet. De gesprekken bij Zwaartekracht hebben niet tot overeenstemming geleid. Gedaagde is steeds bereid en in staat geweest voor de Westbeer te werken. Doordat eisers de sloten hadden veranderd kon hij feitelijk niet aan de slag. Hij betwist dat uit het feit dat hij de Korenbeurs is begonnen kan worden afgeleid dat hij in uittreden heeft berust. Verder voert gedaagde aan dat partiële ontbinding ook leidt tot ontbinding van de vennootschap. Partiële ontbinding is niet toegestaan met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2014. Ontbinding kan pas vanaf het moment dat de rechtbank uitspraak doet. Tot slot voert gedaagde aan dat de vordering van eisers met betrekking tot het benoemen van een deskundige door de rechtbank dient te worden afgewezen, omdat daar geen reden toe is.
Er kan uitvoering worden gegeven aan het bepaalde in artikel 15 lid 4 van de overeenkomst. Partijen kunnen ieder een eigen deskundige aanwijzen, om hen gezamenlijk de waarde van de Westbeer te laten bepalen.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank concludeert uit de stellingen van gedaagde, bij antwoord en ter zitting, dat hij berust in de partiële ontbinding van de overeenkomst. De rechtbank gaat daarom voorbij aan de vraag of er sprake is van een gewichtige reden om de overeenkomst partieel te ontbinden en zal de vordering van eisers op dat punt toewijzen.
4.2.
De wet biedt geen ruimte voor partiële ontbinding van de overeenkomst met terugwerkende kracht, zodat de ontbinding per heden zal worden uitgesproken.
4.3.
Ingevolge artikel 7a:1684 lid 2 BW is het mogelijk dat de rechter voorwaarden verbindt aan de ontbinding van de overeenkomst. De voorwaarden kunnen betrekking hebben op de vennootschapsrechtelijke betrekkingen tussen de vennoten onderling, maar ook op de relatie van de vennootschap met derden. De rechtbank ziet aanleiding hiertoe. Uit de stellingen van partijen blijkt dat gedaagde sinds 22 november 2013 geen inbreng meer in de Westbeer heeft gehad. Ook blijkt uit e-mails van gedaagde dat hij vanaf maart 2014 feitelijk geen tijd meer voor de Westbeer had. Bepaling van de waarde van overbedeling per 1 januari 2014 zoals voorgestaan door eisers, is dan redelijk, mede gelet op het praktische feit dat de jaarrekening ook per die datum is/wordt opgesteld.
4.4.
De rechtbank zal verder bepalen dat de Westbeer geacht wordt vanaf 1 januari 2014 door eisers te zijn gedreven en voor hun rekening en risico komt. Gedaagde zal worden gevrijwaard van aansprakelijkheid voor eventuele vorderingen op de Westbeer die zijn ontstaan of kunnen ontstaan na 1 januari 2014. Voor zover gedaagde door derden wordt aangesproken heeft hij voor die vorderingen regres op eisers.
4.5.
Partijen hebben geen overeenstemming kunnen bereiken over de waarde van overbedeling. Partijen zijn in artikel 15 lid 4 van de overeenkomst overeengekomen dat indien zij er in onderling overleg niet uitkomen zij ieder een eigen deskundige aanwijzen en dat de aangewezen deskundigen ook een deskundige aanwijzen om hen gezamenlijk de waarde van de Westbeer te laten bepalen. De rechtbank ziet geen reden om hiervan af te wijken en wijst de vordering van eisers tot het benoemen van een deskundige door de rechtbank af.
4.6.
Aangezien beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld zal de rechtbank de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
ontbindt de vennootschap onder firma, de Westbeer, partieel met ingang van 30 september 2015, in die zin dat deze ten aanzien van gedaagde eindigt,
5.2.
bepaalt dat de vennootschap onder firma, de Westbeer, vanaf 1 januari 2014 voor rekening en risico van eisers wordt gedreven,
5.3.
bepaalt dat partijen uitvoering geven aan artikel 15 lid 4 van de overeenkomst, waarbij de peildatum voor bepaling van de waarde van het wegens overbedeling door eisers aan gedaagde verschuldigde 1 januari 2014 is,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2015.
AR